Persoonlijkheidspsychologie
Inleiding:
Klassieke theoretische oriëntaties:
- Psychodynamische theorieën: Freud & Horney
- Humanistische/existentiële theorieën: Rogers
- Dispositionele theorieën: Allport, McCrae & Costa
- Biologische theorieën: Eysenck
- Leer- en cognitieve theorieën: Mischel
Wat is persoonlijkheid?
- Woord komt v “persona” (= latijns voor “masker”)
- Definitie persoonlijkheid: een patroon v relatief permanente karaktertrekken (traits) en
unieke kenmerken die zowel vr consistentie als individualiteit zorgen in het gedrag v een
persoon
- Traits (trekken):
➔ Consistentie over tijd
➔ Individuele verschillen in gedrag
➔ Stabiliteit over situaties
- Kenmerken:
➔ Unieke kwaliteiten (bv. temperament, intelligentie)
Wat is een theorie?
- Definitie theorie = een set v gerelateerde veronderstellingen die wetenschappers
toelaten om op basis v logisch deductief redeneren testbare hypotheses te formuleren
Theorie is verwant met, maar verschillend van:
- Speculatie: theorie moet verbonden w aan empirische data en wetenschap
- Hypothese: specifiek vermoeden dat kan getest w adhv een wetenschappelijke methode
- Taxonomie: classificatie volgens natuurlijke relaties
Waarom bestaan er meerdere theorieën?
- Verschillende persoonlijke achtergronden:
➔ Ervaringen tijdens de kindertijd
➔ Interpersoonlijke relaties
- Verschillende filosofische oriëntaties
- Data die gekozen w om te observeren is verschillend
- Unieke manieren om nr de wereld te kijken
De persoonlijkheid v theoretici en hun theorieën over persoonlijkheid
- ‘psychology of science’ (psychologie vd wetenschap)
➔ De empirische studie vh wetenschappelijk denken en gedrag (inclusief theorie
constructie) v een wetenschapper
➔ De persoonlijkheden en de psychologie v verschillende theoretici beïnvl de aard vd
theorieën die ze ontw
Wat maakt een theorie zinvol: criteria vr het evalueren/beoordelen v een theorie
- Genereert onderzoek
- Is falsifieerbaar (te verifiëren, controleren)
- Organiseert gekende data
- Leidt handelen (praktisch)
- Is intern consistent
- Is spaarzaam (niet complexer dan noodz is)
Dimensies voor een ‘concept’ over de mensheid
1
,- Determinisme VS vrije keuze
- Pessimisme VS optimisme
- Causaliteit VS teleologie
- Bewuste VS onbewuste determinanten v gedrag
- Biologische VS sociale invloeden op persoonlijkheid
- Individualiteit VS similariteit (gelijkenis)
Onderzoek nr persoonlijkheidstheorieën
- Moet onderzoek genereren
➔ Theorie geeft betekenis aan data
➔ Data komen voort uit onderzoek ontworpen om hypotheses te testen die afgeleid z
vd theorie
- Systematische observaties
➔ Predicties (voorspellingen) z consistent en accuraat
- 2 empirische criteria voor meetinstrumenten
➔ Betrouwbaarheid (reliability): consistentie vh meten
➔ Validiteit:
• Construct validiteit: convergerend, divergerend en discriminant
• Predictieve validiteit
Hoofdstuk 1: Freud
Psychodynamische theorieën:
- Psychoanalyse: methode die Freud toepaste bij behandeling v psychische stoornissen
- Psychoanalytische theorie: persoonlijkheidstheorie v Freud
➔ Bouwstenen: seks + agressie
➔ Verspreid door toegewijde groep
➔ Briljante taal (Goethe prijs vr literatuur)
Biografie v Freud:
- ° Freiberg in 1856
- Grootste deel v leven in Wenen
- Oudste zoon van 8 kinderen
- Studeerde geneeskunde, specialisatie in psychiatrie ; interesse vr wetenschap
- Bestudeerde ‘hysterie’ samen met Charcot & Breuer (gevalsstudie Anna O.)
➔ Studies over hysterie (1895)
- Verliet verleidingstheorie in 1897 en verving deze door “Oedipus complex”
- Schreef in 1900 “interpretation of dreams”
- Ontwikkelde na 1900 een internationale aanhang
- Uit Oostenrijk verdreven door nazi’s in 1938
- † Londen in 1939
Niveaus van het mentale leven:
2
, = Freud’s model vd geest
- Onbewuste
➔ Buiten bewustzijn
• Omvat driften en instincten
• Is alleen indirect/onrechtstreeks gekend
➔ 2 bronnen v onbewuste processen: repressie
(verdrukking) en fylogenetische gave (= vuilbakcategorie)
- Voorbewuste
➔ Niet in bewustzijn aanwezig, maar kan het worden
- Bewuste
➔ Mentale leven dat direct beschikbaar is, speelt een
beperkte rol
Niveaus van bewustzijn:
- Bewustzijn: hersenprocessen waarvan we bewust z
➔ Bv: nadenken over hoe iets oplossen of aan wat denk je nu?
