Bloed 1
Biochemie van de bloedgroepen
Definities
Bloedgroep = iedere variatie of polymorfisme waargenomen in het bloed
à in praktijk gaat het vooral over de antigenen aan de oppervlakte van de rode bloedcellen
à ook witte bloedcellen en plaatjes bevatten een bloedgroepensysteem (HLA en HPA)maar als we het
hebben over bloedgroepen gaat het meestal over de rode bloedcellen
Bloedgroepen zijn gebundeld in bloedgroepsystemen
- Bloedgroep systeem bestaat uit 1 op meerderde bloedgroep antigenen (AG)
- Antigenen worden gecontroleerd of gevormd door enkel gen of een cluster van 2 of 3 homologe
genen
- Elk bloedgroep systeem is verschillend
Twee grote groepen antigenen in de biochemie
- Antigenen gevormd als proteinen als (primair) product van bloedgroep gen
- Glycoproteinen of Glycolipiden waarbij product van bloedgroep gen bestaat uit een
glycosyltransferase enzym
Antistoffen
à Theoretisch: bij een theoretisch bloedgroepsysteem vb XY, kan een patient met bloedgroep X, na
contact met bloedgroep Y, anti-Y AS ontwikkelen
“Natuurlijke” antistoffen
- Na blootstelling aan AG homoloog aan bloedgroep antigenen: maar niet identiek
- Deze homologe AG komen overvloedig in de natuur voor
- De vorming van deze antigenen is niet door contact met vreemd bloed maar door homologe
structuren die in de darmflora voorkomen
“Niet natuurlijk” of Irreguliere antistoffen
- Na rechtstreeks contact met bloedgroep AG
o Na transfusie
o Na of tijdens zwangerschap (Foeto Maternele Bloeding of FMH)
Foeto Maternele Bloeding:
Van de vrucht komt een kleine hoveelheid bloed in de circulatie à op de RBC in dat bloed kunnen
vreemde antigenen aanwezig zijn die de moeder niet heeft (van de vader)
= Feto Maternal Hemorhage
à bij trauma in de zwangerschap
à bij partus
Bloedgroepen en Immuunhematologie
Bloedgroepen bestaan uit antigenen en kunnen aanleiding geven tot de vorming van antistoffen
bloedgroep AG, maar vooral (mogelijk) bijhorende AS, belangrijke rol bij
- Transfusie
- Zwangerschap
o FMH (met gevaar voor HDN)
o Basis van compatibiliteitsregels voor selectie van gepast product
,à bij foute transfusie: alles getransfuseerde bloed afbreken en na een tijd ook zijn eigen bloed afbreken
Rechterkant figuur: antistof antigeen complex gaat complement activeren waardoor porien in de cel
worden gevormd en de cel kapot gaat (intravasculaire hemolyse) en hemoglobine komt vrij
Linker kant figuur: antistof die gekoppeld is op de RBC is er maar vormd geen complement antistof geen
een signaal om door macrofagen gefagocyteerd te worden (extravasculaire hemolyse) geen hemoglobine
vrij
AB O bloedgroepsysteem
Historiek
Beschreven door Karl Landsteiner Wiener in Klinische Wochenschrift in 1901
Eenvoudige test: ging bij zichzelf (en bij collega’s) RBC scheiden van serum en mengen
à zag aan de hand van de klontering verschillende reactiepatronen en beschreef verschillende groepen
à 3 verschillende bloedgroepen die eerst A,B en C worden genoemd
à studie herhaalt bij een grotere groep (>100) en dan is het A,B en O geworden en er is AB bijgekomen
ABO transferase
Antigenen zijn complexe lipiden met een vetzuur en suiker:
à vetzuur en proteine gekoppeld geeft aanleiding tot de H-substantie = H-locus waarbij een fucose, een
galactose en stikstofacetylgalactosamine gekoppeld wordt
à dit is bij alle bloedgrioepen aanwezig en geeft het type O
à Sommige personen zijn H negatief (zeer zeldzaam)
à Op die H structuur kunnen nog bijkomende poligosaccharidebindingen gekoppeld worden:
- Bij bloedgroep A:
à A gen codeert voor bijkomend N-acetylgalactosyltransferase
à Binding van N-acetylgalactosamine = type A
- Bij bloedgroep B:
àB gen codeert voor bijkomend galactosyltransferase
à Binding van galactose = type B
, - Personen die zowel het A gen als het B gen hebben gaan bijde aanmaken
à binding van die beide = type AB
ABO bloedgroepantigenen
- Erfelijk kenmerk om A-, B-, AB of O-positief te zijn berust op de expressie van één gen (coderend
voor suikertransferase).
