Goederenrecht, leerjaar 2
open vragen toets, 120 min
duurt 14 weken dit vak, 2 periodes dus
Boeken nodig:
- jurisprudentie bundel 6653 , die mag je ook meenemen naar tentamen
Week 1
Goederenrecht boek 3 en 5
- verhouding persoon-goed
- gesloten systeem, staat het niet in de wet dan kan het niet, bij verbintenissenrecht heb je
bijvoorbeeld contractsvrijheid maar bij goederenrecht dus niet.
Goederenrechtelijke rechten:
1. Absoluut: je kunt het tegen ieder inroepen
2. Exclusief: je kan de goederenrechtelijke rechten uitoefen zonder een ieder
3. Droite de suite (zaaksgevolg): het volgt de zaak, bijv hypotheek, maakt niet uit wie er woont,
hypotheek blijft wel
4. Droite de priorite (prioriteitsbeginsel): ouderen goederenrechtelijke rechten gaan voor jongeren
goederenrechtelijke rechten
5. Droit de préference: tussen goederenrechtelijke recht gaat altijd voor persoonlijk recht
Arrest over grenzen tussen verbintenissenrecht en goederenrecht:
- HR Blaauboer/berlips: Berlips verkoopt zijn grond aan Blaauboer. Bij de verkoop belooft hij aan
Blaauboer dat hij een weg zal aanleggen op een naastliggende strook grond, die hij ook in zijn bezit
heeft en behoudt. Later wordt die strook grond overgedragen aan een derde, zonder dat de weg is
aangelegd. Blaauboer eist schadevergoeding van Berlips op grond van wanprestatie. Berlips stelt dat
de verplichting tot het aanleggen van de weg is overgegaan op de nieuwe eigenaar van de strook
grond. Het Hof stelt Berlips in het gelijk.
“Er is geen wezenlijk verschil tussen de situatie waarin iemand door erfopvolging eigenaar van een
zaak wordt – daarbij verkrijgt de verkrijger alle rechten en plichten van de overledene – en de situatie
waarin iemand door overdracht eigenaar wordt.” De Hoge Raad oordeelt dat de verbintenis niets te
maken heeft met de eigendom van de grond.
Rechtsregel: de persoonlijke verplichtingen van een goed gaan niet over op degene die dat goed
onder bijzondere titel verkrijgt. Persoonlijke rechten ten aanzien van een goed (in tegenstelling tot
verplichtingen), gaan wel over op de verkrijger van dat goed onder bijzondere titel. Dit wordt dan ook
wel een kwalitatief recht genoemd (zie art. 6:251 BW).
- HR Pos/Van den Bosch (wordt bijna niet gevraagd in tentamen)
Absolute rechten:
- Vruchtgebruik -> artikel 3:201 BW
- Hypotheek -> artikel 3:227 BW
- Erfpacht -> artikel 5:85 BW
- Eigendom (geen beperkt recht) -> artikel 5:1 BW
- Pand -> artikel 3:227 BW
- Appartement -> artikel 5:106 BW
- Opstal -> artikel 5:101 BW
- Erfdienstbaarheid -> artikel 5:70 BW
Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben -> artikel 5:1 BW
De eigenaar van een zaak is tevens eigenaar van al haar bestanddelen -> artikel 5:3 BW jo 3:4 BW
Bestanddelen zijn onzelfstandige onderdelen van een zaak -> artikel 3:4 BW
- ideële band (verkeersopvattingen), zie ook arrest Depex/curator (lid 1) OF
,- materiële (hechte) band (lid 2)
Uitleg arrest Depex/curator: Depex heeft in 1987 een destillatie-installatie onder
eigendomsvoorbehoud geleverd aan Bergel ten behoeve van een farmaceutische productie-
inrichting. De installatie wordt vervolgens in de fabriek van Bergel geplaatst en in gebruik genomen.
Voordat de koopprijs wordt voldaan, gaat Bergel failliet. Depex vordert de installatie terug op grond
van haar eigendomsvoorbehoud. De curatoren van Bergel beroepen zich er echter op dat de
installatie door natrekking bestanddeel is geworden van de fabriek, waardoor Bergel eigenaar is
geworden. De rechtsvraag die in dit kader centraal staat, is of de destillatie-installatie volgens
verkeersopvatting bestanddeel is geworden van de fabriek van Bergel.
