BELEID EN
ORGANISATIE
Justine Dewagtere
, HFDSTK 1 HISTORISCH OVERZICHT & POLITIEK EN
ECONOMISCHE ACHTERGROND
1) NAAR EEN FEDERALE STAAT
Bij de oprichting v/d Belgische staat (1830) legde grondwet de structuren van de
gecentraliseerde staat vast
• Principe van eenvorminge wetgeving en bestuur voor het hele land
o Wetgevende macht
o Uitvoerende macht
o Rechterlijke macht
o + provincies & gemeentes (belangrijk voor onderwijs
§ Onder controle van nationale uitvoeren & wetgevende macht
Constituante creërt een unitaire staat & gecentraliseerde staatsstructuur (1831 –
1970)
• Land verdeeld in 9 provincies
o Met eigen lokale autoriteiten onder controle van centrale overheid
Door de Taalstrijd : 6 staatshervormingen & grondwetwijzigingen (vanaf 1970)
• De 3de was belangrijk voor onderwijs want bevoegdheid voor onderwijs dor
gemeenschappen opgeschreven in grondwet.
• à gaven gestalte aan een federaal systeem
De zes staatshervormingen in een notendop
1. Eerste (1970): Oprichting van drie cultuurgemeenschappen (Nederlands,
Frans, Duits) en erkenning van drie gewesten (Vlaams, Waals, Brussels).
2. Tweede (1980): Cultuurgemeenschappen worden gemeenschappen met extra
bevoegdheden (gezondheid, welzijn). Oprichting van Vlaams en Waals Gewest.
Vlaanderen kiest voor één regering en parlement.
3. Derde (1988-1989): Brussels Hoofdstedelijk Gewest opgericht. Onderwijs naar
gemeenschappen, openbaar vervoer en openbare werken naar gewesten.
4. Vierde (1993): België wordt officieel een federale staat met volledig
afgebakende bevoegdheden voor gemeenschappen en gewesten.
5. Vijfde (2001): Lambermontakkoord (meer bevoegdheden voor
gewesten/gemeenschappen) en Lombardakkoord (hervorming Brusselse
instellingen).
6. Zesde (2011-2014): Splitsing kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, overdracht
extra bevoegdheden, hervorming Senaat en financieringswet.
,2) NIVEAU’S VAN BESLUITVORMING (naast de gemeenten &
provincies)
à alle 3 uitvoerende en wetgevende organen
1) Nationale overheid
Bevoegdheden over:
2) Gemeenschappen • Eentalig gebied
• Vlaame Gemeenschap • Cultuur, onderwijs, gebruik van talen
• Franse Gemeenschap • Persoonsgebonden aangelegenheden
• Duitstalige Gemeenschap o Gezondheidsbeleid (preventief)
o De hulp aan personen (familiehulp,
sociale bijstand,)
3) Gewesten
• Vlaams Gewest Bevoegdheden over:
• Waals Gewest • Plaatsgebonden aangelegenheden
• Brussels hoofdstedelijk Gewest o Economie, werk, landbouw,
energie, huisvesting, …
3) WETGEVENDE EN UITVOERENDE MACHT
Wetgevende macht = Vlaams parlement
• Parlement van Vlaamse gemeenschap & vlaams gewest
• Functies
o Wetgevende functie
§ Via decreten (zelfde als wetten op nationaal niveau)
o Vorming van regeringen
o Controlefunctie
• Vorming
o Voor 1995, voor de algemene verkiezingen
§ 186 leden v/h Belgische parlement
§ Dubbel mandaat (zowel in Vlaams als in Belgisch parlement)
o Na 1995, na de algemene verkiezingen
§ 124 lezen : 118 direct verkozen voor inwoners en 6 uit NL
vertegenwoordigers ut Brusselse Gewestraad
§ Leden direct gekozen!!
§ Dubbele mandaat afgeschaft
Uitvoerende macht = Vlaamse regering
• vorming
o Elf leden (1 uit tweetalig gebied)
o Aangesteld door Vlaams parlement
• Beslissingen
o Gebeuren colegiaal (door volledige regering)
o Uitzondering : expliciet bevoegd minister
§ Bv. de regering beslist budget voor subsidies onderwijs, minister
mag beslissen aan wat hij ze uitgeeft.
