Geschiedenis samenvatting hoofdstuk 4:
De Industriële Revolutie
2.2: Van handwerk naar machine
De eerste fabrieken
1. Wereld is veranderd door industriële revolutie
2. Tot midden 18e eeuw:
Geen stoommachines
Geen spoorlijnen
Een industriesteden
Geen schoorstenen
3. Eind 18e eeuw krijgt Engeland zijn eerste fabrieken dit aantal neemt in de 19e eeuw veder
toe
4. Dit waren bedrijfshallen met meerdere verdiepingen, waar machines continu draaiden er
werkten veel arbeiders
5. Voor de komst van fabrieken, werkte mensen in de huisnijverheid in boerderijen en kleine
werkplaatsen verdienen mensen geld door wollen stoffen te vervaardigen veranderde
door vraag naar katoen (goed te gebruiken, makkelijk te bedrukken, droeg prettig)
6. Katoen kwam uit:
Britse kolonies in Azië
katoenplantages in Amerika
Rond 1760:
1. Ambachtslieden kunnen vraag naar katoen niet bijhouden met eenvoudige spinnewielen
2. Ondernemers zagen kansen: ontwikkelen samen met technici machines die 100 e dragen
tegelijk konden spinnen nieuwe machines niet geschikt voor in huis
3. Ondernemers zetten machines in gebouwen aan de rivieren
4. Het stromende water leverde de aandrijfkracht om de machines in de eerste fabrieken te
laten draaien
Oorzaken van de industrialisatie
Vergeleken met andere Europese landen had Engeland de ideale omstandigheden voor de industriële
revolutie, namelijk:
1. Bevolkingsgroei
Na 1700 daalde het sterftecijfer door betere hygiëne en meer medische kennis
Bevolkingsgroei meer vraag naar voedsel, wollen en katoenen, kleding, hout en
steenkool
2. Veranderingen in de landbouw
Rijkere grondbezitters kochten woeste gronden (die eerste door
boeren gebruikt werden)
Meer landbouwgrond zorgt samen met moderne fokmethoden Agrarische revolutie
voor beter vee en grotere oogsten
Gebruik van nieuwe werktuigen en mest verhoogden de
opbrengst
, 1. Aantal fabrieken neemt toe door vraag naar katoenen kleding
2. Landeigenaren en kooplieden hielpen ondernemers door hun geld uit te lenen voor fabrieken
en machines gelduitleners rekenen erop dat de investeringen hun winst opleveren
3. Werknemers in fabrieken zijn boeren die door de agrarische revolutie hun land zijn
kwijtgeraakt
4. Arme gezinnen trekken naar de industriegebieden op zoek naar werk
Rond 1700
1. Een uitvinden heeft een stoommachine ontworpen om water uit de steenkoolmijnen te
pompen
2. James Watt verbeterde die stoommachine werk geschikt om spin en weefmachines aan te
drijven
3. De stoommachine werd ook voor stoomlocomotieven gebruikt
4. Engeland had grote voorraden steenkool en ijzererts gunstig want van de bossen was rond
1800 weinig meer over
5. Hout was eeuwen land als bouwmateriaal gebruikt
6. Mijnbouw was gevaarlijk werk, maar was hard nodig, omdat steenkool de huizen verwarmde
7. Van ijzer werden machines, spoorwegen en bruggen gemaakt
Gevolgen van de industrialisatie
1. Engeland veranderde tussen 1750 en 1850 van een landbouw-stedelijke samenleving in een
industriële samenleving:
Landbouw was niet langer het belangrijkste middel van bestaan
Meer mensen vinden hun werk in fabrieken
Huisnijverheid maakt plaats voor massaproductie
2. Er was wel verzet tegen de fabrieken, maar de industriële revolutie was niet te stoppen
3. Landelijke gebieden waar vee graasde en kastelen stonden veranderen in
industriegebieden
4. Engelse bevolking groeide tussen 1750 en 1850 van 6 miljoen naar 17,5 miljoen
5. Oude landweggetjes waren niet meer geschikt om over te vervoeren na 1750 werd
7.1 km kanaal gegraven
6. George Stephenson ontwierp een stoomlocomotief en liet deze over een rails rijden
4.3: de Industriële samenleving
Werk in de eerste fabrieken
100.000de mensen trokken in de loop van de 19 e eeuw naar de industriegebieden, op zoek naar
betere toekomst. Er waren veel nadelen aan werken in een fabriek:
1. De werkomstandigheden van de nieuwe fabrieksarbeiders waren slecht
2. De baas van de fabriek en de machines bepaalde het werk
3. Ondernemers hielen lonen laag en maakte werkdagen lang om winst te maken
4. Eentonig werk
Je hoefde geen vakman te zijn om fabriekwerk te doen. Ongeschoold werk kon door
vrouwen en kinderen gedaan worden
5. Veel ongelukken
Veiligheidsmaatregelen kostten geld, fabriekseigenaren stelden zich niet
verantwoordelijk
6. Smerige, vervuilde lucht
7. Hard lawaai machines
