Snelheid
- Verzamelbegrip want er zijn verschillende vormen van snelheid
• Belangrijke eigenschappen zoals kracht, uithouding, lenigheid
• Nodig in heel veel sporten
• Individuele verschillen
o Snelheid op verschillende manieren invullen
• Resultante van de inwerking van een kracht op een massa
o Een externe kracht gaat inwerken op een object en dit zorgt voor een snelheid en
een versnelling
• Eigenschap die toelaat om motorische acties in een minimale tijd uit te voeren
• Onderscheid tussen acyclische (werpen, stoten, …) en cyclische bewegingen
(lopen/roeien/…)
• Snelheid (v) = Δs/Δt → verandering van positie of afgelegde weg (s) ifv tijd (t)
• Versnelling (a) = Δv/Δt → verandering van snelheid (v) ifv tijd (t) (m/s2)
• Versnelling – kracht:
o kracht (F) = m x a
o versnelling (a) = F/m
• Snelheid - agility
• Training & testing
Prestatiebepalende factoren ifv snelheid
• Spiervezelsamenstelling
• Biochemische eigenschappen
• Spierkracht
• Coördinatie
• Elasticiteit
• Rekvermogen
• Opwarming
o Voor de doorbloeding en de geleidingssnelheid op te starten
o Mentale voorbereiding
o Enzymen activeren, optimaliseren van de temperaturen om alle processen optimaal
te laten verlopen
• Vermoeidheid (snelheid verliezen)
Spiervezelsamenstelling + biochemie
Verschillende types, gebaseerd op structuur, biochemische of fysiologische eigenschappen
Snelle (type 2a&b, fast twitch) vs trage (type 1, slow twitch) vezels:
• FT: grote alphaMN met fasische activiteit (hoge geleidingssnelheid, veel ontwikkelde kracht)
• ST: kleiner alpha MN met tonische activiteit
Max snelheid voor beweging is afhankelijk van aantal FT => hogere contractiesnelheid en
krachtontwikkeling
Size principle: hoe meer behoefte aan kracht/vermogen, hoe meer FT
1
, • 2 verschillende motor neuronen: 1 met een grote diameter en een andere met een kleinere
diameter. Hoe groter de neuron, hoe meer spiervezels er kunnen aangestuurd worden, meer
krachtproductie en een grotere geleidingssnelheid -> op kortere tijd meer kracht
• Type 1: meer doorbloeding
• Kan beïnvloed worden door training, vooral 2b => 2a (2 => 1?); maar er is belangrijke
erfelijkheidsfactor (snelheid heb je, natuurlijke selectie)
• Energielevering voor maximale snelheid:
o Afbraak ATP voor 1-2 seconden
o Re-synthese door PCr voor 6-8 sec
o De anaerobe afbraak van glycogeen (=lactische anaerobe glycolyse)
• Bvb 100m spurt 10mmol lactaat… dus zeker voor
sprinter is het van belang om ATP en PCr pools zo
groot mogelijk te maken door specifieke krachttraining
(volume toename) en anaerobe training
o Hoe groter voorraad ATP en CP -> minder
hard belasten van andere systemen
2
- Verzamelbegrip want er zijn verschillende vormen van snelheid
• Belangrijke eigenschappen zoals kracht, uithouding, lenigheid
• Nodig in heel veel sporten
• Individuele verschillen
o Snelheid op verschillende manieren invullen
• Resultante van de inwerking van een kracht op een massa
o Een externe kracht gaat inwerken op een object en dit zorgt voor een snelheid en
een versnelling
• Eigenschap die toelaat om motorische acties in een minimale tijd uit te voeren
• Onderscheid tussen acyclische (werpen, stoten, …) en cyclische bewegingen
(lopen/roeien/…)
• Snelheid (v) = Δs/Δt → verandering van positie of afgelegde weg (s) ifv tijd (t)
• Versnelling (a) = Δv/Δt → verandering van snelheid (v) ifv tijd (t) (m/s2)
• Versnelling – kracht:
o kracht (F) = m x a
o versnelling (a) = F/m
• Snelheid - agility
• Training & testing
Prestatiebepalende factoren ifv snelheid
• Spiervezelsamenstelling
• Biochemische eigenschappen
• Spierkracht
• Coördinatie
• Elasticiteit
• Rekvermogen
• Opwarming
o Voor de doorbloeding en de geleidingssnelheid op te starten
o Mentale voorbereiding
o Enzymen activeren, optimaliseren van de temperaturen om alle processen optimaal
te laten verlopen
• Vermoeidheid (snelheid verliezen)
Spiervezelsamenstelling + biochemie
Verschillende types, gebaseerd op structuur, biochemische of fysiologische eigenschappen
Snelle (type 2a&b, fast twitch) vs trage (type 1, slow twitch) vezels:
• FT: grote alphaMN met fasische activiteit (hoge geleidingssnelheid, veel ontwikkelde kracht)
• ST: kleiner alpha MN met tonische activiteit
Max snelheid voor beweging is afhankelijk van aantal FT => hogere contractiesnelheid en
krachtontwikkeling
Size principle: hoe meer behoefte aan kracht/vermogen, hoe meer FT
1
, • 2 verschillende motor neuronen: 1 met een grote diameter en een andere met een kleinere
diameter. Hoe groter de neuron, hoe meer spiervezels er kunnen aangestuurd worden, meer
krachtproductie en een grotere geleidingssnelheid -> op kortere tijd meer kracht
• Type 1: meer doorbloeding
• Kan beïnvloed worden door training, vooral 2b => 2a (2 => 1?); maar er is belangrijke
erfelijkheidsfactor (snelheid heb je, natuurlijke selectie)
• Energielevering voor maximale snelheid:
o Afbraak ATP voor 1-2 seconden
o Re-synthese door PCr voor 6-8 sec
o De anaerobe afbraak van glycogeen (=lactische anaerobe glycolyse)
• Bvb 100m spurt 10mmol lactaat… dus zeker voor
sprinter is het van belang om ATP en PCr pools zo
groot mogelijk te maken door specifieke krachttraining
(volume toename) en anaerobe training
o Hoe groter voorraad ATP en CP -> minder
hard belasten van andere systemen
2