Voorbeeld examenvragen - Onderzoeksmethode voor bedrijfskunde (011725) - Resultaat 18/20

Voorbeeld examenvragen Onderzoeksmethoden voor
bedrijfskunde - 011725

Vragen deel 1:

1. Wat is een belangrijk kenmerk van wetenschappelijk onderzoek?

A. Het is gebaseerd op persoonlijke meningen

B. Het volgt strikte regels voor kwaliteit

C. Het is een snel proces

D. Het is altijd subjectief



2. Wat wordt bedoeld met fundamenteel onderzoek?

A. Onderzoek dat alleen in laboratoria plaatsvindt

B. Onderzoek gericht op praktische toepassingen

C. Onderzoek dat zich richt op het begrijpen van basisprincipes

D. Onderzoek dat geen theoretische basis heeft



3. Wat is een voorbeeld van een epistemologisch perspectief?

A. Statistiek

B. Technologie

C. Positivisme

D. Financiën



4. Wat is de definitie van sociaalwetenschappelijk onderzoek?

A. Een methode om alleen kwantitatieve data te analyseren

B. Productie van geldige en betrouwbare kennis over de sociale realiteit

C. Een manier om persoonlijke meningen te verzamelen

D. Een proces dat geen theoretische basis vereist



5. Wat beschrijft de epistemologie in de context van onderzoek?

A. De ethische overwegingen van de onderzoeker

,B. De studie van goede kennis en hoe deze verkregen wordt

C. De structuur van de wereld

D. De politieke context van het onderzoek



6. Wat is een kenmerk van een theorie volgens de gegeven tekst?

A. Het is altijd subjectief en persoonlijk

B. Het is gebaseerd op ongegronde aannames

C. Het is empirisch toetsbaar en verifieerbaar

D. Het heeft geen relatie met waarneembare fenomenen



7. Wat is de definitie van empirie?

A. Het testen van hypothesen

B. Ervaren van de wereld door waarneming

C. Het ontwikkelen van theorieën

D. Het verzamelen van data zonder observatie



8. Wat is het doel van inductie in de empirische cyclus?

A. Van specifiek naar algemeen

B. Het evalueren van theorieën

C. Van algemeen naar specifiek

D. Het formuleren van hypothesen



9. Welke twee bronnen van kennis worden als legitiem beschouwd in de
wetenschap?

A. Rationeel denken en observatie

B. Intuïtie en ervaring

C. Geloof en traditie

D. Speculatie en hypothese

,10. Wat is de belangrijkste bron van kennis volgens het rationalisme?

A. Rede

B. Ervaring

C. Traditie

D. Observatie



11. Wie wordt beschouwd als de grondlegger van het rationalisme?

A. René Descartes

B. David Hume

C. Immanuel Kant

D. John Locke



12. Wat is een kenmerk van de deductieve benadering?

A. Het afleiden van theorieën uit rationale overwegingen

B. Het ontwikkelen van hypothesen op basis van observatie

C. Het toetsen van hypothesen door middel van ervaring

D. Het verzamelen van data uit de natuur



13. Wat betekent de term 'tabula rasa' in de context van kennis?

A. Een theorie die alle kennis verklaart

B. Een leeg blad zonder aangeboren kennis

C. Een methode voor empirische observatie

D. Een filosofische stroming



14. Welke benadering wordt gebruikt om theorieën te toetsen in de
wetenschap?

A. Deductieve benadering

B. Inductieve benadering

C. Intuïtieve benadering

, D. Analytische benadering



15. Wat is een belangrijk aspect van moderne wetenschappelijke kennis?

A. Intuïtieve kennis en persoonlijke ervaring

B. Rationeel denken en empirische observatie

C. Traditionele wijsheid en folklore

D. Speculatieve theorieën zonder bewijs



16. Wat is de belangrijkste focus van epistemologie?

A. De aard van de realiteit

B. De ontwikkeling van wetenschap

C. De studie van kennis

D. De observatie van sterrenlichamen



17. Wie wordt vaak geassocieerd met de oorsprong van de moderne
wetenschap?

A. David Hume

B. Francis Bacon

C. Galileo Galilei

D. René Descartes



18. Wat is een kenmerk van positivisme in de sociale wetenschappen?

A. Gebruik van natuurwetenschappelijke methodes

B. Kritiek op rationalisme

C. Interpretatie van sociale fenomenen

D. Inductieve methode



19. Wie wordt beschouwd als de grondlegger van de sociale fysica?

A. Max Weber