- H locus codeert voor fucosyltransferase
- A gen codeert voor Nac- Galactosyl transferase
- B gen codeert voor galactosyltransferase
ABO antistoffen
- A en B AG zijn immunogeen: Ontwikkelen van anti-B en anti-A
- AS ontstaan na de geboorte zonder contact met vreemd bloed
- Door AG stimulatie door structuren uit de omgeving: Darmflora
- “natuurlijke” antistoffes” (dus ook na immuunrespons)
ABO Bloedgroepen
Bloedgroep A Bloedgroep B Bloedgroep AB Bloedgroep 0
Antigen in RBC A antigen B antigen A en B antigenen Geen antigenen
Antistoffen in Anti-B Anti-A Geen Anti-A en anti-B
plasma `
In onze omgeving
- Ongeveer 45% bloedgroep 0
- Ongeveer 40% bloedgroep A
- Ongeveer 10% bloedgroep B
- Ongeveer 5% bloedgroep AB
, Compatibiliteitsregels
Erytrocyten ne trombocyten geven
- Bloedgroep O
o O is de universele donor, kan men aan alle bloedgroepen geven: geen A en geen B
antigenen dus de eventuele antistoffen van de receptor gaan met niets kunnen reageren
o Maar O kan enkel van O ontvangen want die heeft anti-A en anti-B dus zal die antigenen van
andere bloedgroepen gaan afbreken
- Bloedgroep AB
o AB is de universele accepor, kan van iedereen krijgen: geen antistoffen dus er is niets dat zal
reageren met de antigenen van andere bloedgroepen
o Maar AB kan enkel aan AB doneren want het heeft beide antigenen dus vanaf dat de
bloedgroep een antistof heeft zal het hiermee reageren
- Bloedgroep A en B
o Kan je geven als de receptorbloedgroep geen antistoffen heeft tegen de antigenen van de
donor
o kan ontvangen van de bloedgroepen waarvoor die geen antistoffen heeft
Als we plasma willen geven is het net andersom
- bloedgroep O
o kan van iedereen krijgen want hebben geen antigenen dus hun RBC gaan niet kunnen
reageren met de antistoffen in het plasma dat die krijgt
o kan enkel aan O geven want het plasma bevat anti A en anti B dus als de iontvanger
antigenen in zijn RBC heeft dan zal het ermee reageren
- bloedgroep AB
o AB moeten plasma krijgen van AB donoren omdat ze A en B antigenen hebben dus mogen
geen plasma met anti-A of anti-B krijgen dus het moet van iemand met ook AB zijn
o Kan wel aan iedereen geven want hebben geen antistoffen in het plasma dus er is niets dat
met de antigenen in de RBC van andere bloedgroepen zal reageren
- Bloedgroep A en B
o Kan je geven als het serum geen antistoffen tegen de antigenen van de receptor bevat
o Kan krijgen als de RBC geen antigenen hebben waarop de antistoffen van de receptor
reageren
Rhesusfactor
historiek
Beschrijving transfusiereactie (Levine 1939):
“intra group” transfusie (TX) (zelfde ABO): beschrijft de transfusiereacties van een vrouw (O) krijgt bloed
van haar man (O)
à serum in de buis gaan samenvoegen met de man
à men zag een klonteringsreactie dus er waren antistoffen maar niet van anti-A of anti-B want dezelfde
bloedgroep O
à vrouw had al een kind gehad en een kind verloren met de ziekte van de pasgeborenen
Biochemie van de bloedgroepen
Definities
Bloedgroep = iedere variatie of polymorfisme waargenomen in het bloed
à in praktijk gaat het vooral over de antigenen aan de oppervlakte van de rode bloedcellen
à ook witte bloedcellen en plaatjes bevatten een bloedgroepensysteem (HLA en HPA)maar als we het
hebben over bloedgroepen gaat het meestal over de rode bloedcellen
Bloedgroepen zijn gebundeld in bloedgroepsystemen
- Bloedgroep systeem bestaat uit 1 op meerderde bloedgroep antigenen (AG)
