Het economisch recht omvat 2 evenwaardige constitutieve bestanddelen:
Het klassieke handelsrecht of ondernemingsrecht
Het marktrecht
Inhoudstafel:
I. aanknopingspunten economisch recht
1. Begripsbepaling economisch recht
2.
a. Onderneming in de zin van boek I WER
Personeelstoepassingsgebied
Art. 1, 1°: NP die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent, RP en andere organisatie zonder RPH,
BEHOUDENS andersluidende bepalingen
b. Onderneming in de zin van boek III WER
Definities eigen aan bepaalde boeken – art. 3: definities overeenkomstig boek III
i. Inschrijvingsplichtige onderneming in de KBO
KBO
Art. 4: inschrijvingsplichtige ondernemingen art. III.49 WER
Alle ondernemingen naar belgisch recht, in de zin van art. 1, 1°, b en c, dus RP en organisaties
zonder RPH
Afwijkingen:
6°: NP’en waarvan de zelfstandige beroepsactiviteiten bestaan uit het uitoefenen van 1 of meer
bestuursactiviteiten
9°: NP’en die in belgië een activiteit uitoefenen, die inkomsten generen, die een bepaalde fiscale
drempel niet overschrijden
Art. 4/1: voor de toepassing van boek III, titel III, H1 (algemene verplichtingen van de onderneming)
Hier is onderneming iedere NP/RP die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede
zijn vereniging
Geldt een apart ondernemingsbegrip
ii. Boekhoudplichtige onderneming
Boekhoudkundige verplichtingen
Art. 5:
1°: boekhoudplichtige onderneming art. III.82 WER – begrip
3. Onderneming in het mededingingsrecht
Ondernemingsrecht in ruime zin omvat het kartelrecht (mededingingsrecht in strikte zin) en het recht
op de marktpraktijken.
a. Onderneming in de zin van boek IV en V WER
= kartelrecht
Boek IV
Art. I.6 WER
12°: onderneming in de zin van boek IV is iedere NP of RP die op duurzame wijze een economische
activiteit stelt, als mede zijn vereniging (zelfde aanknoping als boek III)
Kartelrecht gaat over afspraken tussen ondernemingen die de mededing kunnen beperken
1
,Boek V
Art. I.7, 2°: onderneming in de zin van boek V is iedere NP of RP die op duurzame wijze een
economische activiteit stelt, als mede zijn vereniging (zelfde aanknoping als boek III en IV)
b. Onderneming in de zin boek VI WER
Dit gaat over marktpraktijken en consumentenbescherming.
Is er geen bijzondere bepaling die betrekking heeft op onderneming? Art. I.8, 39° WER: onderneming
is iedere NP of RP die op duurzame wijze een economische activiteit stelt, als mede zijn vereniging
(zelfde aanknoping als boek III, IV en V)
zelfde ondernemingsbegrip in kartel- en mededingingsrecht, maar door de RP is er een verschil
tussen boek VI en boeken IV en V, ondanks het feit dat het letterlijk om dezelfde definitie gaat
ratio? Europees recht werkt door in belgisch recht
4. Boek VII
Hier geldt het algemeen ondernemingsbegrip, want geen bepaalde definitie.
5. Boek VIII
Gaat over voorwaarden waaraan goederen of diensten moeten voldoen. Het gaat over regels die van
toepassing zijn rechtstreeks op goederen en diensten, en niet op onderneming algemeen
ondernemingsbegrip
6. Boek X
Gaat over handelsovereenkomsten: geen bijzondere definitie ondernemingen in de zin van
algemene boek I en kartelrecht en marktpraktijken recht geen bijzondere defintie
7. Onderneming in zin boek XI WER
Gaat over intellectueel eigendomsrecht en hiervoor geldt een aanknoping eigen aan boek XI. Als we
kijken naar art. I, 1, lid 2 WER: de punten 1, 4 en 5 die gelden niet voor boek XI.
