Samenvatting English for Business and Economics Vocabulary

English for Business and
Economics:
Business Vocabulary In Use -
Intermediate
Unit 16
Manufactured products Gefabriceerde producten
Maker Maker
Manufacturer Fabrikant
Producer Producent
To make Maken
To manufacture Produceren
To produce Produceren
Services Diensten
Provider Leverancier
To provide Voorzien
A provision Een voorziening
Workshops Workshops
Hand-made Handgemaakt
Craft industry Ambachtsindustrie
Labour-intensive (Brits) Labor-intensive Arbeidsintensief
(Amerikaans)
Assembly line Lopende band
Production line Productielijn
Manufacturing plant Fabriek
To churn … out Massaal produceren
Industrial robots Industriële robots
Cost effective Kostenefficiënt
Computer-assisted (aided) design and Computerondersteund ontwerp en fabricage
manufacturing (CAD/CAM)
Output Uitvoer/ rendement
Productivity Productiviteit
Capacity Capaciteit
A product Een product
A plant Een fabriek
Factory Een fabriek
Works Oude woord voor fabriek
Surplus/ glut Overschot
Excess capacity Overcapaciteit
Overcapacity Overcapaciteit
Surplus capacity overcapaciteit