- Antigenen worden gecontroleerd of gevormd door enkel gen of een cluster van 2 of 3 homologe
genen
- Elk bloedgroep systeem is verschillend
Twee grote groepen antigenen in de biochemie
- Antigenen gevormd als proteinen als (primair) product van bloedgroep gen
- Glycoproteinen of Glycolipiden waarbij product van bloedgroep gen bestaat uit een
glycosyltransferase enzym
Antistoffen
à Theoretisch: bij een theoretisch bloedgroepsysteem vb XY, kan een patient met bloedgroep X, na
contact met bloedgroep Y, anti-Y AS ontwikkelen
“Natuurlijke” antistoffen
- Na blootstelling aan AG homoloog aan bloedgroep antigenen: maar niet identiek
- Deze homologe AG komen overvloedig in de natuur voor
- De vorming van deze antigenen is niet door contact met vreemd bloed maar door homologe
structuren die in de darmflora voorkomen
“Niet natuurlijk” of Irreguliere antistoffen
- Na rechtstreeks contact met bloedgroep AG
o Na transfusie
o Na of tijdens zwangerschap (Foeto Maternele Bloeding of FMH)
Foeto Maternele Bloeding:
Van de vrucht komt een kleine hoveelheid bloed in de circulatie à op de RBC in dat bloed kunnen
vreemde antigenen aanwezig zijn die de moeder niet heeft (van de vader)
= Feto Maternal Hemorhage
à bij trauma in de zwangerschap
à bij partus
Bloedgroepen en Immuunhematologie
Bloedgroepen bestaan uit antigenen en kunnen aanleiding geven tot de vorming van antistoffen
bloedgroep AG, maar vooral (mogelijk) bijhorende AS, belangrijke rol bij
- Transfusie
- Zwangerschap
o FMH (met gevaar voor HDN)
o Basis van compatibiliteitsregels voor selectie van gepast product
,à bij foute transfusie: alles getransfuseerde bloed afbreken en na een tijd ook zijn eigen bloed afbreken
Rechterkant figuur: antistof antigeen complex gaat complement activeren waardoor porien in de cel
worden gevormd en de cel kapot gaat (intravasculaire hemolyse) en hemoglobine komt vrij
Linker kant figuur: antistof die gekoppeld is op de RBC is er maar vormd geen complement antistof geen
een signaal om door macrofagen gefagocyteerd te worden (extravasculaire hemolyse) geen hemoglobine
vrij
AB O bloedgroepsysteem
Historiek
Beschreven door Karl Landsteiner Wiener in Klinische Wochenschrift in 1901
Eenvoudige test: ging bij zichzelf (en bij collega’s) RBC scheiden van serum en mengen
à zag aan de hand van de klontering verschillende reactiepatronen en beschreef verschillende groepen
à 3 verschillende bloedgroepen die eerst A,B en C worden genoemd
à studie herhaalt bij een grotere groep (>100) en dan is het A,B en O geworden en er is AB bijgekomen
ABO transferase
Antigenen zijn complexe lipiden met een vetzuur en suiker:
à vetzuur en proteine gekoppeld geeft aanleiding tot de H-substantie = H-locus waarbij een fucose, een
galactose en stikstofacetylgalactosamine gekoppeld wordt
à dit is bij alle bloedgrioepen aanwezig en geeft het type O
à Sommige personen zijn H negatief (zeer zeldzaam)
à Op die H structuur kunnen nog bijkomende poligosaccharidebindingen gekoppeld worden:
- Bij bloedgroep A:
à A gen codeert voor bijkomend N-acetylgalactosyltransferase
à Binding van N-acetylgalactosamine = type A
- Bij bloedgroep B:
àB gen codeert voor bijkomend galactosyltransferase
à Binding van galactose = type B
, - Personen die zowel het A gen als het B gen hebben gaan bijde aanmaken
à binding van die beide = type AB
ABO bloedgroepantigenen
- Erfelijk kenmerk om A-, B-, AB of O-positief te zijn berust op de expressie van één gen (coderend
voor suikertransferase).