De installatie behoort tot het wezen van de fabriek, en maakt aldus naar verkeersopvatting onderdeel
uit van de fabriek.
De Hoge Raad oordeelt dat niet gekeken dient te worden naar de fabriek als farmaceutische
productie-inrichting, maar als (fabrieks)gebouw. Het gaat er niet om of de installatie deel uitmaakt
van het productieproces
Rechtsregel: voor de beantwoording van de vraag of apparatuur volgens verkeersopvatting onderdeel
uitmaakt van een gebouw, dient men te beoordelen of de apparatuur en het gebouw in constructief
opzicht specifiek op elkaar zijn afgestemd, dan wel of het gebouw in algemene zin bij het ontbreken
van de apparatuur als onvoltooid moet worden beschouwd (denk aan leidingen, verlichting,
verwarming, etc.). Het gaat hierbij niet om de vraag of het productieproces dat in het gebouw wordt
uitgeoefend zonder de desbetreffende apparatuur kan worden voortgezet of niet.
Individualiseringsbeginsel is vatbaar voor eigendom zijn geïndividualiseerde zaken, en NIET slechts
naar de soort of hoeveelheid bepaalde zaken.
Er is sprake van oneigenlijke vermenging.
Arrest Teixeira de Mattos: Nu voorts vaststaat dat Teixeira er ten tijde dat aan haar surseance van
betaling werd verleend met betrekking tot certificaten nog niet toe was overgegaan om bepaalde
nummers in haar administratie te stellen op naam van bepaalde cliënten, doet zich niet het geval
voor dat Teixeira van de vier aanwezige certificaten Nillmij een bepaald certificaat voor Mulder en de
overige drie voor Peijnenburg is gaan houden. Nu bedoelde certificaten die niet als eigendom van
anderen dan Teixeira zijn te identificeren, deel zijn gaan uitmaken van haar algemene voorraad, moet
aangenomen worden dat zij eigendom van Teixeira zijn geworden.
De eis van Mulder en Peijnenburg wordt afgewezen. Voor hen rest slechts een verbintenisrechtelijke
aanspraak op de boedel van Teixeira.
De beslissing van het Hof is juist, daar deze certificaten, die deel uitmaken van de algemene
certificatenvoorraad van Teixeira, welke ook met betrekking tot de onderhavige soort certificaten
voortdurend aan wisseling onderhevig is geweest, en ten aanzien van welke certificaten niet is
kunnen worden vastgesteld dat zij dezelfde zijn als de door Mulder en Peijnenburg in bewaring
gegeven certificaten en evenmin dat Teixeira deze is gaan houden voor Mulder en Peijnenburg hetzij
afzonderlijk hetzij tezamen, moeten gelden als eigendom van Teixeira.
Rechtsregel: de hoofdregel uit dit arrest is, indien wanneer iemand zijn eigendomsrecht op een zaak
uit een hoeveelheid soortgelijke zaken erkend wil zien, hij precies en nauwkeurig moet kunnen
aantonen welke zaak aan hem toebehoort. De zaak moet te onderscheiden zijn van andere zaken en
voldoende identificeerbaar zijn.
Eigendom van grond
omvat -> artikel 5:20 lid 1 BW
- bovengrond
- aardlagen hieronder
- grondwater, dat aan de oppervlakte komt
- afgepaald grondwater op de grond
- beplantingen
,- duurzaam met de grond verbonden gebouwen en werken, voor zover deze geen bestanddeel zijn
van een andere onroerende zaak (sub e)
Zie ook artikel 3:3 BW en arrest Portacabin
Arrest Portacabin arrest: soort klein caravannetje, de overheid wil onroerendgoedbelasting, want het
wordt gezien om duurzaam te verblijven. Tuintje erom heen, pinnen voor de caravan in de grond, ze
wouden daar duurzaam verblijven, dus heeft de Hoge Raad de belastingdienst gelijk gegeven en moet
er onroerendgoedbelasting betaald worden.
