HC neuropsychologische diagnostiek
HC 1- introductie en diagnostisch proces
Waarom neuropsychologische diagnostiek? Klinische neuropsychologie is het
wetenschapsgebied waar de relaties tussen de breinstoornissen en gedrag
bestudeerd worden in patiëntgebonden onderzoek, alsook de praktijksector waar
deze kennis wordt toegepast in de vorm van diagnostiek, begeleiding en
behandeling.
• Start van de zorg is diagnostiek
• Zonder goede diagnostiek geen adequate indicatiestelling en behandeling!
• Geen patiënt is hetzelfde!
• Elke testbatterij is nieuw en afgestemd op de patiënt
• Neuropsycholoog moet snel kunnen switchen, flexibel en creatief zijn, en in
hoog tempo beslissingen kunnen nemen
Woordvindproblemen/taalproblemen – Gekleurde vierkanten en cirkels
Ideamotor apraxie – ‘algemene’ gebaren (stoppen, liften, zwaaien, etc)
Non-verbaal werkgeheugen – reeks cijfers onthouden en ‘teruggeven’
Woordvindproblemen – Boston benoemtaak; benoemen van
plaatjes )paddenstoel, piramide, Neushoorn, etc.)
Neuropsychologische diagnostiek
- In kaart brengen functiestoornissen bij hersenbeschadigingen
- Aard, ernst, oorzaak, gevolg, samenhang met stemming/ persoonlijkheid,
lichamelijke factoren, pijn etc…..
Neuropsychologische diagnostiek is het in kaart brengen van functiestoornissen
bij hersenbeschadiging.
Belangrijk om te kijken hoe de cognitieve functies zijn voor de
openhersenoperatie.
Kijk naar scores op de test, maar ook anamnese, heteroanamnese en
observaties.
Non-verbaal werkgeheugen test als het niet mogelijk is om het geheugen te
testen via verbale testen. Dit is bijvoorbeeld als het taalbegrip of taalproductie
dusdanig is aangetast.
Testen? Corsi block-tapping test
Waarvoor neuropsychologische diagnostiek? Voor het geven voor indicaties
voor…
- Neurologische aandoeningen
o Beroerte, traumatisch hersenletsel, tumor
- Psychiatrische stoornissen
o Shizofrenie, bipolaire stoornissen
- Ontwikkelingsstoornissen
o Autisme, ADHD, dyslexie
- Veroudering en dementie
Diagnostisch proces
, 1. Anamnese en Heteroanamnese
2. Vraagstelling en hypothesevorming
3. Testselectie en Testafname
4. Observatie
5. Interpretatie
6. Schriftelijke en mondelinge rapportage
Dit is een dynamisch proces!!
Zonder goede vraagstelling is een neuropsychologisch onderzoek zinloos!
“Gaarne NPO”
Neem je onderzoek af in kader van diagnostiek/behandeling/indicatiestelling etc?
Indien niet duidelijk neem contact op met verwijzer!
Onderscheid diagnostische en beschrijvende vraagstellingen:
Verdere differentiatie typen vraagstellingen
- Onderkenning
o Wat is er met deze patiënt aan de hand?
- Verklaring
o Waarom vertoont deze patiënt deze gedragsproblemen?
- Predictie
o Hoe kan een operatie het cognitief functioneren beïnvloeden?
- Indicatie
o Wat zijn de implicaties van de cognitief sterke en zwakker punten
voor revalidatie
- Evaluatie
o Wat is het effect van het gebruik van Ritalin op het cognitief
functioneren?
Vraagstelling vooral gericht op de indicatie, gericht op welke inidicatie
Vraagstelling en hypothese:
- Diagnosticus vormt vanaf eerste moment hypotheses
- Hypothese vormen je vragen in de anamnese, tijdens anamnese en
testonderzoek kun je je hypotheses bijstellen
- Testonderzoek stem je af op hypotheses, hypothese-toetsend werken
- Dynamisch proces!
Door het verwerpen van een aantal hypotheses kom je uit op een
waarschijnlijkheidsdiagnose
Soms andere disciplines nodig voor verder onderzoek naar overige hypotheses.
Medicus stelt medische diagnose. NPO bij individuele patiënt is eigenlijk een N=1
wetenschappelijke studie.
Testselectie en afname:
• Om hypothese te toetsen gebruik je verschillende bronnen: anamnese,
observaties, vragenlijsten en testen
• Keuze voor test hangt af van doel van onderzoek en kenmerken van patiënt
– Wat als iemand afatisch is?
– Wat als iemand een hemiparese heeft?
– Wat als iemand een heel laag opleidingsniveau heeft?