8. Geen recht om te protesteren
De Industriële Revolutie
2.2: Van handwerk naar machine
De eerste fabrieken
1. Wereld is veranderd door industriële revolutie
2. Tot midden 18e eeuw:
Geen stoommachines
Geen spoorlijnen
Een industriesteden
Geen schoorstenen
3. Eind 18e eeuw krijgt Engeland zijn eerste fabrieken dit aantal neemt in de 19e eeuw veder
toe
4. Dit waren bedrijfshallen met meerdere verdiepingen, waar machines continu draaiden er
werkten veel arbeiders
5. Voor de komst van fabrieken, werkte mensen in de huisnijverheid in boerderijen en kleine
werkplaatsen verdienen mensen geld door wollen stoffen te vervaardigen veranderde
door vraag naar katoen (goed te gebruiken, makkelijk te bedrukken, droeg prettig)
6. Katoen kwam uit:
Britse kolonies in Azië
katoenplantages in Amerika
Rond 1760:
1. Ambachtslieden kunnen vraag naar katoen niet bijhouden met eenvoudige spinnewielen
2. Ondernemers zagen kansen: ontwikkelen samen met technici machines die 100 e dragen
tegelijk konden spinnen nieuwe machines niet geschikt voor in huis
3. Ondernemers zetten machines in gebouwen aan de rivieren
4. Het stromende water leverde de aandrijfkracht om de machines in de eerste fabrieken te
laten draaien
Oorzaken van de industrialisatie
Vergeleken met andere Europese landen had Engeland de ideale omstandigheden voor de industriële
revolutie, namelijk:
1. Bevolkingsgroei
Na 1700 daalde het sterftecijfer door betere hygiëne en meer medische kennis
Bevolkingsgroei meer vraag naar voedsel, wollen en katoenen, kleding, hout en
steenkool
2. Veranderingen in de landbouw
Rijkere grondbezitters kochten woeste gronden (die eerste door
boeren gebruikt werden)
Meer landbouwgrond zorgt samen met moderne fokmethoden Agrarische revolutie
voor beter vee en grotere oogsten
Gebruik van nieuwe werktuigen en mest verhoogden de
opbrengst
, 1. Aantal fabrieken neemt toe door vraag naar katoenen kleding
2. Landeigenaren en kooplieden hielpen ondernemers door hun geld uit te lenen voor fabrieken
en machines gelduitleners rekenen erop dat de investeringen hun winst opleveren
3. Werknemers in fabrieken zijn boeren die door de agrarische revolutie hun land zijn
kwijtgeraakt
4. Arme gezinnen trekken naar de industriegebieden op zoek naar werk
Rond 1700
1. Een uitvinden heeft een stoommachine ontworpen om water uit de steenkoolmijnen te
pompen
2. James Watt verbeterde die stoommachine werk geschikt om spin en weefmachines aan te
drijven
3. De stoommachine werd ook voor stoomlocomotieven gebruikt
4. Engeland had grote voorraden steenkool en ijzererts gunstig want van de bossen was rond
1800 weinig meer over
5. Hout was eeuwen land als bouwmateriaal gebruikt
6. Mijnbouw was gevaarlijk werk, maar was hard nodig, omdat steenkool de huizen verwarmde
7. Van ijzer werden machines, spoorwegen en bruggen gemaakt
Gevolgen van de industrialisatie
1. Engeland veranderde tussen 1750 en 1850 van een landbouw-stedelijke samenleving in een
industriële samenleving:
Landbouw was niet langer het belangrijkste middel van bestaan
Meer mensen vinden hun werk in fabrieken
Huisnijverheid maakt plaats voor massaproductie
2. Er was wel verzet tegen de fabrieken, maar de industriële revolutie was niet te stoppen
3. Landelijke gebieden waar vee graasde en kastelen stonden veranderen in
industriegebieden
4. Engelse bevolking groeide tussen 1750 en 1850 van 6 miljoen naar 17,5 miljoen
5. Oude landweggetjes waren niet meer geschikt om over te vervoeren na 1750 werd
7.1 km kanaal gegraven
6. George Stephenson ontwierp een stoomlocomotief en liet deze over een rails rijden
4.3: de Industriële samenleving
Werk in de eerste fabrieken
100.000de mensen trokken in de loop van de 19 e eeuw naar de industriegebieden, op zoek naar
betere toekomst. Er waren veel nadelen aan werken in een fabriek:
1. De werkomstandigheden van de nieuwe fabrieksarbeiders waren slecht
2. De baas van de fabriek en de machines bepaalde het werk
3. Ondernemers hielen lonen laag en maakte werkdagen lang om winst te maken
4. Eentonig werk
Je hoefde geen vakman te zijn om fabriekwerk te doen. Ongeschoold werk kon door
vrouwen en kinderen gedaan worden
5. Veel ongelukken
Veiligheidsmaatregelen kostten geld, fabriekseigenaren stelden zich niet
verantwoordelijk
6. Smerige, vervuilde lucht
7. Hard lawaai machines
8. Geen recht om te protesteren
