Inwerkingtreding boeken 1 en 5 BW:
• Inwerkingtreding op 1 januari 2023
• Eerbiedigende werking
o Tenzij partijen anders overeenkomen
o Enkel rechtshandelingen en rechtsfeiten na 1/1/23
o Niet: toekomstige gevolgen rechtshandelingen en rechtsfeiten die dateren van voor 1/1/23 of
rechtshandelingen of rechtsfeiten mbt verbintenis uit rechtshandeling of rechtsfeit van voor 1/1/23
TITEL 1: INLEIDING
HOOFDSTUK 1: BENOEMDE, ONBENOEMDE EN GEMENGDE CONTRACTEN
Benoemd contract = contract dat aan een specifieke wettelijke regeling is onderworpen
• Onderworpen aan wettelijke set van regels en de afspraken in het contract zelf
• Ondergeschikt is het verbintenissen- en contractenrecht ook van toepassing, in de mate dat er niets is
geregeld in de wet/contract (met art. 5.71 BW) (art. 5.13 BW)
Onbenoemd contract = contract dat niet aan een specifieke wettelijke regeling is onderworpen
• Geen wettelijke set van regels
• Het contract staat voorop, onderworpen aan de afspraken in het contract zelf
• Ondergeschikt is het verbintenissen- en contractenrecht ook van toepassing, in de mate dat er niets is
geregeld in de wet/contract (met art. 5.71 BW) (art. 5.13 BW)
• Het zou kunnen dat er een contract is waarbij buiten de lijntjes is gekleurd maar we de lijntjes nog een
beetje kunnen zien en kan er naar analogie in ondergeschikte orde toepassing worden gemaakt van de
regels van het benoemd contract
Gemengd contract = contract dat de typische kenmerken van twee of meer benoemde contracten vertoont,
maar dat toch een juridische eenheid vormt [bv. als een aannemer op uw stuk grond komt bouwen, dan wordt er
gebouwd, er worden diensten geleverd (aanneming), maar die aannemer levert u ook goederen zoals stenen,
dakpannen, cement (koopelement)]
→ om deze contracten te kwalificeren, hebben we 3 kwalificatietheorieën (art. 5.67 BW):
• Onbenoemd contract: na de mix hebben we geen duidelijk benoemd contract meer
• Combinatietheorie (cumultheorie of splitsingstheorie): er is duidelijk nog te zien waar een stuk van
het ene en het stuk van de andere zit → op het ene deel passen we de regels daarvan toe en op het andere
deel passen we de regels daarvan toe
• Absorptieleer: er is duidelijk één component met andere elementen
o Als we zien dat één van de onderdelen dominant is, dan zal dat onderdeel heel de kwalificatie
bepalen (het hoofdelement absorbeert het ondergeschikte) en dus passen we de regels van het
hoofdelement toe op het geheel
o Tenzij de hoofdregels een aspect echt niet regelen en dan gaan we heel specifiek en beperkt
cumuleren: bv. een makelaar is een aannemingscontract, maar kan ook zijn dat die dingen voor
u mag tekenen en dan hebben we ook een lastgevingscontract → hoofdonderdeel is de diensten
en dus het aannemingscontract, maar neemt niet weg dat hij wel rechtshandelingen mag stellen,
1
, maar aanneming regelt dat niet en dan cumuleren we heel beperkt en specifiek dat onderdeeltje
wel met lastgevingsregels
HOOFDSTUK 2: BESCHERMING VAN DE ZWAKKE CONTRACTPARTIJ
Het uitgangspunt in het privaatrecht is de wilsautonomie (art. 5.3 en 5.14 BW) → omwille daarvan moeten we de
zwakke(re) contractpartij beschermen
• Consumentenrecht sensu lato:
o Dwingende bepalingen waar we niet van kunnen afwijken ter bescherming van de consument
o Venuit het gemene verbintenissen- en contractenrecht (bv. gekwalificeerde benadeling of
misbruik van omstandigheden in art. 5.37 BW op basis waarvan het gemene recht de vernietiging
van het contract toelaat)
• Consumentenrecht sensu stricto (Europese invloed) – de echt B2C verhouding:
o Daarvoor hebben we het WER en consumentenkoop (dwingend regime met een zeer grote impact
en dat steeds meer uitbreidt)
o HvJ: als je een nietige clausule opneemt in je contract en die wordt nietig verklaard, dan verlies
je ook je onderliggende rechten (maw dan heb je geen recht op SV, zelfs al was de schade
gigantisch groot)
o Afdwingbaarheidsparadox: heel sterke en ogenschijnlijk heel afdwingbare regeling, maar tegelijk
heeft die in de praktijk heel weinig incentive om je daarop te beroepen → je kan het maar echt
goed afdwingen als je goed voldoende duur is, want anders zou de procedure veel duurder
uitdraaien dan de aankoop van een nieuw goed (bv. trui van 300 euro ga je niet voor naar de
rechter)
Consumentenrecht sensu stricto (vnl. Boek VI WER)
• Art. I.1 WER (algemeen):
o Consument = natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels-, bedrijfs,
ambachts-, of beroepsactiviteit vallen
→ wat dan met gemengd gebruik? Zolang het niet-professionele determineert is het een
consulment, zolang het professionele determineert, is het geen consument