, 4) ONDERWIJS
Grondwettelijke vrijheid van onderwijs (opgenomen in grondwet sinds 1831)
Actief :
• Recht van oprichting → Iedereen mag een school oprichten.
• Recht van inrichting → De school bepaalt zelf hoe ze wordt georganiseerd (bv.
lessentabel, interne regels).
• Recht van richting (pedagogische ) → De school kiest zelf haar onderwijsideologie
(bv. katholiek, methodeschool, neutraal).
à staatsinterventie binnen onderwijs afgewezen
à Maar ook al snel passief geïnterpreteerd: recht om onderwezen te worden in school
naar keuze (ouders hangen niet meer vast aan kosten)
Historische gebeurtenissen die zorgden voor de basis van onderwijs van nu :
• Eerste organieke wet op het lager onderwijs (1842)
o à elke gemeente plicht om school in te richten & kosteloos onderwijs
§ ‘aannemen’ van scholen mocht
• Ook eerste organieke wet op het secundair onderwijs (1850)
o à liberalen wouden hiermee ingaan tegen katholieke monopolie en
SCHOOLSTRIJ
rijksscholen uitboven
EERSTE
o à Invloed van geestelijken beperkt tot toezicht op de verplichte
D
godsdienstlessen
• Tweede organieke wet op het lager onderwijs (‘Wet van Humbeeck’) en het
middelbaar onderwijs ((1897)
o à minstens één officiele staatschool
o à Geen vrije scholen aanvaarden of subsidiëren
o à Onderwijzers moeten diploma hebben
o à Geen godsdiensonderwijs
o = hevige reactie bij de katholieken
§ Duurde tot verkiezingsnederlaag v/d liberalen
• Nieuwe wet op het lager onderwijs (1884)
o à gemeenten mochten opnieuw vrije scholen oprichten
o à gemeenten mochten zelf kiezen over godsdienstonderwijs
o à geen diploma meer
ORGANISATIE
Justine Dewagtere
, HFDSTK 1 HISTORISCH OVERZICHT & POLITIEK EN
ECONOMISCHE ACHTERGROND
1) NAAR EEN FEDERALE STAAT
Bij de oprichting v/d Belgische staat (1830) legde grondwet de structuren van de
gecentraliseerde staat vast
• Principe van eenvorminge wetgeving en bestuur voor het hele land
o Wetgevende macht
o Uitvoerende macht
o Rechterlijke macht
o + provincies & gemeentes (belangrijk voor onderwijs
§ Onder controle van nationale uitvoeren & wetgevende macht
Constituante creërt een unitaire staat & gecentraliseerde staatsstructuur (1831 –
1970)
• Land verdeeld in 9 provincies
o Met eigen lokale autoriteiten onder controle van centrale overheid
Door de Taalstrijd : 6 staatshervormingen & grondwetwijzigingen (vanaf 1970)
• De 3de was belangrijk voor onderwijs want bevoegdheid voor onderwijs dor
gemeenschappen opgeschreven in grondwet.
• à gaven gestalte aan een federaal systeem
De zes staatshervormingen in een notendop
1. Eerste (1970): Oprichting van drie cultuurgemeenschappen (Nederlands,
Frans, Duits) en erkenning van drie gewesten (Vlaams, Waals, Brussels).
2. Tweede (1980): Cultuurgemeenschappen worden gemeenschappen met extra
bevoegdheden (gezondheid, welzijn). Oprichting van Vlaams en Waals Gewest.
Vlaanderen kiest voor één regering en parlement.
3. Derde (1988-1989): Brussels Hoofdstedelijk Gewest opgericht. Onderwijs naar
gemeenschappen, openbaar vervoer en openbare werken naar gewesten.
4. Vierde (1993): België wordt officieel een federale staat met volledig
afgebakende bevoegdheden voor gemeenschappen en gewesten.
5. Vijfde (2001): Lambermontakkoord (meer bevoegdheden voor
gewesten/gemeenschappen) en Lombardakkoord (hervorming Brusselse
instellingen).
