Bijbel verhalen
1) Zacheüs
Lucas vertelt een verhaal over Zacheüs, een kleine tollenaar in Jericho die door de inwoners
werd veracht vanwege zijn beroep en zijn kleine gestalte. Ondanks zijn rijkdom was Zacheüs
ongelukkig en eenzaam. Toen Jezus Jericho bezocht, wilde Zacheüs hem graag zien, maar
vanwege de menigte kon hij dat niet. Daarom klom hij in een vijgenboom.
Jezus zag Zacheüs in de boom en vroeg hem naar zijn naam. Jezus besloot bij Zacheüs thuis
te eten, ondanks de afkeuring van de menigte. Tijdens de maaltijd barstte Zacheüs in tranen
uit en bekende hoe eenzaam en ongelukkig hij was. Jezus begreep hem en moedigde hem
aan om een nieuw begin te maken.
Zacheüs besloot de helft van zijn bezit aan de armen te geven en de mensen die hij had
afgeperst, terug te betalen. Jezus prees Zacheüs voor zijn besluit en noemde hem een mooi
mens. Uiteindelijk vertrok Jezus, terwijl Zacheüs dankbaar was voor de kans op een nieuw
leven.
2) Jezus en zijn leerlingen
Jezus loopt langs het Meer van Galilea en ziet twee vissers, Simon en Andreas, die hun
netten in het water gooien. Hij roept hen om met hem mee te gaan en "mensen te vangen".
Ze laten hun netten achter en volgen hem. Vervolgens ziet Jezus nog twee vissers, Jakobus en
Johannes, die hun vader helpen. Hij roept hen ook en ze laten hun vader achter om Jezus te
volgen.
Later ziet Jezus Matteüs, een tollenaar, en roept hem ook om mee te gaan. Matteüs staat op
en volgt Jezus. Zo roept Jezus twaalf mannen die zijn leerlingen worden en altijd bij hem
blijven. Ze leren veel van Jezus en luisteren aandachtig naar hem.
Jezus onderwijst de mensen om een nieuw leven te beginnen, vriendelijk te zijn, zelfs tegen
degenen die hen slecht behandelen, en om ruzies bij te leggen. Hij leert hen ook het Onze
Vader-gebed. Vervolgens stuurt Jezus zijn leerlingen eropuit om het goede nieuws te
verkondigen, mensen te helpen en zieken te genezen, met de belofte dat God spoedig zijn
koninkrijk op aarde zal vestigen.
3) Worden als een kind
Lucas vertelt Matteüs over een gesprek dat hij had met een van de discipelen. De discipelen
hadden onderling gediscussieerd over wie de beste discipel was, wat Jezus teleurstelde.
Jezus gebruikte een herdersjongen als voorbeeld om hen te leren dat de grootste onder hen
de minste moet zijn en dat dienen belangrijker is dan heersen.
Later, toen Jezus in een stad was, brachten mensen hun kinderen naar hem om gezegend te
worden. De discipelen probeerden de kinderen weg te sturen, maar Jezus corrigeerde hen
en benadrukte dat het geloof voor iedereen is, vooral voor de kleinen en nederigen. Hij
zegende de kinderen en herinnerde hen eraan dat ze kostbare kinderen van God zijn.
, 4) Op het tempelplein
Toen Jezus naar de tempel ging, zag hij dat het meer op een markt leek dan op een huis van
God. Mensen verkochten offerdieren zoals schapen en duiven voor veel te veel geld. De
geldwisselaars vroegen hoge kosten voor het wisselen van geld. Jezus werd erg boos en
gooide de tafels van de geldwisselaars om. Hij riep: "Eruit! Dit is een huis van God, maar jullie
hebben er een rovershol van gemaakt!" De volgende dag was Jezus weer in de tempel. Hij
vertelde de mensen dat geloof niet alleen om buitenkant gaat, maar om wat er in je hart
leeft. Hij zei dat God van weduwen houdt omdat ze vaak arm en zorgvol zijn. Jezus zag een
arme weduwe twee kleine muntjes in de offerkist gooien. Hij zei dat zij meer gaf dan de
rijken, omdat ze alles gaf wat ze had. Jezus benadrukte dat echte geloof gaat om zorg en
liefde, vooral voor de armen en behoeftigen.