– Wat als iemand geen Nederlands spreekt?
Kwaliteitscriteria: validiteit, betrouwbaarheid en normering.
COTAN – kwaliteit testmateriaal
,Kijkt naar – Uitgangspunten bij constructie – Kwaliteit testmateriaal – Kwaliteit
handleiding – Normen – Betrouwbaarheid – Begripsvaliditeit – Criteriumvaliditeit
Punten van aandacht
– Veel taken komen uit buitenland
– Veel taken nog geen COTAN beoordeling
Je moet zelf kritisch kijken of de test geschikt is
Let op dat bij herhaald testen er een leer effect kan optreden. Rekening mee
houden met testscores beoordelen en interpreteren.
Leereffect – patiënt weet wat er gaat gebeuren
Van veel testen ook geen test-hertest gegevens beschikbaar.
Gebruik bij herhaald testen parallel testen!
Testwise – paralleltest dus andere woorden, maar patiënt weet bv dat de
woorden na een bepaalde tijd opnieuw gevraagd worden.
Family wise error – naar mate we meer testen afnemen is de kans dat een
patiënt op 1 van deze testen afwijkend scoort groter.
• Volgorde van test: zorg dat er geen interferentie is!
• Zorg voor standaardisatie
• Maar ook: – Testing the limits = kijken wat er nog wel lukt
• Computergestuurde diagnostiek
– Steeds meer de toekomst
– Veel voordelen
– Maar meten ze wel hetzelfde?
Psychometrie in de klinische Neuropsychologie
• Meting bestaat uit twee onderdelen:
– Het resultaat van meetprocedure zelf
– Bijdrage van invloeden die daarbuiten liggen
• Stoorfactoren (vermoeidheid, gebrek aan motivatie, faalangst,
motorische beperkingen
• Betrouwbaarheid van test is belangrijk: blijft het resultaat van test hetzelfde als
je nogmaals afneemt?
• Validiteit van test eveneens belangrijk: meet de test wat hij beoogt te meten?
• Normen: gezonde controles of een vergelijkbare patiëntgroep
Diagnostische nauwkeurigheid: receiver operating characteristics:
Nauwkeurigheid hangt af van sensitiviteit (kans dat je de stoornis ook echt
detecteert) en specificiteit ( de kans dat een gezond persoon een score boven
het afkappunt heeft, dus hoe goed de test personen zonder stoornis herkennen)
- afhankelijk van de validatie groepen
Rekening houden met de a priori kans op een aandoening in een bepaalde
populatie.
- positieve en negatieve voorspellende waarde
• Interpretatie is integratie van:
– Onze kennis van neuroanatomie
– Onze kennis van algemene/cognitieve psychologie
– Onze kennis van hersenziekten en de gevolgen ervan voor gedrag
– Onze kennis over psychopathologie
, – Vraagstelling en onderzoekshypothesen
– Gegevens uit medisch dossier (o.a. beeldvorming)
– Gegevens uit psychosociale voorgeschiedenis
– Gegevens uit anamnese en heteroanamnese
– Observaties
– Testresultaten
• Let op stoorfactoren (bv afasie die geheugentaak beïnvloedt)
• Waar zet je de resultaten tegen af?
– Premorbide functioneren (bv schatten op basis van demografische gegevens of
met tests die relatief ongevoelig zijn voor hersenschade)
• Testscores afzetten tegen normgegevens
• Wanneer is een prestatie uitzonderlijk laag? (<-2 SD van het gemiddelde)
• Je kijkt of een testprofiel afwijkend is; dissociaties tussen functies
• Wees voorzichtig met het te snel interpreteren van 1 (uitzonderlijk) lage
testscore
• family wise error: Naar mate we meer testen afnemen is de kans dat een pt. op
1 van deze testen afwijkend scoort groter
• Houdt ook rekening met a-priori kans van een bepaalde ziekte of stoornis
• Terug naar hypotheses (differentiaal diagnostische overwegingen), welke
kunnen we verwerpen, welke is aannemelijk?
• Vervolgens conclusie trekken
• Beperk je tot neuropsychologisch vakgebied!
– We kunnen wel zeggen er sprake is van een dementiesyndroom waarbij
geheugen op de voorgrond staat, we kunnen niet stellen dat het gaat om
de ziekte van Alzheimer. We kunnen wel zeggen dat het hier passend bij is.