Praktijkopdrachten week 1
Praktijkopdracht 1:
Vermogen
goederen
schulden
(artikel 3:1 BW)
vermogensrec
zaken
hten
(art 3:2 BW)
(artikel 3:6 BW)
roerend onroerend
relatieve - absoluut
(artikel 3:3 (artikel 3:3
(boek 6, 7, 8) (limitatief)
BW) BW)
Praktijkopdracht 2
a het recht van eigendom van een auto is een absoluut recht, de auto zelf is een zaak, het heeft een
zakelijk recht, vermogensrecht, volledig recht en niet-registergoed.
b het recht van eigendom van een zeiljacht is een absoluut recht, de zeiljacht zelf is een zaak, het
heeft een zakelijk recht, vermogensrecht, volledig recht en registergoed als die groot is.
c het recht van vruchtgebruik van een zeiljacht is een absoluut recht, een zakelijk recht, het
vruchtgebruik zelf is een vermogensrecht, vruchtgebruik is een beperkt recht, registergoed als die
groot is.
d een aandeel in een bv is een relatief recht, vermogensrecht, volledig recht, niet-registergoed
e een geldvordering van Ad op Sam is een relatief recht, vermogensrecht, volledig recht, niet-
, registergoed
f een pandrecht op de genoemde geldvordering is een vermogensrecht, een registergoed
Praktijkopdracht 4
A gaat in gesprek met zijn nieuwe buurman B. Hij vraagt B of hij (tegen vergoeding) een recht van
overpad over het perceel van B kan krijgen. B gaat daar mondeling mee akkoord.
a. Als B weer zou gaan verhuizen, heeft A dan nog steeds het recht om van het recht van
overpad gebruik te maken?
Antwoord: Er is sprake van een mondelinge afspraak. Dit kan dus geen erfdienstbaarheid zijn omdat
een erfdienstbaarheid een registergoed is artikel 5:70/71 , 3:98 jo 3:83/84 jo 3:89 BW en 3:10 BW
Bij de aankoop van zijn huis heeft B gebruik gemaakt van een financiering. Hij heeft het
eigendomsrecht van zijn huis in onderpand gegeven bij de bank.
b. Welk zekerheidsrecht zal er ten behoeve van de bank zijn gevestigd?
Antwoord: we kennen twee beperkte zekerheidsrechten pand en hypotheek. Er zal hier
sprake zijn van een recht van hypotheek artikel 3:227 BW , omdat het onderpand een
registergoed is.
c. Indien B failliet gaat, wat betekent dat dan voor de rechtspositie van A en van de bank?
antwoord: zoals we zagen bij het antwoord op vraag a het recht van overpad is hier een
relatief recht. Dit heeft geen bijzondere positie bij een faillissement. De bank is als
hypotheekhouder separatist -> artikel 57 Fw. Dit betekent dat de bank haar recht kan
uitoefenen alsof er geen faillissement is.
B komt vervolgens (tegen vergoeding) met zijn andere buurman C een recht van erfdienstbaarheid
overeen in die zin dat er een last op het perceel van B gevestigd om een deel van dat perceel niet te
bebouwen ten behoeve van C, zodat deze vrij uitzicht behoudt.
d. Wat is juridisch het verschil tussen het recht van overpad van A en het recht van niet-
bebouwing ten behoeve van C?
Antwoord:
B is inmiddels in verzuim bij de bank ten aanzien van de hiervoor genoemde geldlening.
e. Op welke manier kan de bank haar zekerheidspositie uitwinnen?
antwoord: door uitoefening van het recht van parate executie artikel 3:268 BW. Als een
schuldenaar in verzuim is, kan de hypotheekhouder het onderpand openbaar zonder
tussenkomst van een rechter te overstaan van een notaris verkopen en hetgeen zij te
vorderen heeft met de verkoopopbrengst verrekenen.
f. Dienen de rechten ten behoeve van A en ten behoeve van C hierbij te worden
gerespecteerd door de bank?
Antwoord: het recht van A hoeft niet gerespecteerd te worden, want het absolute recht van
hypotheek gaat vóór relatieve rechten
Week 2
Gemeenschap
Mandeligheid, titel 5.5, is vorm van gemeenschap van een onroerende zaak die toebehoort aan de
eigenaars van verschillende erven en tot gemeenschappelijk nut is bestemd van die erven,
bijvoorbeeld een kinderspeeltuintje/hofje in een buurt.
Mandeligheid is een afhankelijk recht (artikel 3:7 jo 3:82 BW) hoort bij de eigendom van een erf.