- Niet-bewuste: alle processen in de hersenen die buiten het bewustzijn omgaan
➔ Bv: hartslag, ademen, controle interne organen)
- Voorbewuste: info die op dit moment niet in het bewustzijn aanwezig is, maar naar het
bewustzijn kan gebracht w als er aandacht aan gegeven w
➔ Bv: wat heb je gisterenavond gedaan?
- Onbewuste: ‘doof’ niveau waar bepaalde info zonder wij er iets van merken w
opgeslagen en verwerkt
➔ Bv: wat we niet onder ogen willen zien
Freud’s onbewuste niveau:
- Deel vd geest waarvan het individu zich niet bewust is, maar waar zich onderdrukte
conflicten, impulsen en drijfveren bevinden die geen toegang hebben tot het bewuste
- Bronnen:
➔ Repressie = ervaringen die angst opwekken verdringen
➔ Fylogenetische gave = collectief overgeërfde ervaringen
Structuren vd geest:
- Id = primitieve, onbewuste deel vd persoonlijkhd. Bevat fundamentele drijfveren en
onderdrukte herinneringen
➔ Plezierprincipe/instincten
➔ Primaire proces
- Ego = het bewuste, rationele deel vd persoonlijkhd, dat is belast met handhaven vd vrede
tss id en superego. Beschikt over afweermechanismen
➔ Realiteitsprincipe
➔ Secundaire proces
➔ Gezond mens heeft goed ontwikkeld ego
- Superego = deel vd persoonlijkhd dat onze normen en waarden bevat, inclusief morele
attitudes die z overgenomen v ouders en maatschappij; te vergelijken met het meer
alledaagse begrip ‘geweten’,; omvat ook het ‘ego-ideaal’
➔ Idealistisch/moraliteits principe
➔ Geweten
➔ Ego-ideaal
3
Inleiding:
Klassieke theoretische oriëntaties:
- Psychodynamische theorieën: Freud & Horney
- Humanistische/existentiële theorieën: Rogers
- Dispositionele theorieën: Allport, McCrae & Costa
- Biologische theorieën: Eysenck
- Leer- en cognitieve theorieën: Mischel
Wat is persoonlijkheid?
- Woord komt v “persona” (= latijns voor “masker”)
- Definitie persoonlijkheid: een patroon v relatief permanente karaktertrekken (traits) en
unieke kenmerken die zowel vr consistentie als individualiteit zorgen in het gedrag v een
persoon
- Traits (trekken):
➔ Consistentie over tijd
➔ Individuele verschillen in gedrag
➔ Stabiliteit over situaties
- Kenmerken:
➔ Unieke kwaliteiten (bv. temperament, intelligentie)
Wat is een theorie?
- Definitie theorie = een set v gerelateerde veronderstellingen die wetenschappers
toelaten om op basis v logisch deductief redeneren testbare hypotheses te formuleren
Theorie is verwant met, maar verschillend van:
- Speculatie: theorie moet verbonden w aan empirische data en wetenschap
- Hypothese: specifiek vermoeden dat kan getest w adhv een wetenschappelijke methode
- Taxonomie: classificatie volgens natuurlijke relaties
Waarom bestaan er meerdere theorieën?