- H locus codeert voor fucosyltransferase
- A gen codeert voor Nac- Galactosyl transferase
- B gen codeert voor galactosyltransferase
ABO antistoffen
- A en B AG zijn immunogeen: Ontwikkelen van anti-B en anti-A
- AS ontstaan na de geboorte zonder contact met vreemd bloed
- Door AG stimulatie door structuren uit de omgeving: Darmflora
- “natuurlijke” antistoffes” (dus ook na immuunrespons)
ABO Bloedgroepen
Bloedgroep A Bloedgroep B Bloedgroep AB Bloedgroep 0
Antigen in RBC A antigen B antigen A en B antigenen Geen antigenen
Antistoffen in Anti-B Anti-A Geen Anti-A en anti-B
plasma `
In onze omgeving
- Ongeveer 45% bloedgroep 0
- Ongeveer 40% bloedgroep A
- Ongeveer 10% bloedgroep B
- Ongeveer 5% bloedgroep AB
, Compatibiliteitsregels
Erytrocyten ne trombocyten geven
- Bloedgroep O
o O is de universele donor, kan men aan alle bloedgroepen geven: geen A en geen B
antigenen dus de eventuele antistoffen van de receptor gaan met niets kunnen reageren
o Maar O kan enkel van O ontvangen want die heeft anti-A en anti-B dus zal die antigenen van
andere bloedgroepen gaan afbreken
- Bloedgroep AB
o AB is de universele accepor, kan van iedereen krijgen: geen antistoffen dus er is niets dat zal
reageren met de antigenen van andere bloedgroepen
o Maar AB kan enkel aan AB doneren want het heeft beide antigenen dus vanaf dat de
bloedgroep een antistof heeft zal het hiermee reageren
- Bloedgroep A en B
o Kan je geven als de receptorbloedgroep geen antistoffen heeft tegen de antigenen van de
donor
o kan ontvangen van de bloedgroepen waarvoor die geen antistoffen heeft
Als we plasma willen geven is het net andersom
- bloedgroep O
o kan van iedereen krijgen want hebben geen antigenen dus hun RBC gaan niet kunnen
reageren met de antistoffen in het plasma dat die krijgt
o kan enkel aan O geven want het plasma bevat anti A en anti B dus als de iontvanger
antigenen in zijn RBC heeft dan zal het ermee reageren
- bloedgroep AB
o AB moeten plasma krijgen van AB donoren omdat ze A en B antigenen hebben dus mogen
geen plasma met anti-A of anti-B krijgen dus het moet van iemand met ook AB zijn
o Kan wel aan iedereen geven want hebben geen antistoffen in het plasma dus er is niets dat
met de antigenen in de RBC van andere bloedgroepen zal reageren
- Bloedgroep A en B
o Kan je geven als het serum geen antistoffen tegen de antigenen van de receptor bevat
o Kan krijgen als de RBC geen antigenen hebben waarop de antistoffen van de receptor
reageren
Rhesusfactor
historiek
Beschrijving transfusiereactie (Levine 1939):
“intra group” transfusie (TX) (zelfde ABO): beschrijft de transfusiereacties van een vrouw (O) krijgt bloed
van haar man (O)
à serum in de buis gaan samenvoegen met de man
à men zag een klonteringsreactie dus er waren antistoffen maar niet van anti-A of anti-B want dezelfde
bloedgroep O
à vrouw had al een kind gehad en een kind verloren met de ziekte van de pasgeborenen