We moeten nagaan welke preciese voorwaarden moeten vervuld zijn om een casus op te lossen.
8. Onderneming in de zin boek XX WER
Gaat over elektronische handel en daar definieert men de gevestigde dienstverlener in art.I, 18, 3-4°
WER = dienstverlener die vanuit een duurzame vestiging voor onbepaalde tijd, daadwerkelijk een
economische activiteit uitoefent.
kernpunt: duurzaamheid economische activiteit uitoefenen verwijst naar economische recht:
vrij diensten verkeer
9. Boek XII
Crisisoverleg geen bijzondere definitie
10. Boek XIV
Deelboek dat opgeheven is
11. Boek XV
Handelt over de rechtshandhaving. Hierin zien we in art. I, 20, 7° WER: iedere NP of RP die op
duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn vereniging
12. Boek XVI
De definitie van onderneming vinden we terug in art. I, 19, 6° WER: iedere NP of RP die op duurzame
wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn vereniging
2
, 13. Boek XVII
De bijzondere vordering, bijvoorbeeld de vordering tot staking. In art. I, 21, 8° WER: iedere NP of RP
die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn vereniging
14. Boek XVIII
Geen bepaling in opgenomen die relevant is voor ons gaat over specifieke maatregelen
15. Boek XIX
Minnelijke invordering van consumentenschulden, recentste boek. Daar zien we in art. I, 22/1, 4°
WER: iedere NP of RP die op duurzame wijze een economisch doel nastreeft, alsmede zijn vereniging
16. Boek XX
Gaat over insolventie en daar zien we de aanknoping in art. I, 23, 7/1° WER: een onderneming in de
zin van art. I, 1, lid 1 WER van dit boek algemeen ondernemingsbegrip
Let op! Puntje 8 van dit boek een schuldenaar = een onderneming met uitzondering van iedere
publiekrechtelijke RP, terwijl elke RP een onderneming is in het algemeen ondernemingsbegrip
II. markpraktijken
We gaan kijken naar de algemene marktpraktijken.
III. intellectuele eigendom
Boek XI bevat hier de regels over, en handelt over octrooien en auteursrecht, maar voor tekeningen-
en modellenrecht moet je aandacht hebben voor een uitzondering en die staat in art. XI, 163 WER:
de bescherming van merken, tekeningen en modellen geregeld door het Benelux-verdrag inzake
intellectuele eigendom, dus kunnen we niet terugvallen op boek XI.
IV. kartelrecht/mededingingsrecht in strikte zin
Als we dit willen toepassen in België, kijken we naar de Belgische markt.
Belang: inzicht in samenhang tussen Europese commissie en nationale mededingingsautoriteit en
nationale rechter geregeld in verordening 1/2003 en daarna gaan we de analyse toepassen op
verticale overeenkomsten (= overeenkomsten op verschillend handelsniveau).
3
,THEMA 1: AANKNOPINGSPUNTEN ECONOMISCH RECHT
ALGEMEEN
Zie inleidende tekst over aanknopingspunten van economisch recht (Capita economisch
recht)
begrippen onderneming, vrij beroepsbeoefenaar en consument
evolutie van handelsrecht naar ondernemingsrecht
ondernemingsrecht (in strikte betekenis) is onderdeel van economisch recht
DEEL 1. BEGRIPSBEPALING ECONOMISCH RECHT
BEGRIPSBEPALING ECONOMISCH RECHT
Traditionele opvatting van handelsrecht:
“de rechtsregels die de verhoudingen tussen de handelaars (met in begrip van industriëlen
en financiers) beheersen”
o Handelaars zijn degene die producten verkopen en produceren en degene die
economische handelstracties financieren.
o In de klassieke opvatting had je het handelsrecht en dat wordt afgescheiden van het
gemene privaatrecht (regels die vt zijn op particulieren, die niet optreden als
handelaar) en werd ook afgescheiden van het economische recht (want werd
beschoud als publiekrecht).