- Verschillende persoonlijke achtergronden:
➔ Ervaringen tijdens de kindertijd
➔ Interpersoonlijke relaties
- Verschillende filosofische oriëntaties
- Data die gekozen w om te observeren is verschillend
- Unieke manieren om nr de wereld te kijken
De persoonlijkheid v theoretici en hun theorieën over persoonlijkheid
- ‘psychology of science’ (psychologie vd wetenschap)
➔ De empirische studie vh wetenschappelijk denken en gedrag (inclusief theorie
constructie) v een wetenschapper
➔ De persoonlijkheden en de psychologie v verschillende theoretici beïnvl de aard vd
theorieën die ze ontw
Wat maakt een theorie zinvol: criteria vr het evalueren/beoordelen v een theorie
- Genereert onderzoek
- Is falsifieerbaar (te verifiëren, controleren)
- Organiseert gekende data
- Leidt handelen (praktisch)
- Is intern consistent
- Is spaarzaam (niet complexer dan noodz is)
Dimensies voor een ‘concept’ over de mensheid
1
,- Determinisme VS vrije keuze
- Pessimisme VS optimisme
- Causaliteit VS teleologie
- Bewuste VS onbewuste determinanten v gedrag
- Biologische VS sociale invloeden op persoonlijkheid
- Individualiteit VS similariteit (gelijkenis)
Onderzoek nr persoonlijkheidstheorieën
- Moet onderzoek genereren
➔ Theorie geeft betekenis aan data
➔ Data komen voort uit onderzoek ontworpen om hypotheses te testen die afgeleid z
vd theorie
- Systematische observaties
➔ Predicties (voorspellingen) z consistent en accuraat
- 2 empirische criteria voor meetinstrumenten
➔ Betrouwbaarheid (reliability): consistentie vh meten
➔ Validiteit:
• Construct validiteit: convergerend, divergerend en discriminant
• Predictieve validiteit
Hoofdstuk 1: Freud
Psychodynamische theorieën:
- Psychoanalyse: methode die Freud toepaste bij behandeling v psychische stoornissen
- Psychoanalytische theorie: persoonlijkheidstheorie v Freud
➔ Bouwstenen: seks + agressie
➔ Verspreid door toegewijde groep
➔ Briljante taal (Goethe prijs vr literatuur)
Biografie v Freud:
- ° Freiberg in 1856
- Grootste deel v leven in Wenen
- Oudste zoon van 8 kinderen
- Studeerde geneeskunde, specialisatie in psychiatrie ; interesse vr wetenschap
- Bestudeerde ‘hysterie’ samen met Charcot & Breuer (gevalsstudie Anna O.)
➔ Studies over hysterie (1895)
- Verliet verleidingstheorie in 1897 en verving deze door “Oedipus complex”
- Schreef in 1900 “interpretation of dreams”
- Ontwikkelde na 1900 een internationale aanhang
- Uit Oostenrijk verdreven door nazi’s in 1938
- † Londen in 1939
Niveaus van het mentale leven:
2
, = Freud’s model vd geest
- Onbewuste
➔ Buiten bewustzijn
• Omvat driften en instincten
• Is alleen indirect/onrechtstreeks gekend
➔ 2 bronnen v onbewuste processen: repressie
(verdrukking) en fylogenetische gave (= vuilbakcategorie)
- Voorbewuste
➔ Niet in bewustzijn aanwezig, maar kan het worden
- Bewuste
➔ Mentale leven dat direct beschikbaar is, speelt een
beperkte rol
Niveaus van bewustzijn:
- Bewustzijn: hersenprocessen waarvan we bewust z
➔ Bv: nadenken over hoe iets oplossen of aan wat denk je nu?
- Niet-bewuste: alle processen in de hersenen die buiten het bewustzijn omgaan
➔ Bv: hartslag, ademen, controle interne organen)
- Voorbewuste: info die op dit moment niet in het bewustzijn aanwezig is, maar naar het
bewustzijn kan gebracht w als er aandacht aan gegeven w
➔ Bv: wat heb je gisterenavond gedaan?
- Onbewuste: ‘doof’ niveau waar bepaalde info zonder wij er iets van merken w
opgeslagen en verwerkt
➔ Bv: wat we niet onder ogen willen zien
Freud’s onbewuste niveau:
- Deel vd geest waarvan het individu zich niet bewust is, maar waar zich onderdrukte
conflicten, impulsen en drijfveren bevinden die geen toegang hebben tot het bewuste
- Bronnen:
➔ Repressie = ervaringen die angst opwekken verdringen
➔ Fylogenetische gave = collectief overgeërfde ervaringen
Structuren vd geest:
- Id = primitieve, onbewuste deel vd persoonlijkhd. Bevat fundamentele drijfveren en
onderdrukte herinneringen
➔ Plezierprincipe/instincten
➔ Primaire proces
- Ego = het bewuste, rationele deel vd persoonlijkhd, dat is belast met handhaven vd vrede
tss id en superego. Beschikt over afweermechanismen
➔ Realiteitsprincipe
➔ Secundaire proces
➔ Gezond mens heeft goed ontwikkeld ego
- Superego = deel vd persoonlijkhd dat onze normen en waarden bevat, inclusief morele
attitudes die z overgenomen v ouders en maatschappij; te vergelijken met het meer
alledaagse begrip ‘geweten’,; omvat ook het ‘ego-ideaal’
➔ Idealistisch/moraliteits principe
➔ Geweten
➔ Ego-ideaal
3