Oefenvragen STECO.
Hoorcollege 1: De aantrekkelijke stad
1. Wat is het mattheus-effect?
2. Wat is een stad?
a. Waarom definitie met omvang weinig nut?
3. Wat is de blauwe banaan?
a. Is dit nu nog steeds zo van belang?
b. Wat is de handstad?
4. Wat zijn de 4 B’s waar steden om strijden?
a. Wat is een 5e B?
5. Waarom doen steden wat de mensen willen?
a. Wanneer vind men een stad prettig?
6. Wat is het sillicon valley syndroom?
a. Waarom is het kopiëren van een stad niet altijd even succesvol?
7. Wat is het Bilbao/Guggenheid effect?
a. Geef ook een ander voorbeeld hiervan
8. Waar gaan de klassieke locatietheorieën vanuit? (4)
9. Wat zijn klassieke schaalvoordelen?
a. Wat is input sharing en labour market pooling?
b. Wat is het verschil tussen lokalisatie-voordelen en urbanisatie-voordelen?
c. Heeft Jacobs gelijk dat diversiteit in de stad goed is? Waarom?
10. Wat zijn moderne schaalvoordelen?
a. Wat zijn kennis spillovers?
b. Wat zijn consumptievoordelen?
c. Wat is het thuismarkteffect?
11. Wat zijn schaalnadelen?
a. Noem een aantal congestion forces (5)
b. Wat zijn disamenities?
12. Wat zijn de verschillende maten voor stedelijkheid? (7)
13. Wat is de stad in brick en mortor criterium?
14. Wat is de stad en ommeland in flows and linkages?
a. Leg het roer-ei concept uit.
15. Wat is agglomeratie? En bij welke van de twee vorige treden er agglomeratie-effecten op?
16. Wat neemt de opkomst van de consumer city als belangrijkste punt mee?
a. Wat zijn natuurlijke (1) en stedelijke attracties (3)
17. Wat zijn de 4 redenen waarom steden meer kenniswerkers willen? (En dus meer human
capital in de stad?)
18. Leg de evangelie van Florida uit: ‘’Werken volgt wonen’’ voor de creatieve klasse.
a. Wat zijn de 3 T’s van Florida?
19. Wat is het analysemodel van Marlet?
, Hoorcollege 2: De competitieve stad
1. Wat is het verschil tussen klassieke en moderne schaalvoordelen?
2. Wat zijn de 2 voordelen van agglomeratie?
3. Wat is superlineairiteit van Pan?
4. Wat is het borrowed-size concept?
5. Waarom heeft een stad op zich weinig waarde?
6. Waarom zijn vliegvelden voortaan van soort hotspots voor een stad?
a. Hoe ging dit vroeger met de drukpers?
7. Wat is de global-local paradox? (Glocalisering)
8. Wat is beneluxering?
9. Waarom zijn MKB-bedrijven honkvast?
a. Wat zijn de belangrijke verhuismotieven (3) en wat zijn de keepfactoren (2)?
b. Wat heeft bounded reality te maken met deze honkvastigheid?
10. Wat zijn verborgen kampioenen?
a. Waarom kunnen ze gezien worden als ‘regionale wereldspelers’?
b. Wat is het intel inside syndroom en wat heeft dit hiermee te maken?
c. Wat zijn de mogelijke uitdagingen voor de toekomst (2) voor dit soort bedrijven?
d. Waar lopen dit soort bedrijven tegenaan? (4)
11. Wat is citybranding? En welke 3 dingen horen hierbij?
12. Wat zijn beelddragers van een stad? (5 voorbeelden)
a. Wat zijn de overige beelddragers (2)
13. Wat is het belang van beelden en waarom zit dus de ‘stad tussen onze oren’?
a. Wat is het pisa effect?
14. Een stad kan bestaan uit 1. Hardware, 2. Software en 3. Mindware. Wat betekenen deze en
waar gaat het over en welke beroemde schrijvers/mensen horen hierbij?