6. Zesde (2011-2014): Splitsing kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde, overdracht
extra bevoegdheden, hervorming Senaat en financieringswet.
,2) NIVEAU’S VAN BESLUITVORMING (naast de gemeenten &
provincies)
à alle 3 uitvoerende en wetgevende organen
1) Nationale overheid
Bevoegdheden over:
2) Gemeenschappen • Eentalig gebied
• Vlaame Gemeenschap • Cultuur, onderwijs, gebruik van talen
• Franse Gemeenschap • Persoonsgebonden aangelegenheden
• Duitstalige Gemeenschap o Gezondheidsbeleid (preventief)
o De hulp aan personen (familiehulp,
sociale bijstand,)
3) Gewesten
• Vlaams Gewest Bevoegdheden over:
• Waals Gewest • Plaatsgebonden aangelegenheden
• Brussels hoofdstedelijk Gewest o Economie, werk, landbouw,
energie, huisvesting, …
3) WETGEVENDE EN UITVOERENDE MACHT
Wetgevende macht = Vlaams parlement
• Parlement van Vlaamse gemeenschap & vlaams gewest
• Functies
o Wetgevende functie
§ Via decreten (zelfde als wetten op nationaal niveau)
o Vorming van regeringen
o Controlefunctie
• Vorming
o Voor 1995, voor de algemene verkiezingen
§ 186 leden v/h Belgische parlement
§ Dubbel mandaat (zowel in Vlaams als in Belgisch parlement)
o Na 1995, na de algemene verkiezingen
§ 124 lezen : 118 direct verkozen voor inwoners en 6 uit NL
vertegenwoordigers ut Brusselse Gewestraad
§ Leden direct gekozen!!
§ Dubbele mandaat afgeschaft
Uitvoerende macht = Vlaamse regering
• vorming
o Elf leden (1 uit tweetalig gebied)
o Aangesteld door Vlaams parlement
• Beslissingen
o Gebeuren colegiaal (door volledige regering)
o Uitzondering : expliciet bevoegd minister
§ Bv. de regering beslist budget voor subsidies onderwijs, minister
mag beslissen aan wat hij ze uitgeeft.
, 4) ONDERWIJS
Grondwettelijke vrijheid van onderwijs (opgenomen in grondwet sinds 1831)
Actief :
• Recht van oprichting → Iedereen mag een school oprichten.
• Recht van inrichting → De school bepaalt zelf hoe ze wordt georganiseerd (bv.
lessentabel, interne regels).
• Recht van richting (pedagogische ) → De school kiest zelf haar onderwijsideologie
(bv. katholiek, methodeschool, neutraal).
à staatsinterventie binnen onderwijs afgewezen
à Maar ook al snel passief geïnterpreteerd: recht om onderwezen te worden in school
naar keuze (ouders hangen niet meer vast aan kosten)
Historische gebeurtenissen die zorgden voor de basis van onderwijs van nu :
• Eerste organieke wet op het lager onderwijs (1842)
o à elke gemeente plicht om school in te richten & kosteloos onderwijs
§ ‘aannemen’ van scholen mocht
• Ook eerste organieke wet op het secundair onderwijs (1850)
o à liberalen wouden hiermee ingaan tegen katholieke monopolie en
SCHOOLSTRIJ
rijksscholen uitboven
EERSTE
o à Invloed van geestelijken beperkt tot toezicht op de verplichte
D
godsdienstlessen
• Tweede organieke wet op het lager onderwijs (‘Wet van Humbeeck’) en het
middelbaar onderwijs ((1897)
o à minstens één officiele staatschool
o à Geen vrije scholen aanvaarden of subsidiëren
o à Onderwijzers moeten diploma hebben
o à Geen godsdiensonderwijs
o = hevige reactie bij de katholieken
§ Duurde tot verkiezingsnederlaag v/d liberalen
• Nieuwe wet op het lager onderwijs (1884)
o à gemeenten mochten opnieuw vrije scholen oprichten
o à gemeenten mochten zelf kiezen over godsdienstonderwijs
o à geen diploma meer