• Veelgemaakte interpretatiefouten
– Grote hoeveelheid gegevens
– Veronachtzaming van voorafkans
– Bevestigingsbias
– Klachten aannemen als cognitieve stoornissen
– Veronderstelde meetpretentie van test zonder meer aannemen
HC 1- introductie en diagnostisch proces
Waarom neuropsychologische diagnostiek? Klinische neuropsychologie is het
wetenschapsgebied waar de relaties tussen de breinstoornissen en gedrag
bestudeerd worden in patiëntgebonden onderzoek, alsook de praktijksector waar
deze kennis wordt toegepast in de vorm van diagnostiek, begeleiding en
behandeling.
• Start van de zorg is diagnostiek
• Zonder goede diagnostiek geen adequate indicatiestelling en behandeling!
• Geen patiënt is hetzelfde!
• Elke testbatterij is nieuw en afgestemd op de patiënt
• Neuropsycholoog moet snel kunnen switchen, flexibel en creatief zijn, en in
hoog tempo beslissingen kunnen nemen
Woordvindproblemen/taalproblemen – Gekleurde vierkanten en cirkels
Ideamotor apraxie – ‘algemene’ gebaren (stoppen, liften, zwaaien, etc)
Non-verbaal werkgeheugen – reeks cijfers onthouden en ‘teruggeven’
Woordvindproblemen – Boston benoemtaak; benoemen van
plaatjes )paddenstoel, piramide, Neushoorn, etc.)
Neuropsychologische diagnostiek
- In kaart brengen functiestoornissen bij hersenbeschadigingen
- Aard, ernst, oorzaak, gevolg, samenhang met stemming/ persoonlijkheid,
lichamelijke factoren, pijn etc…..
Neuropsychologische diagnostiek is het in kaart brengen van functiestoornissen
bij hersenbeschadiging.
Belangrijk om te kijken hoe de cognitieve functies zijn voor de
openhersenoperatie.
Kijk naar scores op de test, maar ook anamnese, heteroanamnese en
observaties.
Non-verbaal werkgeheugen test als het niet mogelijk is om het geheugen te
testen via verbale testen. Dit is bijvoorbeeld als het taalbegrip of taalproductie
dusdanig is aangetast.
Testen? Corsi block-tapping test
Waarvoor neuropsychologische diagnostiek? Voor het geven voor indicaties
voor…
- Neurologische aandoeningen
o Beroerte, traumatisch hersenletsel, tumor
- Psychiatrische stoornissen
o Shizofrenie, bipolaire stoornissen
- Ontwikkelingsstoornissen
o Autisme, ADHD, dyslexie
- Veroudering en dementie
Diagnostisch proces
, 1. Anamnese en Heteroanamnese
2. Vraagstelling en hypothesevorming
3. Testselectie en Testafname
4. Observatie
5. Interpretatie
6. Schriftelijke en mondelinge rapportage
Dit is een dynamisch proces!!
Zonder goede vraagstelling is een neuropsychologisch onderzoek zinloos!
“Gaarne NPO”
Neem je onderzoek af in kader van diagnostiek/behandeling/indicatiestelling etc?
Indien niet duidelijk neem contact op met verwijzer!
Onderscheid diagnostische en beschrijvende vraagstellingen:
Verdere differentiatie typen vraagstellingen
- Onderkenning
o Wat is er met deze patiënt aan de hand?
- Verklaring
o Waarom vertoont deze patiënt deze gedragsproblemen?
- Predictie
o Hoe kan een operatie het cognitief functioneren beïnvloeden?
- Indicatie
o Wat zijn de implicaties van de cognitief sterke en zwakker punten
voor revalidatie
- Evaluatie
o Wat is het effect van het gebruik van Ritalin op het cognitief
functioneren?
Vraagstelling vooral gericht op de indicatie, gericht op welke inidicatie
Vraagstelling en hypothese:
- Diagnosticus vormt vanaf eerste moment hypotheses
- Hypothese vormen je vragen in de anamnese, tijdens anamnese en
testonderzoek kun je je hypotheses bijstellen
- Testonderzoek stem je af op hypotheses, hypothese-toetsend werken
- Dynamisch proces!
Door het verwerpen van een aantal hypotheses kom je uit op een
waarschijnlijkheidsdiagnose
Soms andere disciplines nodig voor verder onderzoek naar overige hypotheses.
Medicus stelt medische diagnose. NPO bij individuele patiënt is eigenlijk een N=1
wetenschappelijke studie.
Testselectie en afname:
• Om hypothese te toetsen gebruik je verschillende bronnen: anamnese,
observaties, vragenlijsten en testen
• Keuze voor test hangt af van doel van onderzoek en kenmerken van patiënt
– Wat als iemand afatisch is?
– Wat als iemand een hemiparese heeft?
– Wat als iemand een heel laag opleidingsniveau heeft?