5) Onze vader
Lucas vraagt zich af of Zacheüs spijt heeft gehad van zijn belofte om de helft van zijn bezit
aan de armen te schenken. Mattheüs denkt dat Zacheüs het zeker heeft weggegeven, maar
zonder ophef, omdat echte liefdadigheid onopvallend moet zijn. Mattheüs herinnert Lucas
eraan dat Jezus ook leerde dat bidden in stilte en eenvoud moet gebeuren, zoals in het
verhaal van de farizeeër en de tollenaar. Jezus leerde zijn discipelen het Onze Vader-gebed,
dat eenvoudig en oprecht is, zoals een kind dat met zijn vader praat.
6) Legioen
Mattheüs herinnert zich hoe verbaasd hij was toen hij Jezus voor het eerst met een vrouw
zag praten, omdat vrouwen in zijn dorp als tweederangs werden gezien. Jezus behandelde
vrouwen echter met respect en sprak uren met hen. Lucas vertelt over een vreemdeling die
vroeger "Legioen" heette, maar door Jezus werd genezen en weer zichzelf werd. De man
woonde in het land der Gerasénen en was bezeten door demonen. Jezus bevrijdde hem door
de demonen in een kudde zwijnen te sturen, die vervolgens in de zee verdronken. De man
was dankbaar en beloofde weer bij de mensen te gaan wonen.
7) Door een gat in het dak
Mattheüs vertelt Lucas over een vrouw uit Kafarnaüm die zich Jezus goed herinnerde. Op een
dag sprak Jezus in een vol huis over God, en het voelde voor haar alsof de hemel openging.
Vier mannen brachten hun verlamde vriend op een draagbaar naar Jezus. Omdat het huis vol
was, gingen ze het dak op, maakten een gat, en lieten hun vriend naar beneden zakken voor
Jezus' voeten. Jezus was ontroerd door hun geloof. Jezus zei tegen de man: "Je zonden zijn je
vergeven." Lucas vroeg zich af waarom, aangezien de man genezing zocht. Mattheüs legde
uit dat Jezus misschien zag dat vergeving essentieel was voor zijn genezing. De
Schriftgeleerden beschuldigden Jezus van godslastering omdat alleen God zonden kan
vergeven. Ze vroegen zich af of Jezus dit kon aantonen. Jezus bewees zijn macht door de man
te genezen: "Neem je matras op en wandel." De man stond op, nam zijn matras, en liep naar
buiten, waar hij zijn vrienden omhelsde.
1) Zacheüs
Lucas vertelt een verhaal over Zacheüs, een kleine tollenaar in Jericho die door de inwoners
werd veracht vanwege zijn beroep en zijn kleine gestalte. Ondanks zijn rijkdom was Zacheüs
ongelukkig en eenzaam. Toen Jezus Jericho bezocht, wilde Zacheüs hem graag zien, maar
vanwege de menigte kon hij dat niet. Daarom klom hij in een vijgenboom.
Jezus zag Zacheüs in de boom en vroeg hem naar zijn naam. Jezus besloot bij Zacheüs thuis
te eten, ondanks de afkeuring van de menigte. Tijdens de maaltijd barstte Zacheüs in tranen
uit en bekende hoe eenzaam en ongelukkig hij was. Jezus begreep hem en moedigde hem
aan om een nieuw begin te maken.
Zacheüs besloot de helft van zijn bezit aan de armen te geven en de mensen die hij had
afgeperst, terug te betalen. Jezus prees Zacheüs voor zijn besluit en noemde hem een mooi
mens. Uiteindelijk vertrok Jezus, terwijl Zacheüs dankbaar was voor de kans op een nieuw
leven.
2) Jezus en zijn leerlingen
Jezus loopt langs het Meer van Galilea en ziet twee vissers, Simon en Andreas, die hun
netten in het water gooien. Hij roept hen om met hem mee te gaan en "mensen te vangen".
Ze laten hun netten achter en volgen hem. Vervolgens ziet Jezus nog twee vissers, Jakobus en
Johannes, die hun vader helpen. Hij roept hen ook en ze laten hun vader achter om Jezus te
volgen.
Later ziet Jezus Matteüs, een tollenaar, en roept hem ook om mee te gaan. Matteüs staat op
en volgt Jezus. Zo roept Jezus twaalf mannen die zijn leerlingen worden en altijd bij hem
blijven. Ze leren veel van Jezus en luisteren aandachtig naar hem.
Jezus onderwijst de mensen om een nieuw leven te beginnen, vriendelijk te zijn, zelfs tegen
degenen die hen slecht behandelen, en om ruzies bij te leggen. Hij leert hen ook het Onze
Vader-gebed. Vervolgens stuurt Jezus zijn leerlingen eropuit om het goede nieuws te
verkondigen, mensen te helpen en zieken te genezen, met de belofte dat God spoedig zijn
koninkrijk op aarde zal vestigen.
