,samenvatting anatomie fysiologie pathologie fontys periode 1 2025 oefentoets vragen antwoorden
, samenvatting anatomie fysiologie pathologie fontys periode 1 2025 oefentoets vragen antwoorden
Leerdoelen les 1
De student:
• verwoordt welke deelvaardigheden nodig zijn voor een verantwoorde klinische redenatie.
• laat zien welke leermiddelen mogelijk gebruikt kunnen worden binnen de lessen AFP.
• benoemt de relatie tussen klinisch redeneren en methodisch handelen.
• is zich bewust van de relatie tussen kennis van biomedisch domein en het klinische
besluitvormingsproces.
Leerdoelen les 2
De student:
• heeft kennis en maakt gebruik van medische terminologie;
• kent de normaalwaarden van relevante basisparameters;
• selecteert relevante observatieparameters aan de hand van aangeboden casus;
• relateert observatieparameters aan orgaanfuncties;
• kent de redeneerhulpmiddelen ABCDE, (M)EWS, SBAR en DENWIS.
❖ Airway
❖ Breathing
❖ Circulation
❖ Disability
❖ Exposure
➢ Modified
➢ Early
➢ Warning
➢ Score
▪ Situation
▪ Background
▪ Assessment
▪ Recommendation
❖ Dutch
❖ Early
❖ Nurse
❖ Worry
❖ Indicator
❖ Score
, samenvatting anatomie fysiologie pathologie fontys periode 1 2025 oefentoets vragen antwoorden
Leerdoelen les 3
De student:
• herkent de principes osmose, diffusie, filtratie en actief transport en weet waar deze in het
lichaam worden toegepast.
o Osmose: passief transport; diffusie van water semipermeabel membraan. Lage
concentratie > hoge concentratie.
o Diffusie: passief transport; kleine moleculen van hoge naar lage concentratie
(concentratiegradiënt) Gassen. Longblaasjes.
o Filtratie: scheidingsmethode die vaste en vloeibare deeltjes scheidt. Haarvaten.
Arteriolen (arterie). Filtratiedruk. Uitwisseling (verplaatsen) van deeltjes d.m.v.
druk. O2 21% inademen, 17% uitademen.
o Actief transport: moleculen worden van binnen naar buiten verplaatst d.m.v. ATP.
Mitochondria. ATP nodig voor celgroei, productie van hormonen en
spijsverteringsenzymen, cel herstel en vele scheikundige processen.
▪ Primair: ATP nodig.
▪ Secundair: co-energie, transport. NaK pomp (natrium-kaliumpomp); hoog >
laag en laag > hoog.
• legt de begrippen intracellulair, intercellulair en extracellulair uit.
o Intracellulair: binnen in de cel (cytoplasma)
o Intercellulair: ruimte tussen de cellen (interstitiële vloeistof, weefselvocht)
o Extracellulair: ruimte, milieu buiten de cel.
• beschrijft het transport van voedingsstoffen en afvalstoffen.
o Bloed vervoert en levert voeding aan lichaamscellen. Het voert afvalstoffen af, die
bij verbranding van voedingsstoffen in de cellen vrijkomen.
• legt de begrippen colloïd osmotische druk en kristalloïd osmotische druk uit en benoemt de
functie hiervan.
o Osmotische druk: druk in bloedvaten door eiwitten
o COD (colloïd osmotische druk): transport van water over het membraan van de
capillairen wordt bepaalt door het verschil in eiwitconcentratie (albuminen) binnen
en buiten de bloedbaan.
o Kristalloïd osmotische druk: transport van water over het celmembraan wordt vooral
bepaald door het een verschil in zoutconcentratie (kristallen) binnen en buiten de cel.
• interpreteert de veranderingen in filtratiedruk en colloïd osmotische druk bij een patiënt.
o Haarvaten; capillairen, arteriën, venen.
Normale situatie: vocht treedt uit bloedvaten > vervolgens terug geresorbeerd of
weggevoerd via lymfesysteem.
Balans verstoord: ophoping van vocht.
Hydrostatische druk (bloeddruk): vocht uit bloedbaan perst.
Osmotische druk: vocht terughaalt naar bloedbaan.
Arterie bloeddruk < venen = hydrostatische druk (hoog naar laag).
Osmotische druk: constant > kracht van osmose, plasma eiwitten in bloed (eiwitten
verlaten bloed niet, druk=constant).
Filtratie = hydrostatische druk groter dan osmotische druk; vocht uit bloedvaten
geperst.
{Na haarvaten daalt hydrostatische druk}
Resorptie = osmotische druk groter dan hydrostatische druk; vocht teruggehaald naar
bloedvat.
o Verhoogde veneuze hydrostatische druk: bloeddruk venen hoger; verschil in
osmotische en- hydrostatische druk kleiner zijn => minder kracht om vocht terug te
halen.