Ontstaan:
open vragen toets, 120 min
duurt 14 weken dit vak, 2 periodes dus
Boeken nodig:
- jurisprudentie bundel 6653 , die mag je ook meenemen naar tentamen
Week 1
Goederenrecht boek 3 en 5
- verhouding persoon-goed
- gesloten systeem, staat het niet in de wet dan kan het niet, bij verbintenissenrecht heb je
bijvoorbeeld contractsvrijheid maar bij goederenrecht dus niet.
Goederenrechtelijke rechten:
1. Absoluut: je kunt het tegen ieder inroepen
2. Exclusief: je kan de goederenrechtelijke rechten uitoefen zonder een ieder
3. Droite de suite (zaaksgevolg): het volgt de zaak, bijv hypotheek, maakt niet uit wie er woont,
hypotheek blijft wel
4. Droite de priorite (prioriteitsbeginsel): ouderen goederenrechtelijke rechten gaan voor jongeren
goederenrechtelijke rechten
5. Droit de préference: tussen goederenrechtelijke recht gaat altijd voor persoonlijk recht
Arrest over grenzen tussen verbintenissenrecht en goederenrecht:
- HR Blaauboer/berlips: Berlips verkoopt zijn grond aan Blaauboer. Bij de verkoop belooft hij aan
Blaauboer dat hij een weg zal aanleggen op een naastliggende strook grond, die hij ook in zijn bezit
heeft en behoudt. Later wordt die strook grond overgedragen aan een derde, zonder dat de weg is
aangelegd. Blaauboer eist schadevergoeding van Berlips op grond van wanprestatie. Berlips stelt dat
de verplichting tot het aanleggen van de weg is overgegaan op de nieuwe eigenaar van de strook
grond. Het Hof stelt Berlips in het gelijk.
“Er is geen wezenlijk verschil tussen de situatie waarin iemand door erfopvolging eigenaar van een
zaak wordt – daarbij verkrijgt de verkrijger alle rechten en plichten van de overledene – en de situatie
waarin iemand door overdracht eigenaar wordt.” De Hoge Raad oordeelt dat de verbintenis niets te
maken heeft met de eigendom van de grond.
Rechtsregel: de persoonlijke verplichtingen van een goed gaan niet over op degene die dat goed
onder bijzondere titel verkrijgt. Persoonlijke rechten ten aanzien van een goed (in tegenstelling tot
verplichtingen), gaan wel over op de verkrijger van dat goed onder bijzondere titel. Dit wordt dan ook
wel een kwalitatief recht genoemd (zie art. 6:251 BW).
- HR Pos/Van den Bosch (wordt bijna niet gevraagd in tentamen)
Absolute rechten:
- Vruchtgebruik -> artikel 3:201 BW
- Hypotheek -> artikel 3:227 BW
- Erfpacht -> artikel 5:85 BW
- Eigendom (geen beperkt recht) -> artikel 5:1 BW
- Pand -> artikel 3:227 BW
- Appartement -> artikel 5:106 BW
- Opstal -> artikel 5:101 BW
- Erfdienstbaarheid -> artikel 5:70 BW
Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben -> artikel 5:1 BW
De eigenaar van een zaak is tevens eigenaar van al haar bestanddelen -> artikel 5:3 BW jo 3:4 BW
Bestanddelen zijn onzelfstandige onderdelen van een zaak -> artikel 3:4 BW
- ideële band (verkeersopvattingen), zie ook arrest Depex/curator (lid 1) OF
,- materiële (hechte) band (lid 2)
Uitleg arrest Depex/curator: Depex heeft in 1987 een destillatie-installatie onder
eigendomsvoorbehoud geleverd aan Bergel ten behoeve van een farmaceutische productie-
inrichting. De installatie wordt vervolgens in de fabriek van Bergel geplaatst en in gebruik genomen.
Voordat de koopprijs wordt voldaan, gaat Bergel failliet. Depex vordert de installatie terug op grond
van haar eigendomsvoorbehoud. De curatoren van Bergel beroepen zich er echter op dat de
installatie door natrekking bestanddeel is geworden van de fabriek, waardoor Bergel eigenaar is
geworden. De rechtsvraag die in dit kader centraal staat, is of de destillatie-installatie volgens
verkeersopvatting bestanddeel is geworden van de fabriek van Bergel.
