FUNCTIONELE ANATOMIE: ROMP + BOVENSTE LIDMAAT
MYOLOGIE
HET DIAFRAGMA OF MIDDENRIF
Belangrijkste ademhalingsspier, vormt de scheiding tussen de thoracale en abdominale holte met enkele
openingen
OORSPRONG
- Rondom de diepe zijde van de thorax
- Ventrale deel ligt cranialer dan het dorsale deel
3 oorsprongsedelen
- Pars sternalis: het kleinste deel, 2 korte symmetrische bundels aan de diepe dorsale zijde van de
processus xiphoideus en insereert een de ventrale zijden van centrum tendineum
- Pars costalis: binnenzijde ribkraakbeen 7-12, langere vezels dan pars sternalis, insereren op ventrale
en laterale zijde centrum tendineum
- Pars lumbalis: 2 crura (pootjes) vormen het centrale deel van pars lumbalis:
Crus dextrum: oorsprong op de ventrale zijde van het corpus van de drie of vier bovenste lumbale
wervels
Crus sinistrum: oorsprong op de ventrale zijde van het corpus van de 2-3 bovenste lumbale
wervels
Aan de ventrale zijde thv T12-L1 lopen beide crura naar de middenlijn toe
Lateraal van deze crura zijn er nog wat oorsprongsplaatsen:
- Op de laterale vlakte van corpus L2 + Ligamentum arcuatum mediale
Dit is een pezige versterking van de fascia iliaca, overdekt de psoas en is gespannen tussen corpus
L1(2) – processus costalis
- Ligamentum arcuatum laterale: versterking van het ventrale blad van de fascia thoracolumbalis,
ventraal van de quadratus lumborum, gespannen tussen top processus costalis L1(2) – 12 de rib
Deze vezels insereren op de dorsolaterale randen van centrum tendineum
INERTIE
- Vezels lopen bijna verticaal naar het peesblad die in het hoogste deel van het diafragma ligt
Centrum tendineum: ligt dichter bij de anterieure rand dan bij de posterieure rand
DIAFRAGMAKOEPELS
In het midden (bovenaan) is het diafragma wat ingedeukt tgv het hart (pericard) die erop rust, zo wordt het
diafragma in 2 koepels gesplitst:
- Rechter koepel: reikt tot ongeveer de hoogte van de 4de tussenribruimte en ligt boven de lever
- Linker koepel: reikt tot 5de tussenribruimte, ligt boven maag en onder hart
Volgende niveaus gelden voor een persoon in liggende houding:
- De rechter leverkwab vult de rechterkoepel en komt tot in de 4 de intercostaal ruimte
, - De linker leverkwab ligt onder centrum tendineum en bereikt de top van linker koepel
- Fundus van maag ligt onder linker koepel, komt ten hoogste tot in 5 de intercostaal ruimte
- Hart ligt op centrum tendineum iets naar links, pericard is vergroeit met centrum tendineum
Hartpunt ongeveer in 5de intercostaalruimte, mediaal van de midclaviculaire lijn
OPENINGEN IN DIAFRAGMA
- Hiatus aorticus: wordt gevormd door de 2 crura die naar elkaar toelopen in een boogvorm, het meest
craniale punt van boog wordt gevormd door het ligamentum arcuatum mediana
Hierdoor loopt de aorta en de ductus thoracicus (lymfe) die al het lymfe van abdomen en
onderste lidmaten naar de v. subclavia sinistra brengt
De randen van de hiatus zijn pezig, belangrijk want zo vernauwt de hiatus niet bij contractie
De opening van de aorta ligt niet IN het diafragma maar er juist posterieur van
- Hiatus oesophagus: boven de hiatus aorticus kruisen de crura nogmaals( de rechter crus loopt langs
dorsaal naar de linkerzijde ), links van de middenlijn thv T10 en omringen het gat voor de passage van
de oesophagus + N. vagus links en rechts
Deze opening bevat een vlezige spierrand zodat tijdens inspiratie de oesophagus wel wordt
afgesloten
Beide crura lopen daarna weer samen om aan het mediale gedeelte van de dorsale rand van het
centrum tendineum te insereren
- Foramen V. cavae: ligt midden in het centrum tendineum, rechts van de middenlijn
Passage van V. cava inferior en takken van de rechter N. phrenicus
Contractie van het diafragma veroorzaakt GEEN constrictie van de V. cava
De randen van de opening zijn vergroeit met v. cava waardoor hij verbreedt bij contractie
- Kleinere spleten tussen oorsprongsdelen:
Pars lumbalis: spleet voor N. splachnici major, minor en imus en V. azygos/hemiazygos
Dorsaal van lig. Arcuatum mediale, mediaal van de psoas: spleet voor truncus sympathicus
- Trigonum lumbocostale van Bochdalek: Driehoekige spleet tussen pars lumbalis en pars costalis, basis
naar distaal, top gericht naar centrum tendineum: in de thorax is het bedekt door pleura, in het
abdomen ligt de nier hier ventraal van
- Trigonum sternocostale van Morgagni: driehoekige spleet tussen pars sternalis en pars costalis, basis
naar distaal, top naar centrum tendineum
Passage van A. thoracis interna die verder loopt als A. epigastrica superior (en anterieure rami van
N. phrenicus)
FUNCTIE DIAFRAGMA:
- Wordt plat bij contractie volume thorax vergroot inademhalingsspier (=ritmische contractie)
- Contraheert willekeurig: druk in buikholte vergroten inhoud van organen in bekken naar buiten
duwen: defecatie en urinering
- Bij heffen: opbouwen intrabdominale druk als stabilisatie van (lumbale) wervelkolom
INNERVATIE DIAFRAGMA
Linker en rechter N. phrenicus (C3,C4,C5)
,Recessus costodiafragmaticus: goot tussen ribben en diafragma, de wand van de goot is longvlies of pariëtale
pleura
Ligging diafragma:
- Koepels kunnen op en neer gaan zonder dat het hart mee beweegt
- Normale verplaatsing van centrum tendineum is zeer gering
- De verplaatsing van de koepels zijn voor ademhaling veel belangrijker dan die van het centrum
tendineum
- Bij vrouw ligt diafragma hoger dan man
- Bij kind hoger dan volwassenen, bij volwassenen hoger dan bij oude mensen
SCHOUDERGORDELSPIEREN
SCAPULOHUMERALE SPIEREN; ROTATORCUFFSPIEREN:
M. supraspinatus
Grote fysiologische doorsnede, vaak beschadigt. Oppervlakkig bedekt door de trapezius.
O: Mediaal deel fossa supraspinata
Pees loopt onder het acromion en lig. Coracoacromiale door (van acromion gescheiden door bursa
subacromialis)
I: Craniale anterieure aspect van de tuberculum majus
Werking:
- Abductie tot 70-90 graden, ondersteunend aan de deltoideus, vooral het initiëren van de beweging.
Vanaf 90 graden supraspinatus geen werking meer
- Dynamische Stabilisatie schouder: fixatie van de kop in de cavitas
- Kapselspanner: insertie op kapsel, voorkomt dat het kapsel in spleet komt
Inn: N. suprascapularis; uit truncus superior plexus brachialis naar de fossa supraspinata via de incisura
scapulae (onder het lig. Transversum scapulae superius.
M. infraspinatus
Grote fysiologische doorsnede, gedeeltelijk bedekt door trapezius en deltoideus
Ligging: tussen inferieure rand trapezius, dorsale rand deltoideus, craniale rand latissimus, bedekt door fascia
infraspinata
O: fossa infraspinata en het fascia die de spier bedekt
I: caudaal van supraspinatus, craniaal van teres minor op de dorsolaterale zijde van tuberculum majus,
versmolten met capsula articularis en omliggende pezen.