Kritiek vanuit het marktsysteem
Wij hebben een open economie = markteconomie, en de
ondernemingen staan hier centraal, niet de overheid.
Tweedeling privaat- en publiekrecht.
In die betekenis werd het tegengesteld aan:
o burgerlijk recht: gemeen privaatrecht dat betrekkingen regelt tussen particulieren
die geen handelaar zijn of niet in die hoedanigheid optreden
en
o economisch recht: deel van het publiekrecht dat betrekkingen regelt tussen
overheid en bedrijfsleven.
Maar: markteconomie stelt ‘ondernemingsgewijze productie en distributie’ centraal.
Onderneming is spil markteconomie en wordt gaandeweg kern voor hergroepering van
regels van diverse signatuur zodat economisch recht in ruime zin groeit, dat alle regels omvat
van publiekrecht én privaatrecht die de ondernemingsactiviteit betreffen.
o Ondernemingen bepalen wie er produceert, waar, hoeveel en wat. Het is niet de
overheid die dat beslist, maar zij kunnen wel bepaalde prikkels geven.
o De ondernemingen zijn de spil.
Wat is de oorsprong? Waar komt dit van?
Het europees recht – dit vindt je in de vrije en interne markt.
Doelstellingen europese unie (art. 3, lid 3 VEU): sociale
markteconomie met een groot werkvermogen
Wat is interne markt? Een markt zonder binnengrenzen waarin vrij
verkeer van personen, kapitaal en diensten is gewaarborgd.
4
, Verschil douaneunie? Vrij verkeer is hier beperkt tot de goederen
o Men gaat economisch recht nu zien als economisch recht in de ruime zin.
Economisch recht in ruime zin rust op twee pijlers:
Ondernemingsrecht (uitvloeisel van klassiek handelsrecht) betreft: “statuut onderneming en
instrumenten waarover zij beschikt om haar doelstellingen te bereiken”
en
Marktrecht betreft: “rechtsregels die betrekking hebben op het marktgebeuren en op het
handelen van de daarbij betrokken hoofdspelers: ondernemingen, consumenten en
overheid”
o Vroeger waren hoofdrolspelers de ondernemingen en de overheid, maar gaandeweg
zijn de consumenten ook belangrijker geworden.
Financieel recht vormt net als vennootschapsrecht en fiscaal recht een makkelijk afsplitsbaar
onderdeel van economisch recht
BEKNOPTE HISTORISCHE SCHETS VAN HET HANDELSRECHT
Codex Hamurabi (1728-1686 v. Chr.)
o Hamarubi regeerde ergens aan het nu genoemde grondgebied van Irak (Tigris en
Eufraad).
o Liet regels in bazaltsteen uithouden.
Romeins recht (60 v.Chr. – 395 na Chr.)
o Voor onze gebieden is het romeins recht van groot belang.
o In het romeinse recht had je enkel het burgerlijk recht. Er was geen onderscheid
tussen handelsrecht en burgerlijk recht.
o In de romeinse periode werd er echter ook wel handel gedreven, maar die
problemen werden gewoon geregeld door het burgerlijk recht, doordat dit flexibel
genoeg was.
Middeleeuwen (gilden/corporaties)
o Ontstaan eerste kruistochten, waardoor andere goederen in verschillende landen
komen, waardoor een stukje handel opgang komt.
o De handel floreert ook in Vlaanderen en vooral in Antwerpen, voornamelijk in de
gouden eeuw (16-17de E).
o Men gaat gilden en corporaties inrichten en die gaan bepalen wie toegang krijgt tot
een bepaald beroep.
Gilden regelen toegang tot beroep.
Als er een geschil ontstaat tussen leden beroep gaan ze het geschil
beslechten, recht spreken.
Handelsrecht ontstaat door de subjectieve hoedanigheid die je hebt.