De installatie behoort tot het wezen van de fabriek, en maakt aldus naar verkeersopvatting onderdeel
uit van de fabriek.
De Hoge Raad oordeelt dat niet gekeken dient te worden naar de fabriek als farmaceutische
productie-inrichting, maar als (fabrieks)gebouw. Het gaat er niet om of de installatie deel uitmaakt
van het productieproces
Rechtsregel: voor de beantwoording van de vraag of apparatuur volgens verkeersopvatting onderdeel
uitmaakt van een gebouw, dient men te beoordelen of de apparatuur en het gebouw in constructief
opzicht specifiek op elkaar zijn afgestemd, dan wel of het gebouw in algemene zin bij het ontbreken
van de apparatuur als onvoltooid moet worden beschouwd (denk aan leidingen, verlichting,
verwarming, etc.). Het gaat hierbij niet om de vraag of het productieproces dat in het gebouw wordt
uitgeoefend zonder de desbetreffende apparatuur kan worden voortgezet of niet.
Individualiseringsbeginsel is vatbaar voor eigendom zijn geïndividualiseerde zaken, en NIET slechts
naar de soort of hoeveelheid bepaalde zaken.
Er is sprake van oneigenlijke vermenging.
Arrest Teixeira de Mattos: Nu voorts vaststaat dat Teixeira er ten tijde dat aan haar surseance van
betaling werd verleend met betrekking tot certificaten nog niet toe was overgegaan om bepaalde
nummers in haar administratie te stellen op naam van bepaalde cliënten, doet zich niet het geval
voor dat Teixeira van de vier aanwezige certificaten Nillmij een bepaald certificaat voor Mulder en de
overige drie voor Peijnenburg is gaan houden. Nu bedoelde certificaten die niet als eigendom van
anderen dan Teixeira zijn te identificeren, deel zijn gaan uitmaken van haar algemene voorraad, moet
aangenomen worden dat zij eigendom van Teixeira zijn geworden.
De eis van Mulder en Peijnenburg wordt afgewezen. Voor hen rest slechts een verbintenisrechtelijke
aanspraak op de boedel van Teixeira.
De beslissing van het Hof is juist, daar deze certificaten, die deel uitmaken van de algemene
certificatenvoorraad van Teixeira, welke ook met betrekking tot de onderhavige soort certificaten
voortdurend aan wisseling onderhevig is geweest, en ten aanzien van welke certificaten niet is
kunnen worden vastgesteld dat zij dezelfde zijn als de door Mulder en Peijnenburg in bewaring
gegeven certificaten en evenmin dat Teixeira deze is gaan houden voor Mulder en Peijnenburg hetzij
afzonderlijk hetzij tezamen, moeten gelden als eigendom van Teixeira.
Rechtsregel: de hoofdregel uit dit arrest is, indien wanneer iemand zijn eigendomsrecht op een zaak
uit een hoeveelheid soortgelijke zaken erkend wil zien, hij precies en nauwkeurig moet kunnen
aantonen welke zaak aan hem toebehoort. De zaak moet te onderscheiden zijn van andere zaken en
voldoende identificeerbaar zijn.
Eigendom van grond
omvat -> artikel 5:20 lid 1 BW
- bovengrond
- aardlagen hieronder
- grondwater, dat aan de oppervlakte komt
- afgepaald grondwater op de grond
- beplantingen
,- duurzaam met de grond verbonden gebouwen en werken, voor zover deze geen bestanddeel zijn
van een andere onroerende zaak (sub e)
Zie ook artikel 3:3 BW en arrest Portacabin
Arrest Portacabin arrest: soort klein caravannetje, de overheid wil onroerendgoedbelasting, want het
wordt gezien om duurzaam te verblijven. Tuintje erom heen, pinnen voor de caravan in de grond, ze
wouden daar duurzaam verblijven, dus heeft de Hoge Raad de belastingdienst gelijk gegeven en moet
er onroerendgoedbelasting betaald worden.
