De
persoonlijkheidsontwikkeling
1. Ongeborene
2. Pasgeborene
3. Baby
3.1 De persoonlijkheidsontwikkeling volgens Erikson
3.2 De persoonlijkheidsontwikkeling tijdens de babyfase
= wantrouwen VS vertrouwen
- Afhankelijk van de responsiviteit van verzorgers.
- Basis voor de verdere persoonlijkheidsontwikkeling
- Genderverschillen
3.3 Genderverschillen?
= het besef mannelijk of vrouwelijk te zijn.
- De verschillen zijn te verklaren door :
* Aanleg
* Omgeving
* Zelfbepaling
4. Peuter
- ‘Ik’-je komt volop in ontwikkeling
* Bekijken alles vanuit hun eigen standpunt (= egocentrisch)
* Kunnen soms hard of ongevoelig reageren
- Ontwikkeling van de genderidentiteit stereotiep gedrag
- Autonomie VS schaamte en twijfelstadium (Erikson)
Autonomie = wanneer ouders de verkenningsdrang van de peuter en zijn vrijheid binnen veilige
grenzen stimuleren.
Schaamte en twijfelstadium = wanneer ze beperkt en overmatig beschermd worden.
5. Kleuter
- Koppigheidsfase zet door.
* Niet koppig om zich af te zetten, maar een POSITIEF willen.
Positief taakbewustzijn (=doelen voorop stellen en ernaar toe werken)
Taakbereidheid/werkrijpheid, resultaat is belangrijker dan de activiteit)
- Ik-gevoel echt gevestigd, maar ruimte voor wat prettig is voor een ander.
- Toenemende zelfkennis op basis van twee bronnen :
* Het beeld dat anderen van hen hebben en hen voorhouden.
* Het beeld dat ze van zichzelf hebben.
- Initiatief VS schuldstadium (Erikson) onbedoelde gevolgen van hun acties.
= kleuter heeft nood aan zelfstandigheid en aan ouders die hierin ondersteunen.
persoonlijkheidsontwikkeling
1. Ongeborene
2. Pasgeborene
3. Baby
3.1 De persoonlijkheidsontwikkeling volgens Erikson
3.2 De persoonlijkheidsontwikkeling tijdens de babyfase
= wantrouwen VS vertrouwen
- Afhankelijk van de responsiviteit van verzorgers.
- Basis voor de verdere persoonlijkheidsontwikkeling
- Genderverschillen
3.3 Genderverschillen?
= het besef mannelijk of vrouwelijk te zijn.
- De verschillen zijn te verklaren door :
* Aanleg
* Omgeving
* Zelfbepaling
4. Peuter
- ‘Ik’-je komt volop in ontwikkeling
* Bekijken alles vanuit hun eigen standpunt (= egocentrisch)
* Kunnen soms hard of ongevoelig reageren
- Ontwikkeling van de genderidentiteit stereotiep gedrag
- Autonomie VS schaamte en twijfelstadium (Erikson)
Autonomie = wanneer ouders de verkenningsdrang van de peuter en zijn vrijheid binnen veilige
grenzen stimuleren.
Schaamte en twijfelstadium = wanneer ze beperkt en overmatig beschermd worden.
5. Kleuter
- Koppigheidsfase zet door.
* Niet koppig om zich af te zetten, maar een POSITIEF willen.
Positief taakbewustzijn (=doelen voorop stellen en ernaar toe werken)
Taakbereidheid/werkrijpheid, resultaat is belangrijker dan de activiteit)
- Ik-gevoel echt gevestigd, maar ruimte voor wat prettig is voor een ander.
- Toenemende zelfkennis op basis van twee bronnen :
* Het beeld dat anderen van hen hebben en hen voorhouden.
* Het beeld dat ze van zichzelf hebben.
- Initiatief VS schuldstadium (Erikson) onbedoelde gevolgen van hun acties.
= kleuter heeft nood aan zelfstandigheid en aan ouders die hierin ondersteunen.