15. Leg uit waarom Eindhoven een complete stad is?
16. Wat is er zo bijzonder aan Manchester?
17. Wat heeft Hamburg te bieden?
Hoorcollege 1: De aantrekkelijke stad
1. Wat is het mattheus-effect?
2. Wat is een stad?
a. Waarom definitie met omvang weinig nut?
3. Wat is de blauwe banaan?
a. Is dit nu nog steeds zo van belang?
b. Wat is de handstad?
4. Wat zijn de 4 B’s waar steden om strijden?
a. Wat is een 5e B?
5. Waarom doen steden wat de mensen willen?
a. Wanneer vind men een stad prettig?
6. Wat is het sillicon valley syndroom?
a. Waarom is het kopiëren van een stad niet altijd even succesvol?
7. Wat is het Bilbao/Guggenheid effect?
a. Geef ook een ander voorbeeld hiervan
8. Waar gaan de klassieke locatietheorieën vanuit? (4)
9. Wat zijn klassieke schaalvoordelen?
a. Wat is input sharing en labour market pooling?
b. Wat is het verschil tussen lokalisatie-voordelen en urbanisatie-voordelen?
c. Heeft Jacobs gelijk dat diversiteit in de stad goed is? Waarom?
10. Wat zijn moderne schaalvoordelen?
a. Wat zijn kennis spillovers?
b. Wat zijn consumptievoordelen?
c. Wat is het thuismarkteffect?
11. Wat zijn schaalnadelen?
a. Noem een aantal congestion forces (5)
b. Wat zijn disamenities?
12. Wat zijn de verschillende maten voor stedelijkheid? (7)
13. Wat is de stad in brick en mortor criterium?
14. Wat is de stad en ommeland in flows and linkages?
a. Leg het roer-ei concept uit.
15. Wat is agglomeratie? En bij welke van de twee vorige treden er agglomeratie-effecten op?
16. Wat neemt de opkomst van de consumer city als belangrijkste punt mee?
a. Wat zijn natuurlijke (1) en stedelijke attracties (3)
17. Wat zijn de 4 redenen waarom steden meer kenniswerkers willen? (En dus meer human
capital in de stad?)
18. Leg de evangelie van Florida uit: ‘’Werken volgt wonen’’ voor de creatieve klasse.
a. Wat zijn de 3 T’s van Florida?
19. Wat is het analysemodel van Marlet?
, Hoorcollege 2: De competitieve stad
1. Wat is het verschil tussen klassieke en moderne schaalvoordelen?
2. Wat zijn de 2 voordelen van agglomeratie?
3. Wat is superlineairiteit van Pan?
4. Wat is het borrowed-size concept?
5. Waarom heeft een stad op zich weinig waarde?
6. Waarom zijn vliegvelden voortaan van soort hotspots voor een stad?
a. Hoe ging dit vroeger met de drukpers?
7. Wat is de global-local paradox? (Glocalisering)
8. Wat is beneluxering?
9. Waarom zijn MKB-bedrijven honkvast?
a. Wat zijn de belangrijke verhuismotieven (3) en wat zijn de keepfactoren (2)?
b. Wat heeft bounded reality te maken met deze honkvastigheid?
10. Wat zijn verborgen kampioenen?
a. Waarom kunnen ze gezien worden als ‘regionale wereldspelers’?
b. Wat is het intel inside syndroom en wat heeft dit hiermee te maken?
c. Wat zijn de mogelijke uitdagingen voor de toekomst (2) voor dit soort bedrijven?
d. Waar lopen dit soort bedrijven tegenaan? (4)
11. Wat is citybranding? En welke 3 dingen horen hierbij?
12. Wat zijn beelddragers van een stad? (5 voorbeelden)
a. Wat zijn de overige beelddragers (2)
13. Wat is het belang van beelden en waarom zit dus de ‘stad tussen onze oren’?
a. Wat is het pisa effect?
14. Een stad kan bestaan uit 1. Hardware, 2. Software en 3. Mindware. Wat betekenen deze en
waar gaat het over en welke beroemde schrijvers/mensen horen hierbij?
15. Leg uit waarom Eindhoven een complete stad is?
16. Wat is er zo bijzonder aan Manchester?
17. Wat heeft Hamburg te bieden?