Praktijkopdrachten week 1
Praktijkopdracht 1:
Vermogen
goederen
schulden
(artikel 3:1 BW)
vermogensrec
zaken
hten
(art 3:2 BW)
(artikel 3:6 BW)
roerend onroerend
relatieve - absoluut
(artikel 3:3 (artikel 3:3
(boek 6, 7, 8) (limitatief)
BW) BW)
Praktijkopdracht 2
a het recht van eigendom van een auto is een absoluut recht, de auto zelf is een zaak, het heeft een
zakelijk recht, vermogensrecht, volledig recht en niet-registergoed.
b het recht van eigendom van een zeiljacht is een absoluut recht, de zeiljacht zelf is een zaak, het
heeft een zakelijk recht, vermogensrecht, volledig recht en registergoed als die groot is.
c het recht van vruchtgebruik van een zeiljacht is een absoluut recht, een zakelijk recht, het
vruchtgebruik zelf is een vermogensrecht, vruchtgebruik is een beperkt recht, registergoed als die
groot is.
d een aandeel in een bv is een relatief recht, vermogensrecht, volledig recht, niet-registergoed
e een geldvordering van Ad op Sam is een relatief recht, vermogensrecht, volledig recht, niet-
, registergoed
f een pandrecht op de genoemde geldvordering is een vermogensrecht, een registergoed
Praktijkopdracht 4
A gaat in gesprek met zijn nieuwe buurman B. Hij vraagt B of hij (tegen vergoeding) een recht van
overpad over het perceel van B kan krijgen. B gaat daar mondeling mee akkoord.
a. Als B weer zou gaan verhuizen, heeft A dan nog steeds het recht om van het recht van
overpad gebruik te maken?
Antwoord: Er is sprake van een mondelinge afspraak. Dit kan dus geen erfdienstbaarheid zijn omdat
een erfdienstbaarheid een registergoed is artikel 5:70/71 , 3:98 jo 3:83/84 jo 3:89 BW en 3:10 BW
Bij de aankoop van zijn huis heeft B gebruik gemaakt van een financiering. Hij heeft het
eigendomsrecht van zijn huis in onderpand gegeven bij de bank.
b. Welk zekerheidsrecht zal er ten behoeve van de bank zijn gevestigd?
Antwoord: we kennen twee beperkte zekerheidsrechten pand en hypotheek. Er zal hier
sprake zijn van een recht van hypotheek artikel 3:227 BW , omdat het onderpand een
registergoed is.
c. Indien B failliet gaat, wat betekent dat dan voor de rechtspositie van A en van de bank?
antwoord: zoals we zagen bij het antwoord op vraag a het recht van overpad is hier een
relatief recht. Dit heeft geen bijzondere positie bij een faillissement. De bank is als
hypotheekhouder separatist -> artikel 57 Fw. Dit betekent dat de bank haar recht kan
uitoefenen alsof er geen faillissement is.
B komt vervolgens (tegen vergoeding) met zijn andere buurman C een recht van erfdienstbaarheid
overeen in die zin dat er een last op het perceel van B gevestigd om een deel van dat perceel niet te
bebouwen ten behoeve van C, zodat deze vrij uitzicht behoudt.
d. Wat is juridisch het verschil tussen het recht van overpad van A en het recht van niet-
bebouwing ten behoeve van C?
Antwoord:
B is inmiddels in verzuim bij de bank ten aanzien van de hiervoor genoemde geldlening.
e. Op welke manier kan de bank haar zekerheidspositie uitwinnen?
antwoord: door uitoefening van het recht van parate executie artikel 3:268 BW. Als een
schuldenaar in verzuim is, kan de hypotheekhouder het onderpand openbaar zonder
tussenkomst van een rechter te overstaan van een notaris verkopen en hetgeen zij te
vorderen heeft met de verkoopopbrengst verrekenen.
f. Dienen de rechten ten behoeve van A en ten behoeve van C hierbij te worden
gerespecteerd door de bank?
Antwoord: het recht van A hoeft niet gerespecteerd te worden, want het absolute recht van
hypotheek gaat vóór relatieve rechten
Week 2
Gemeenschap
Mandeligheid, titel 5.5, is vorm van gemeenschap van een onroerende zaak die toebehoort aan de
eigenaars van verschillende erven en tot gemeenschappelijk nut is bestemd van die erven,
bijvoorbeeld een kinderspeeltuintje/hofje in een buurt.
Mandeligheid is een afhankelijk recht (artikel 3:7 jo 3:82 BW) hoort bij de eigendom van een erf.
Ontstaan:
