Hoofdstuk 1: Wat is psychologie?
Psychologie is de wetenschap die menselijk gedrag bestudeert. Op basis van
gedragswaarnemingen probeert men de interne processen te begrijpen die dit
gedrag beïnvloeden.
De geschiedenis van de psychologie:
De studie van menselijk gedrag en beleving gaat terug tot de oudheid. Griekse
filosofen zoals Aristoteles, Socrates en Plato discussieerden al over de motieven
achter menselijk handelen en de werking van het brein.
- Motieven voor het menselijk handelen = waarom reageert de ene persoon
ergens anders op dan anderen.
Pas aan het einde van de 19e eeuw werd psychologie een gestructureerde
wetenschap.
- Gestructureerd wetenschap kan je doen door te observeren.
Begin 20e eeuw werd de psychologie ook bij een breder publiek bekender door
een van haar praktische toepassingsvormen: de testpsychologie
(psychodiagnostiek).
- Praktische toepassingsvormen= Wat kun je met de psychologie en hoe
beïnvloeden mensen gedrag?
Na de Tweede Wereldoorlog werd psychologie een zelfstandige studierichting (het
kwam los van de wijsbegeerte). In de loop van de geschiedenis zijn verschillende
stromingen binnen de psychologie ontstaan, waaronder het structuralisme,
functionalisme, behaviorisme en de Gestaltpsychologie.
Ontwikkelingen die de psychologie mogelijk gemaakt hebben:
1. Griekse filosofen
- Plato: echte kennis baseren op menselijke rede.
- Aristoteles: observatie, axioma’s (onwrikbare uitgangspunten) en
rede.
2. Invloedrijke geschriften over het functioneren van de mens.
3. Vragen over het universum en de plaats van de mens erin Antwoorden
op deze vragen vonden hun oorsprong binnen de mens.
4. Hoe komen ideeën tot stand en hoe kunnen we uitmaken of ze juist of
verkeerd zijn?
5. De val van het romeinse rijk: Rooms katholieke kerk hoeder van kennis.
Ontwikkelingen in de filosofie: Eeuwenlang werd aangenomen dat de menselijke
geest (de ziel) een vrije wil had en niet onderworpen was aan natuurwetten,
waardoor ze niet wetenschappelijk bestudeerd kon worden.
René Descartes en zijn 3 principes:
Dualisme: de mens bestaat uit een lichaam en een geest die onafhankelijk van
elkaar zijn.
,Rationalisme: de waarheid kan worden achterhaald door gebruik te maken van de
rede. Om de mens te begrijpen moest men over hem nadenken.
Het kernwoord in het begrip is ratio, dat rede of verstand betekent.
- Het rationalisme draait om het idee dat de rede de plaats innam van
religie. Volgens rationalisten, zoals Descartes, moest men het verstand,
logisch redeneren en waarneming inzetten in plaats van zich te baseren op
vooringenomen geloofsovertuigingen.
Voorbeeld ratio: Er is wetenschappelijk bewezen dat mensen 15 min
hun aandacht ergens bij kunnen houden, maar de ene persoon heeft
dit voor 7 min en de andere weer voor een uur.
Nativisme: bepaalde kennis is aangeboren en kan worden gebruikt om tot
waarheid te komen.
Empirisme (John Locke):
De tegenhanger van het Rationalisme is het Empirisme: (zintuigelijke) ervaring
de enige bron is van ware kennis.
- De term empirisme komt van het Griekse woord empeiria, wat ervaring
betekent.
Darwin en de evolutietheorie:
In 1859 publiceerde Charles Darwin The Origin of Species, waarin hij stelde dat
alle levensvormen, inclusief de mens, zijn geëvolueerd uit eerdere levensvormen.
Alle wezens passen zich aan aan de omgeving waarin ze leven.
Dit had implicaties voor de psychologie:
- Menselijk gedrag kon worden bestudeerd zoals diergedrag.
- Onderzoek naar overeenkomsten en verschillen tussen mensen en dieren
werd zinvol.
Belangrijke stromingen binnen de psychologie:
Structuralisme:
Wilhelm Wundt richtte in 1879 het eerste psychologisch laboratorium op, dit was
het startpunt van de wetenschappelijke psychologie.
Structuralisten probeerden complexe ervaringen te ontleden in kleinere
ervaringen via introspectie (zelfreflectie).
Gedrag opdelen, wanneer gaat het wel en niet goed?
Gestaltpsychologie:
Ontstond in de 20e eeuw als reactie op het structuralisme.
De Gestaltpsychologie stelt dat een waarneming niet in zo klein mogelijke stukjes
moet worden opgedeeld, maar dat er naar het geheel moet worden gekeken.