Werkig:
- Exorotatie: krachtigste exorotator
- Dynamische Stabilisatie schouder: dorsaal van het gewricht
, - Vaak aangedane spier
Inn: N. suprascapularis: uit truncus superior fossa supraspinata via incisura scapulae onder lig. Transversum
scapulae superius fossa infraspinata langs de incisura spinaglenoidalis (onder lig. Transversum scapulae inf.)
M. teres minor
Moeilijk te onderscheiden van M. infraspinatus
O: fossa infrapsinata, margo lateralis tussen tuberculum infraglenoidale en oorsprong teres major
I: loopt dorsaal van caput longum triceps meest dorsale aspect van tuberculum majus, versmolten (onder)
met infraspinatus en kapsel
Werking:
- Exorotatie: syngergist met infraspinatus
- Dynamische stabilisatie: verhinderen translatie naar craniaal oiv deltoideus. Verhindert samen met
infraspinatus posterieure luxatie
- Lichte retroflexie vanuit anteflexie
Inn: N. axilaris uit fasciculus posterior quadrelaterium tricipitohumerale
M. subscapularis
O: facies costalis, fascia subscapularis
Verloop/I: Vezels convergeren naar craniolateraal, lopen onder het processus coracoidues tuberculum
minus – proximaal crista tuberculi minoris en kapsel.
Tussen het kapsel en insertiepees ligt een bursa synovialis musculi subscapularis.
Werking:
- Endorotatie: antagonist van infraspinatus, teres minor en pars spinalis deltoideus
- Dynamische stabiliteit langs ventraal: houdt caput in cavitas (tijdens abductie)
- Lichte adductie
- Kapselspanner
Inn: N. subscapularis superior en inferior uit fasciculus psoterior
ANDERE SCAPULOHUMERALE SPIEREN:
M. teres major
‘kleine helper’ van latissimus dorsi
O: Dorsaal op scapula, caudaal margo lateralis net boven angulus inferior
Verloop/I: naar cranio lateraal in een goot gevormd door de spiraalpees van lats, ventraal caput longus triceps
crista tuberculi minoris, langs anterieur bedekt door pees van lats
Werking:
- Adductie, retroflexie: arm kruisen achter de rug
- Endorotatie (synergist met subscapularis)
MYOLOGIE
HET DIAFRAGMA OF MIDDENRIF
Belangrijkste ademhalingsspier, vormt de scheiding tussen de thoracale en abdominale holte met enkele
openingen
OORSPRONG
- Rondom de diepe zijde van de thorax
- Ventrale deel ligt cranialer dan het dorsale deel
3 oorsprongsedelen
- Pars sternalis: het kleinste deel, 2 korte symmetrische bundels aan de diepe dorsale zijde van de
processus xiphoideus en insereert een de ventrale zijden van centrum tendineum
- Pars costalis: binnenzijde ribkraakbeen 7-12, langere vezels dan pars sternalis, insereren op ventrale
en laterale zijde centrum tendineum
- Pars lumbalis: 2 crura (pootjes) vormen het centrale deel van pars lumbalis:
Crus dextrum: oorsprong op de ventrale zijde van het corpus van de drie of vier bovenste lumbale
wervels
Crus sinistrum: oorsprong op de ventrale zijde van het corpus van de 2-3 bovenste lumbale
wervels
Aan de ventrale zijde thv T12-L1 lopen beide crura naar de middenlijn toe
Lateraal van deze crura zijn er nog wat oorsprongsplaatsen:
- Op de laterale vlakte van corpus L2 + Ligamentum arcuatum mediale
Dit is een pezige versterking van de fascia iliaca, overdekt de psoas en is gespannen tussen corpus
L1(2) – processus costalis
- Ligamentum arcuatum laterale: versterking van het ventrale blad van de fascia thoracolumbalis,
ventraal van de quadratus lumborum, gespannen tussen top processus costalis L1(2) – 12 de rib
Deze vezels insereren op de dorsolaterale randen van centrum tendineum
INERTIE
- Vezels lopen bijna verticaal naar het peesblad die in het hoogste deel van het diafragma ligt
Centrum tendineum: ligt dichter bij de anterieure rand dan bij de posterieure rand
DIAFRAGMAKOEPELS
In het midden (bovenaan) is het diafragma wat ingedeukt tgv het hart (pericard) die erop rust, zo wordt het
diafragma in 2 koepels gesplitst:
- Rechter koepel: reikt tot ongeveer de hoogte van de 4de tussenribruimte en ligt boven de lever
- Linker koepel: reikt tot 5de tussenribruimte, ligt boven maag en onder hart
Volgende niveaus gelden voor een persoon in liggende houding:
- De rechter leverkwab vult de rechterkoepel en komt tot in de 4 de intercostaal ruimte
, - De linker leverkwab ligt onder centrum tendineum en bereikt de top van linker koepel
- Fundus van maag ligt onder linker koepel, komt ten hoogste tot in 5 de intercostaal ruimte
- Hart ligt op centrum tendineum iets naar links, pericard is vergroeit met centrum tendineum
Hartpunt ongeveer in 5de intercostaalruimte, mediaal van de midclaviculaire lijn
OPENINGEN IN DIAFRAGMA
- Hiatus aorticus: wordt gevormd door de 2 crura die naar elkaar toelopen in een boogvorm, het meest
craniale punt van boog wordt gevormd door het ligamentum arcuatum mediana
Hierdoor loopt de aorta en de ductus thoracicus (lymfe) die al het lymfe van abdomen en
onderste lidmaten naar de v. subclavia sinistra brengt
De randen van de hiatus zijn pezig, belangrijk want zo vernauwt de hiatus niet bij contractie
De opening van de aorta ligt niet IN het diafragma maar er juist posterieur van
- Hiatus oesophagus: boven de hiatus aorticus kruisen de crura nogmaals( de rechter crus loopt langs
dorsaal naar de linkerzijde ), links van de middenlijn thv T10 en omringen het gat voor de passage van
de oesophagus + N. vagus links en rechts
Deze opening bevat een vlezige spierrand zodat tijdens inspiratie de oesophagus wel wordt
afgesloten
Beide crura lopen daarna weer samen om aan het mediale gedeelte van de dorsale rand van het
centrum tendineum te insereren
- Foramen V. cavae: ligt midden in het centrum tendineum, rechts van de middenlijn
Passage van V. cava inferior en takken van de rechter N. phrenicus
Contractie van het diafragma veroorzaakt GEEN constrictie van de V. cava
De randen van de opening zijn vergroeit met v. cava waardoor hij verbreedt bij contractie
- Kleinere spleten tussen oorsprongsdelen:
Pars lumbalis: spleet voor N. splachnici major, minor en imus en V. azygos/hemiazygos
Dorsaal van lig. Arcuatum mediale, mediaal van de psoas: spleet voor truncus sympathicus
- Trigonum lumbocostale van Bochdalek: Driehoekige spleet tussen pars lumbalis en pars costalis, basis
naar distaal, top gericht naar centrum tendineum: in de thorax is het bedekt door pleura, in het
abdomen ligt de nier hier ventraal van
- Trigonum sternocostale van Morgagni: driehoekige spleet tussen pars sternalis en pars costalis, basis
naar distaal, top naar centrum tendineum
Passage van A. thoracis interna die verder loopt als A. epigastrica superior (en anterieure rami van
N. phrenicus)
FUNCTIE DIAFRAGMA:
- Wordt plat bij contractie volume thorax vergroot inademhalingsspier (=ritmische contractie)
- Contraheert willekeurig: druk in buikholte vergroten inhoud van organen in bekken naar buiten
duwen: defecatie en urinering
- Bij heffen: opbouwen intrabdominale druk als stabilisatie van (lumbale) wervelkolom
INNERVATIE DIAFRAGMA
Linker en rechter N. phrenicus (C3,C4,C5)
,Recessus costodiafragmaticus: goot tussen ribben en diafragma, de wand van de goot is longvlies of pariëtale
pleura
Ligging diafragma:
- Koepels kunnen op en neer gaan zonder dat het hart mee beweegt
- Normale verplaatsing van centrum tendineum is zeer gering
- De verplaatsing van de koepels zijn voor ademhaling veel belangrijker dan die van het centrum
tendineum
- Bij vrouw ligt diafragma hoger dan man
- Bij kind hoger dan volwassenen, bij volwassenen hoger dan bij oude mensen
SCHOUDERGORDELSPIEREN
SCAPULOHUMERALE SPIEREN; ROTATORCUFFSPIEREN:
M. supraspinatus
Grote fysiologische doorsnede, vaak beschadigt. Oppervlakkig bedekt door de trapezius.