Ordonnances Colbert (1673: commerce de terre en 1681: code de la marine)
o Schatkistbewaarder (hoogste ambtenaar) van Lodewijk XIV (zonnekoning) en die laat
op een bepaald moment regels optekenen. Voor ons is hij belangrijk omdat hij op
een moment de beslissing neemt om de regels van het handelsrecht op te tekenen.
5
, Hij doet dit en voor ons wordt dit een belangrijke codex voor de regels van
handelsrecht
Franse revolutie 1789
o Gekenmerkt door egalité, fraternité en liberté. Als je gelijkheid en vrijheid wilt
waarborgen kan je niet meer om met gilden, want dat zijn privileges. Deze heeft men
dan afgeschaft.
Toegang tot beroep niet meer geregeld door gilden en er is geen
rechtpsrekende functie.
o Gevolgen in belgie: wet Le Chapelier en het Decreet d’Allarde van 2-17 maart 1791
“A compter du 1er avril 1791 il sera libre à toute personne de faire tel négoce ou
d’exercer telle profession, art ou métier, qu’elle trouvera bon, mais elle sera tenue
de se pourvoir auparavent d’une patente et de se conformer aux règlements de
police qui sont ou pourront être faits”(Art. 7 Decreet d’Allarde)
Geen privileges meer, maar als je activiteiten wilt uitoefenen moet je wel de
politiewetten naleven.
Ordonnances van Colbert als basis W.Kh. 1807
o Men moet toch regels hebben om op terug te vallen, dus dan nemen ze de
orodannces van Colbert, om te komen tot het wetboek van koophandel. Hier gaat
men ook rechtbanken van koophandel inrichten, die de rechtsprekende functie
overnemen.
Inwerkingtreding in België in 1808
Vanaf 1 november 2018 ! afschaffing Wetboek van koophandel + herziening Rechtbank
Koophandel Wetboek van economisch recht + Ondernemingsrechtbank
Belang definities in econmisch recht. Als we naar het wetboek kijken zien we in boek II de algemene
beginselen staan in 5 artikelen.
Art. 1: algemeen juridisch kader inzake economische aangelegenheden dat behoort tot de
federale bevoegdheid
Art. 2: doelstelling
6
, o 1/ Vrijheid onderneming
Dit is enkel verduidelijkt in boek II
o 2/ Loyauteit econmische transacties te verzekeren
o 3/ Hoog niveau consumentenbescherming
Art. 3: iedereen is vrij om enige econmische activiteit naar keuze uit te oefenen
o Dit is eigenlijk gewoon het decreet Allarde van 1791 dat hierin staat.
Art. 4: wel rekening houden met wetten die de openbare orde en goede zeden betreffen en
bepalingen van dwingend recht
Je hebt het economisch recht dat bestaat uit 2 pijlers: statuut onderneming en de marktordening.
Marktordening:
o 1/ vrije mededinging en interne markt
Als je economische activiteit wilt vervullen moet je toegang tot de markt
krijgen.
Maw kartelrecht valt hier ook onder.
o 2/ eerlijke mededinging
Boek VI
o 3/ onvervalste mededinging staatssteun
Ook OH moet onderworpen zijn aan die regels
Art. 107 ev WVEU
Boek XX en X behandelen we niet.
ONDERNEMING IN DE ZIN VAN WER
Rechtsleer:
7
, Adagium: elkeen die op dezelfde wijze de markt betreedt, wordt onderworpen aan dezelfde
rechtsregels
o Daartoe dienen de aanknopingspunten.
o In België nemen we als startpunt de wet op de handelspraktijken van 1971, hier was
de aanknoping handelaar.