Het totaal van alle onderdelen van een waarneming heeft een meerwaarde boven
de som van alle onderdelen doordat er interacties zijn tussen deze
onderdelen.
, - Hierin gaan ze meer uit van helen of 2 gezichten of kandelaar
Toegepaste psychologie:
Alfred Binet ontwikkelde tests om intelligentie in kaart te brengen met als doel
inzichtelijk te maken welke kinderen gemakkelijk of minder gemakkelijk leerden.
Binet zag dat het bij bepaalde personen anders is, bijvoorbeeld kinderen met
dyslexie die extra tijd nodig hebben.
Je moet kijken in welke situatie je de psychologie kunt toepassen.
Functionalisme:
1e belangrijke stroming binnen de Amerikaanse psychologie.
William James richtte zich op praktische oplossingen in plaats van functioneel
onderzoek.
Mentale processen worden beschreven door James als een voortdurende stroom
van veranderende gedachten en gevoelens.
- Bijvoorbeeld, als je bang bent voor honden, kun je leren met deze angst
om te gaan zodat je er geen last meer van hebt.
Het behaviorisme:
Psychologie als wetenschap van observeerbaar en meetbaar gedrag.
- John Watson werd hierin geïnspireerd door het positivisme.
Positivisme:
De wetenschap is de beste methode om dingen te begrijpen en kennis te
vergaren.
- Mensen kunnen problemen zelfstandig oplossen, maar weten vaak niet hoe
ze dit moeten aanpakken. Op dit punt hebben zij behoefte aan
ondersteuning.
Psychoanalyse:
‘’De ware oorsprong van het ontstaan van gedrag, persoonlijkheidsverschillen en
mentale stoornissen ligt bij onbewuste krachten.’’
Mensen konden geholpen worden door onbewuste verdrongen conflicten in het
bewustzijn te brengen door middel van droomanalyse en vrije associatie.
- Freud zijn ideeën waren vooral gebaseerd op introspectie.
Veel wetenschappers vonden dit niet wetenschappelijk en wilden meer
empirische onderbouwing van zijn theorie.
, In dromen verwerk je zaken die zijn gebeurd. Als je achterhaalt wat de
beweegredenen zijn van die droom dan kan je tot de kern komen van wat
mensen hebben meegemaakt.
De moderne psychologie:
Tegenwoordig wordt gedrag verklaard aan de hand van het bio-psychosociale
model.
Dit model stelt dat het menselijk functioneren het gevolg is van de interactie
tussen biologische, psychische en sociale invloeden:
1. Biologisch: Dit gaat over je lichaam en genen.
Denk aan dingen zoals je gezondheid, ziektes en je DNA (Nature).
2. Psychisch: Dit gaat over je gedachten, emoties en gevoelens.
Hoe je denkt en je voelt kan invloed hebben op je gezondheid (Nurture).
3. Sociaal: Dit gaat over je omgeving en de mensen om je heen.
Je familie, vrienden, werk en cultuur kunnen allemaal van invloed zijn op
hoe je je voelt.
Kernbegrippen hoofdstuk 1:
Psychologie= een wetenschap waarbij het gedrag bestudeerd wordt en waarbij
de gedragsevidentie gebruikt wordt om de interne processen te begrijpen die aan
dat ten grondslag liggen.
Wetenschappelijke revolutie= klassiek-religieuze ideeën maken plaats voor
moderne-wetenschappelijke ideeën. Er ontstond een andere vorm van
kennisvergaring, namelijk de overtuiging dat ware kennis gebaseerd is op
systematische observatie en actief ingrijpen in de wereld.
Copernicaanse revolutie= het inzicht dat de aarde niet het centrum vormde van
het heelal, maar dat de zon het middelpunt is waar de aarde en andere planeten
omheen draaien
Evolutietheorie= levende wezens passen zich aan veranderende omstandigheden
aan. Individuele verschillen binnen een soort zorgen ervoor dat eigenschappen
die goed aansluiten bij de omgeving vaker worden doorgegeven, terwijl minder
geschikte eigenschappen verdwijnen.
Dualisme= de overtuiging dat mensen uit twee onafhankelijke elementen
bestaan: een lichaam en een geest. De geest heeft een vrije wil en vormt de kern
van het menselijk denken, het lichaam is slechts een omhulsel.
Rationalisme= ware kennis is gebaseerd op de rede, die door het toepassen van
logica nieuwe informatie afleidt uit de bestaande informatie.
Nativisme= de overtuiging dat de mens aangeboren kennis heeft, die de basis
vormt voor alle andere kennis.
Empirisme= de inhoud van de geest wordt niet gevormd door aangeboren ideeën
en afgeleide inzichten, maar door zintuigelijke ervaringen die met elkaar
verbonden worden.
Introspectie= het kijken naar je eigen bewustzijn van binnenuit.