O: Mediaal deel fossa supraspinata
Pees loopt onder het acromion en lig. Coracoacromiale door (van acromion gescheiden door bursa
subacromialis)
I: Craniale anterieure aspect van de tuberculum majus
Werking:
- Abductie tot 70-90 graden, ondersteunend aan de deltoideus, vooral het initiëren van de beweging.
Vanaf 90 graden supraspinatus geen werking meer
- Dynamische Stabilisatie schouder: fixatie van de kop in de cavitas
- Kapselspanner: insertie op kapsel, voorkomt dat het kapsel in spleet komt
Inn: N. suprascapularis; uit truncus superior plexus brachialis naar de fossa supraspinata via de incisura
scapulae (onder het lig. Transversum scapulae superius.
M. infraspinatus
Grote fysiologische doorsnede, gedeeltelijk bedekt door trapezius en deltoideus
Ligging: tussen inferieure rand trapezius, dorsale rand deltoideus, craniale rand latissimus, bedekt door fascia
infraspinata
O: fossa infraspinata en het fascia die de spier bedekt
I: caudaal van supraspinatus, craniaal van teres minor op de dorsolaterale zijde van tuberculum majus,
versmolten met capsula articularis en omliggende pezen.
Werkig:
- Exorotatie: krachtigste exorotator
- Dynamische Stabilisatie schouder: dorsaal van het gewricht
, - Vaak aangedane spier
Inn: N. suprascapularis: uit truncus superior fossa supraspinata via incisura scapulae onder lig. Transversum
scapulae superius fossa infraspinata langs de incisura spinaglenoidalis (onder lig. Transversum scapulae inf.)
M. teres minor
Moeilijk te onderscheiden van M. infraspinatus
O: fossa infrapsinata, margo lateralis tussen tuberculum infraglenoidale en oorsprong teres major
I: loopt dorsaal van caput longum triceps meest dorsale aspect van tuberculum majus, versmolten (onder)
met infraspinatus en kapsel
Werking:
- Exorotatie: syngergist met infraspinatus
- Dynamische stabilisatie: verhinderen translatie naar craniaal oiv deltoideus. Verhindert samen met
infraspinatus posterieure luxatie
- Lichte retroflexie vanuit anteflexie
Inn: N. axilaris uit fasciculus posterior quadrelaterium tricipitohumerale
M. subscapularis
O: facies costalis, fascia subscapularis
Verloop/I: Vezels convergeren naar craniolateraal, lopen onder het processus coracoidues tuberculum
minus – proximaal crista tuberculi minoris en kapsel.
Tussen het kapsel en insertiepees ligt een bursa synovialis musculi subscapularis.
Werking:
- Endorotatie: antagonist van infraspinatus, teres minor en pars spinalis deltoideus
- Dynamische stabiliteit langs ventraal: houdt caput in cavitas (tijdens abductie)
- Lichte adductie
- Kapselspanner
Inn: N. subscapularis superior en inferior uit fasciculus psoterior
ANDERE SCAPULOHUMERALE SPIEREN:
M. teres major
‘kleine helper’ van latissimus dorsi
O: Dorsaal op scapula, caudaal margo lateralis net boven angulus inferior
Verloop/I: naar cranio lateraal in een goot gevormd door de spiraalpees van lats, ventraal caput longus triceps
crista tuberculi minoris, langs anterieur bedekt door pees van lats
Werking:
- Adductie, retroflexie: arm kruisen achter de rug
- Endorotatie (synergist met subscapularis)