WHPC 1991: ‘Handelaar’ wordt ‘Verkoper’
o Verkoper wordt veronderstelt een zekere organisatie te hebben om diensten of
goederen aan het publiek, op de markt aan te bieden of het voornemen daartoe;
o Niet: geïsoleerde handelingen
Verruiming tot ondernemingsbegrip in WMPC (2010): van ‘verkopersbegrip’ naar
‘ondernemingsbegrip’
Afstemming ondernemingsbegrip op het mededingingsrecht in strikte zin (kartelrecht)
uniformiteit
o Het huidige boek VI was afgestemd op wat gold in boeK IV en V, dus eerst kijken naar
kartelrechtelijk ondernemingsbegrip en daarna past naar boek VI.
Overname van ondernemingsbegrip in WER (2013) = gelijk voor alle deelboeken tenzij
afwijking.
o Er was 1 uniform ondernemingsbegrip voor alle regels van mededingingsrecht
Vanaf 1 november 2018: verruiming ondernemingsbegrip artikel I.1, eerste lid, 1° WER
uniform in theorie praktijk: afwijkend ondernemingsbegrip meest toegepast !
Aanknopingspunten van economisch recht = functioneel
o Ifv de doelstelling van de betrokken wetgeving kunnen dezelfde begrippen andere
betekenissen krijgen:
Onderscheid tussen onderneming in Boek I, Boek III, Boeken IV, V én VI (met
variant), Boek XI en Boek XX WER.
Algemeen ondernemingsbegrip Boek I WER primeert niet wel begrip uit
Boek IV, V, VI WER = marktrechtelijk ondernemingsbegrip
ONDERNEMING IN DE ZIN BOEK I WER
Wet van 15 april 2018 tot hervorming van het ondernemingsrecht
Doelen:
Verruimd ondernemingsbegrip als uniforme aanknopingsfactor WER
o Maar wetgever is hier niet in geslaagd
Wb. Kh. ontmantelen en integreren in WER
Onderscheid burgerlijk recht en handelsrecht opheffen
Onderneming wordt in artikel I.1, eerste lid WER als volgt gedefinieerd:
“1° onderneming: elk van volgende organisaties:
(a) iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;
(b) iedere rechtspersoon;
(c) iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid.
8
,Niettegenstaande het voorgaande zijn geen ondernemingen, behoudens voor zover anders bepaald
in de hierna volgende boeken of andere wettelijke bepalingen die in dergelijke
toepassing voorzien:
(a) iedere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid die geen uitkeringsoogmerk heeft en die ook
in feite geen uitkeringen verricht aan haar leden of aan personen die een beslissende invloed
uitoefenen op het beleid van de organisatie;
(b) iedere publiekrechtelijke rechtspersoon die geen goederen of diensten aanbiedt op een
markt;
(c) de Federale Staat, de gewesten, de gemeenschappen, de provincies, de hulpverleningszones,
de prezones, de Brusselse agglomeratie, de gemeenten, de meergemeentezones, de
binnengemeentelijke territoriale organen, de Franse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse
Gemeenschapscommissie, de gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de openbare
centra voor maatschappelijk welzijn”.
Dit is het nieuw algemeen ondernemingsbegrip:
“iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent; iedere
rechtspersoon, met uitzondering van publiekrechtelijke rechtspersonen die geen goederen of
diensten aanbieden op een markt; iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid,
wegens het ‘for profit’ karakter van deze vormen”
o aanknopingspunt onderdelen WER, Ger. W. en B.W. (ondernemingsbewijs)
o ter vervanging van ‘handelaar’ uit Wb.Kh.
o we voeren enkel formele criteria in, en niet adhv ‘economische activiteit’ omdat
we rechtszekerheid willen garanderen zuiver formele criteria
MAAR: voor Boeken IV, V en VI WER (en Boeken XV, XVI en XVII WER) blijft bestaande
ondernemingsbegrip behouden !
o Onderneming = “iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze
een economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen”
Economisch doel uitoefenen van economische activiteit
Analyse nieuw ondernemingsbegrip:
a) Iedere NP die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent
o Uitsluitend handelingen in het raam van een zelfstandige activiteit wijzen op een
onderneming werknemer of ambtenaar niet;
Zelfstandige activiteit = handeling die niet door een werknemer of
ambtenaar is gesteld
Zelf dragen van financiële risico’s
Persoon die voor eigen rekening optreedt en zelf de financiële
risico’s van de handeling of activiteit draagt;
o Beroepsactiviteit = elke mogelijke praktijk die beroepsmatig kan worden uitgeoefend
Beroepsmatige activiteit = geheel van handelingen
enige frequentie, duurzaamheid, regelmaat;
zekere organisatie.