o Onderneming = zelfstandigen, elke rechtspersoon en elke andere organisatie zonder rechts-
peroonlijkheid inhet algemeen (als die organisatie zonder RPH geen uitkeringsoogmerk heeft en
dat ook niet doet, dan valt de organisatie zonder RPH niet onder het bergip onderneming vh WER)
o Voorwerp:
§ Producten = goederen, diensten, onroerende goederen, rechten en verplichtingen
§ Goederen = lichamelijke roerende zaken
§ Diensten = elke prestatie verricht door een onderneming in het kader van haar
professionele activiteit of in uitvoering van haar statutair doel
• Art. I.8 WER (met oog op Boek VI):
o Onderneming = iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon die op duurzame wijze een
economisch doel nastreeft, alsmede zijn verenigingen
o Verkoopovereenkomst = iedere overeenkomst waarbij onderneming de eigdom van goederen
aan consument overdraagt of verbindt over te dragen en consument prijs daarvan betaalt of
verbindt te betalen, met inbergip van elke overeenkomst die zowel goederen als diensten betreft
o Dienstenovereenkomst = iedere andere overeenkomst dan een verkoopovereenkomst waarbij
de onderneming de consument een dienst levert of verbindt dienst te leveren en consument prijs
daarvan betaalt of verbindt te betalen
o Product = art. I.1 WER, met inbegrip van digitale diensten en digitale inhoud
2
, • Onrechtmatige bedingen:
o Algemene norm: art. I.8, 22° WER
o Zwarte lijst in Boek VI met bedingen die niet in het contractmogen staan op straffe van nietigheid
o Gelden producten en diensten
• Overeenkomst op afstand en verkoop buiten de onerneming:
o Gelden inzake verkoop enkel voor goederen (= lichamelijke roerende goederen)
o Gelden voor diensten
• Wet 4/4/2019: specifieke bepalingen over verhoudingen tussen twee ondernemingen (B2B) – vanaf
1/12/2020 een regeling voor onrechtmatige bedingen:
o Algemene norm: art. VI.91/3 WER
o Zwarte lijst: art. VI.91/4 WER
o Grijze lijst: art. VI.91/5 WER: clausules die nietig zouden kunnen zijn, maar waartegen tegen-
bewijs kan worden geleverd
Consumentenrecht sensu lato
• Onrechtmatige bedingen (art. 5.52 BW): algemene bepaling voor alle contracten (B2B, C2C, B2C):
o Al is deze bepaling in zijn toepassingsbereik nogal beperkt: aanvullend recht, dus WER primeert
→ in B2B en B2C-verhoudingen zal art. 5.52 BW in beginsel dus niet aan bod komen
o Inhoudelijk beperkter dan het WER: gaat over een beding waarover niet kan worden
onderhandeld (staat niet: waarover niet werd onderhandeld) → tussen particulieren zijn er heel
weinig bedingen waarover er niet kan worden onderhandeld
o Bovendien mag het geen betrekking hebben op de hoofdprestaties (bv. prijs van een koop)
o Als een beding onrechtmatig zou zijn en die nietigverklaring verkregen kan worden, dan geldt er
niet de sanctie van WER dat je onderliggende rechten kwijt bent, dan wordt er gewoon een streep
getrokken over het onrechtmatig beding
HOOFDSTUK 3: KWALIFICATIE VAN CONTARCTEN
Art. 5.68 BW
• Partijen kunnen vrij overeenkomen – hun gemeenschappelijke bedoeling primeert
• Rechter:
o Indien de partijen hebben gekwalificeerd: bindende kracht van het contract (art. 5.69 BW), de
rechter zal wel kijken wat de gemeenschappelijke bedoeling van de partijen is en het is maar
wanneer de rechter ondervindt dat die 2 niet matchen dat hij kan herkwalificeren
o Indien de partijen niet hebben gekwalificeerd: rechter zal kwalificeren adhv de gemeenschap-
pelijke bedoeling van de partijen
→ opmerking 1: als we kwalificeren, dan kijken we naar de essentiële elementen (andere elementen die voor de
partijen van belang zijn, zijn de subjectieve elementen → die zijn niet van belang voor de kwalificatie)
→ opmerking 2: conversie ≠ herkwalificatie:
• Herkwalificatie = partijen zeiden dat contract een koop is, maar eigenlijk is dat een aanneming
• Conversie = partijen hebben juist gekwalificeerd of de rechter zal kwalificeren, maar een aantal
bepalingen zijn ongeldig en die ongeldige bepalingen gaan we vervangen door bepalingen die wel geldig
zijn
HOOFDSTUK 4: VERHOUDING MET BCA
Wet 1/2/2024 houdende Boek 6 BW – eerbiedigende werking
3
, Samenloop contractuele aansprakelijkehdi en buitencontractuele aansprakelijkheid (art. 6.2 en 6.3 BW)
• Vroeger: tussen contractpartijen kan er enkel contractuele aansprakelijkheid bestaan → principe van de
samenloop: je kan geen samenlopende aansprakelijkheid tussen contractspartijen hebben van contractuele en
buitencontractuele aansprakelijkheid, tenzij (Cass.) als er aan 2 voorwaarden is voldaan: fout begaan tussen
partijen is niet zuiver contractueel + de schade die ontstaan is, is andere schade dan de contractuele schade (bv.