3) Worden als een kind
Lucas vertelt Matteüs over een gesprek dat hij had met een van de discipelen. De discipelen
hadden onderling gediscussieerd over wie de beste discipel was, wat Jezus teleurstelde.
Jezus gebruikte een herdersjongen als voorbeeld om hen te leren dat de grootste onder hen
de minste moet zijn en dat dienen belangrijker is dan heersen.
Later, toen Jezus in een stad was, brachten mensen hun kinderen naar hem om gezegend te
worden. De discipelen probeerden de kinderen weg te sturen, maar Jezus corrigeerde hen
en benadrukte dat het geloof voor iedereen is, vooral voor de kleinen en nederigen. Hij
zegende de kinderen en herinnerde hen eraan dat ze kostbare kinderen van God zijn.
, 4) Op het tempelplein
Toen Jezus naar de tempel ging, zag hij dat het meer op een markt leek dan op een huis van
God. Mensen verkochten offerdieren zoals schapen en duiven voor veel te veel geld. De
geldwisselaars vroegen hoge kosten voor het wisselen van geld. Jezus werd erg boos en
gooide de tafels van de geldwisselaars om. Hij riep: "Eruit! Dit is een huis van God, maar jullie
hebben er een rovershol van gemaakt!" De volgende dag was Jezus weer in de tempel. Hij
vertelde de mensen dat geloof niet alleen om buitenkant gaat, maar om wat er in je hart
leeft. Hij zei dat God van weduwen houdt omdat ze vaak arm en zorgvol zijn. Jezus zag een
arme weduwe twee kleine muntjes in de offerkist gooien. Hij zei dat zij meer gaf dan de
rijken, omdat ze alles gaf wat ze had. Jezus benadrukte dat echte geloof gaat om zorg en
liefde, vooral voor de armen en behoeftigen.
5) Onze vader
Lucas vraagt zich af of Zacheüs spijt heeft gehad van zijn belofte om de helft van zijn bezit
aan de armen te schenken. Mattheüs denkt dat Zacheüs het zeker heeft weggegeven, maar
zonder ophef, omdat echte liefdadigheid onopvallend moet zijn. Mattheüs herinnert Lucas
eraan dat Jezus ook leerde dat bidden in stilte en eenvoud moet gebeuren, zoals in het
verhaal van de farizeeër en de tollenaar. Jezus leerde zijn discipelen het Onze Vader-gebed,
dat eenvoudig en oprecht is, zoals een kind dat met zijn vader praat.
6) Legioen
Mattheüs herinnert zich hoe verbaasd hij was toen hij Jezus voor het eerst met een vrouw
zag praten, omdat vrouwen in zijn dorp als tweederangs werden gezien. Jezus behandelde
vrouwen echter met respect en sprak uren met hen. Lucas vertelt over een vreemdeling die
vroeger "Legioen" heette, maar door Jezus werd genezen en weer zichzelf werd. De man
woonde in het land der Gerasénen en was bezeten door demonen. Jezus bevrijdde hem door
de demonen in een kudde zwijnen te sturen, die vervolgens in de zee verdronken. De man
was dankbaar en beloofde weer bij de mensen te gaan wonen.
7) Door een gat in het dak
Mattheüs vertelt Lucas over een vrouw uit Kafarnaüm die zich Jezus goed herinnerde. Op een
dag sprak Jezus in een vol huis over God, en het voelde voor haar alsof de hemel openging.
Vier mannen brachten hun verlamde vriend op een draagbaar naar Jezus. Omdat het huis vol
was, gingen ze het dak op, maakten een gat, en lieten hun vriend naar beneden zakken voor
Jezus' voeten. Jezus was ontroerd door hun geloof. Jezus zei tegen de man: "Je zonden zijn je
vergeven." Lucas vroeg zich af waarom, aangezien de man genezing zocht. Mattheüs legde
uit dat Jezus misschien zag dat vergeving essentieel was voor zijn genezing. De
Schriftgeleerden beschuldigden Jezus van godslastering omdat alleen God zonden kan
vergeven. Ze vroegen zich af of Jezus dit kon aantonen. Jezus bewees zijn macht door de man
te genezen: "Neem je matras op en wandel." De man stond op, nam zijn matras, en liep naar
buiten, waar hij zijn vrienden omhelsde.