Handelingen tussen particulieren onderling zijn niet beroepsmatig Maar:
bij enige regelmaat is er risico dat P2P/C2C toch B2C wordt.
Handelingen tussen particulieren onderling: vb ik verkoop mijn
laptop aan een vriendin geen beroepsmatige activiteit
Maar stel dat je thuis wat tweedehandsspullen hebt en je wilt ervan
af en je stelt die te koop op vinted, als je dat gaat doen ben je een
consument, maar je biedt het aan aan andere consumenten. Je biedt
dat aan vanuit een zelfstandige activiteit, wanneer je dat met enige
regelmaat gaat doen, dan wordt je dus een onderneming.
9
, Activiteiten in de deeleconomie = onderneming als ze duurzaam zijn en een
zelfstandige beroepsactiviteit uitmaken.
Niet: netwerk dat vraag en aanbod koppelt om goederen en diensten
te ontsluiten zonder daarbij inkomsten na te streven (Boek III:
kwantitatieve fiscale drempel – AJ 2026: 7.700 Euro).
o Wetgever gebruikt klaarblijkelijk zelf (noodgedwongen)
materiële criteria om het formele criterium te duiden.
Logischer:
Activiteit = economische activiteit aanbieden van goederen of
diensten op de markt zie uitzondering voor publiekrechtelijke
rechtspersonen?
Activiteit = activiteit tegen betaling parallel met Europees
recht/BKK Mobil Oil en vrij dienstenverkeer?
Maar:
o Wetgever wil elke discussie over wat economische activiteit
is, elimineren economisch vervaagt zo tot niet-
economisch
Quid zaakvoerders en bestuurders van vennootschappen en verenigingen?
Zijn die NP zelf ondernemingen, omdat ze zelfstandig een beroepsmatige
activiteit uitoefenen?
Divergente opvattingen:
o Hof Brussel 21.12.2018: mandaat van zaakvoerder =
beroepsactiviteit, want geen vrijetijdsbesteding; doel =
voorzien in zijn levensonderhoud/inkomen;
o Hof Bergen 05.02.2019: een zaakvoerder is geen
onderneming indien die daartoe geen organisatie opzet; hij
handelt in naam en voor rekening van de rechtspersoon;
o Hof Luik 02.04.2019: bestuursmandaat in vennootschap is
beroepsactiviteit gericht op het voorzien in levensonderhoud
van bestuurder;
o Ondernemingsrechtbanken Waals-Brabant en Antwerpen
(lagere rechters): zaakvoerder is pas onderneming indien hij
zelf economische activiteit ontplooit en goederen/diensten
aanbiedt op markt
Lagere rechters hebben geprobeert terug een
eenheid te vormen met het andere
ondernemingsbegrip.
Eenmaking tussen boeken VI, V en VI – boek I
wetgever heeft dat niet gewild, want we hebben 2
formele criteria: zelfstandigheid en beroepsactiviteit
Laatste opvatting is aantrekkelijk gelijkschakeling met Boeken IV,
V en VI WER. Maar, wetgever wil ondernemingsbegrip verruimen op
basis van 2 criteria:
o a) Zelfstandige uitoefening van
Activiteit die niet aan arbeidsovereenkomst of
statuut is verbonden.
o b) een beroepsactiviteit
Activiteit van enige regelmaat met als doel in zijn
levensonderhoud te voorzien/inkomen te
verwerven, met name tegen bezoldiging
10