– Wat als iemand geen Nederlands spreekt?
Kwaliteitscriteria: validiteit, betrouwbaarheid en normering.
COTAN – kwaliteit testmateriaal
,Kijkt naar – Uitgangspunten bij constructie – Kwaliteit testmateriaal – Kwaliteit
handleiding – Normen – Betrouwbaarheid – Begripsvaliditeit – Criteriumvaliditeit
Punten van aandacht
– Veel taken komen uit buitenland
– Veel taken nog geen COTAN beoordeling
Je moet zelf kritisch kijken of de test geschikt is
Let op dat bij herhaald testen er een leer effect kan optreden. Rekening mee
houden met testscores beoordelen en interpreteren.
Leereffect – patiënt weet wat er gaat gebeuren
Van veel testen ook geen test-hertest gegevens beschikbaar.
Gebruik bij herhaald testen parallel testen!
Testwise – paralleltest dus andere woorden, maar patiënt weet bv dat de
woorden na een bepaalde tijd opnieuw gevraagd worden.
Family wise error – naar mate we meer testen afnemen is de kans dat een
patiënt op 1 van deze testen afwijkend scoort groter.
• Volgorde van test: zorg dat er geen interferentie is!
• Zorg voor standaardisatie
• Maar ook: – Testing the limits = kijken wat er nog wel lukt
• Computergestuurde diagnostiek
– Steeds meer de toekomst
– Veel voordelen
– Maar meten ze wel hetzelfde?
Psychometrie in de klinische Neuropsychologie
• Meting bestaat uit twee onderdelen:
– Het resultaat van meetprocedure zelf
– Bijdrage van invloeden die daarbuiten liggen
• Stoorfactoren (vermoeidheid, gebrek aan motivatie, faalangst,
motorische beperkingen
• Betrouwbaarheid van test is belangrijk: blijft het resultaat van test hetzelfde als
je nogmaals afneemt?
• Validiteit van test eveneens belangrijk: meet de test wat hij beoogt te meten?
• Normen: gezonde controles of een vergelijkbare patiëntgroep
Diagnostische nauwkeurigheid: receiver operating characteristics:
Nauwkeurigheid hangt af van sensitiviteit (kans dat je de stoornis ook echt
detecteert) en specificiteit ( de kans dat een gezond persoon een score boven
het afkappunt heeft, dus hoe goed de test personen zonder stoornis herkennen)
- afhankelijk van de validatie groepen
Rekening houden met de a priori kans op een aandoening in een bepaalde
populatie.
- positieve en negatieve voorspellende waarde
• Interpretatie is integratie van:
– Onze kennis van neuroanatomie
– Onze kennis van algemene/cognitieve psychologie
– Onze kennis van hersenziekten en de gevolgen ervan voor gedrag
– Onze kennis over psychopathologie
, – Vraagstelling en onderzoekshypothesen
– Gegevens uit medisch dossier (o.a. beeldvorming)
– Gegevens uit psychosociale voorgeschiedenis
– Gegevens uit anamnese en heteroanamnese
– Observaties
– Testresultaten
• Let op stoorfactoren (bv afasie die geheugentaak beïnvloedt)
• Waar zet je de resultaten tegen af?
– Premorbide functioneren (bv schatten op basis van demografische gegevens of
met tests die relatief ongevoelig zijn voor hersenschade)
• Testscores afzetten tegen normgegevens
• Wanneer is een prestatie uitzonderlijk laag? (<-2 SD van het gemiddelde)
• Je kijkt of een testprofiel afwijkend is; dissociaties tussen functies
• Wees voorzichtig met het te snel interpreteren van 1 (uitzonderlijk) lage
testscore
• family wise error: Naar mate we meer testen afnemen is de kans dat een pt. op
1 van deze testen afwijkend scoort groter
• Houdt ook rekening met a-priori kans van een bepaalde ziekte of stoornis
• Terug naar hypotheses (differentiaal diagnostische overwegingen), welke
kunnen we verwerpen, welke is aannemelijk?
• Vervolgens conclusie trekken
• Beperk je tot neuropsychologisch vakgebied!
– We kunnen wel zeggen er sprake is van een dementiesyndroom waarbij
geheugen op de voorgrond staat, we kunnen niet stellen dat het gaat om
de ziekte van Alzheimer. We kunnen wel zeggen dat het hier passend bij is.
• Veelgemaakte interpretatiefouten
– Grote hoeveelheid gegevens
– Veronachtzaming van voorafkans
– Bevestigingsbias
– Klachten aannemen als cognitieve stoornissen
– Veronderstelde meetpretentie van test zonder meer aannemen