iemand komt je toilet herstellen en breekt de vaas in de inkomhal) → die samenloop was zeer beperkt – andere
samenloop: als je contractuele fout ook een misdrijf was (vaak slagen en verwondingen als iemand fysieke schade
leed) en dan kon je kiezen tussen buitencontractuele of contractuele aansprakelijkheid
• Nu is het principe omgekeerd: principieel is samenloop wel mogelijk, mits we wel een gemengde fout
hebben (noodzakelijke voorwaarde) – begrenzingen om contractueel evenwicht te waarborgen:
o Samenloopmogelijkheid is van aanvullend recht: partijen kunnen het uitsluiten en als ze dat
doen, dan beperken ze hun aansprakelijkheid, dus die begrenzing kan maar binnen de grenzen
van een exoneratiebeding (art. 5.88 BW), want we hebben een aansprakelijkheidsbeperking
o Als de samenloop geldt, dan geldt het maar binnen beperkte lijnen: dan kan degene die
aansprakelijk gesteld wordt zich beroeppen op alle contractuele bepalingen, op evt. wettelijke
bepalingen die op het contractueel regime zouden inspelen, bijzondere verjarijngstermijnen op
de contractuele aansprakelijkheid kunnen ook ingeroepen worden op de buitencontractuele
aansprakelijkheid
o TENZIJ de fysieke of psychische integriteit van de persoon werd geraakt of ingeval van opzet
Rechtstreekse aanspraak tegen hulppersoon van medecontractant (art. 6.2 en 6.3 BW)
Aansprakelijkheid van de medecontractant voor hulppersonen (art. 5.229 BW): bv. je sluit een contract met een
aannemer om je huis te renoveren en die aannemer doet beroep op een onderaannemer, hij is een hulppersoon
van jouw aannemer
• De vraag is: kan je ook die hulppersoon rechtstreeks aanspreken? Niet contractueel, A heeft met C geen
contract, dat is het relativiteitsbeginsel (art. 5.103 BW), maar traditioneel werd aangenomen omdat C
een hulppersoon is van B en ten aanzien van A C in de rug zit van B, zou C maar BCA kunnen worden
aangesproken in de mate dat B buitencontractueel aansprakelijk had kunnen stellen (samenloop)
(quasi-immuniteit van de hulppersoon)
• Samenloopverbod staat niet meer in Boek 6 BW, dus de quasi-immuniteit is weg: C kan nu zonder meer
ook buitencontractueel aangesproken is, indien er sprake is van een buitencontractuele fout
• Waarborgen voor het contractueel evenwicht:
o Aanvullend recht (tenzij (wet of) contract)
o Inroepbaarheid verweermiddelen hoofdcontract: alles wat B kon inroepen, kan ook C inroepen
o Inroepbaarheid verweermiddelen ‘eigen’ contract: C kan de excepties die hij tegen B kon
inroepen, tegen A inroepen
o TENZIJ: de fysieke of psychische integriteit van de persoon werd geraakt of ingeval van opzet
TITEL 2: KOOP (OVEREENKOMST MBT DE OVERDRACHT VAN EIGENDOM)
HOOFDSTUK 1: REGIME VAN DE KOOP (ART. 1582 E.V. BW)
Regime bij koop is een lappendeken!!
• Verhouding B2C:
o WER: Wetboek van Economisch Recht dat heel specifiek van toepassing is (bv. regelt niet heel
het regime van de koop, maar wel informatieplichten, verklaart bepaalde bedingen nietig), maar
niet heel het regime van de koop regelt – gelden als uitgangspunt bij koop van onroerende en
4