Kleuter
1. De cognitieve ontwikkeling
PRE-OPERATIONEEL STADIUM (Piaget)
1.1 Verworven denkcapaciteit
- Geïnterioriseerd experimenteren
- Uitgestelde imitatie van modellen
- Beginnend symbolisch denken – groei fantasie
- Denkvermogen stimuleren
- Voorstelling van het zelf – eigen wil (Ik ben twee en ik zeg nee)
- Geheugen ontwikkelen & gebruiken. Gebruik is nog niet bewust/intentioneel
1.2 Hoe verworven denkcapaciteit stimuleren?
- Kind zelfstandigheid geven
- Categoriseren (vormsorteerder)
- Geheugen stimuleren (weghaalspel)
- 2-4j : Preconceptueel denken
- 4-7j : Intuïtieve denken
- Peuter heeft nog geen abstraheringsproces. (Overgeneraliseren & overdiscrimineren)
- Denkfouten en experimenteren ZIE HOEKENWERK
- Verwarring tussen fantasie en werkelijkheid
- Pre-operationeel denken = voorbereiding op concreet operationeel denken
1.3 Verwarring tussen fantasie en werkelijkheid
1.3.1 Kleuterverwarring
- Finalisme (alles lijkt een bedoeling te hebben)
* De nacht is gemaakt om te kunnen slapen.
* De appels groeien aan de bomen om te kunnen plukken.
- Onlogisch or irrationele verbanden (het leggen van verbanden op een onlogische/irrationele wijze)
* Als ik mijn pyjama aan heb, begint TikTak.
- (Egocentrisch) magisch denken (Het kind is van mening dat het een bepaalde gebeurtenis kan
beïnvloeden (waar het normaal gezien geen vat op heeft) door een bepaalde handeling uit te voeren)
* Een kind roept in de auto “groen, groen” zodat het licht groen zou worden.
* Bij de kleuter maakt dit plaats boor sociocentrisme
Wereld wordt minder magisch.
Oog voor het geheel waarin het functioneert.
Zien van verbanden.
(Als je een kraan open doet, komt er water uit.)
1.4 Fantasie
- Doen-alsof-spel : fantasiespel
- Hunker naar sprookjes en verhalen.
* Gemakkelijk begrijpbaar
* Verwerking hevige emoties bevrijdbaar
* Levenskennis = moraliseren
1.5 Besef van tijd ontwikkelt bij de kleuter
- Kan zich beheersen en geduld hebben
- Heel even ergens op wachten
- Onderscheid maken tussen verleden, heden en toekomst
, 2. De lichamelijke ontwikkeling
- Eerder synchrone groei
- Gemiddelde groei : 20 cm en 8 kilo
- Geringe verschillen tussen jongens en meisjes
3. De morele ontwikkeling
3.1 De morele ontwikkeling volgens Kohlberg
3.1.1 Pre-conventioneel niveau
- Gericht op het krijgen van beloning en vermijden van straf.
* Goed = wat je niet doet omdat je anders straf krijgt.
* Goed = wat prettig is. (beloning, eigen voordeel)
3.1.2 Conventioneel niveau
- Individuen moeten tegemoet komen aan sociale regels en wetten.
* Goed = wat binnen je directe omgeving als norm geldt.
* Goed = wat binnen ruimere sociale systemen als norm geldt.
3.1.3 Postconventioneel niveau
- Idealen en morele principes
* Goed = gebaseerd op abstracte morele principes.
* Goed : gebaseerd op persoonlijke verantwoordelijkheid en prioriteit.
3.2 Kohlberg VS onderzoek van morele dilemma’s
“Heinz’ vrouw is dodelijk ziek. Er is maar één medicijn dat haar kan genezen, maar dat medicijn wordt
maar door één apotheker verkocht. Die apotheker maakt van zijn positie misbruik en vraagt enorm
veel geld voor het medicijn. Heinz kan dit onmogelijk betalen, maar de apotheker weigert het voor
minder geld te geven. Mag Heinz het medicijn stelen?”
Kritiek op Kohlberg
-rechtlijnige opeenvolging: eerder afhankelijk van de situatie
-onderzoek vnl. bij jongens
(stuk in handboek over psychologe Gilligan SCHRAPPEN)
- Verinnerlijking van de geboden en verboden van de ouders.
* “eigen” geweten = SPIEGELgeweten
* nog geen begrip van het waarom
1. De cognitieve ontwikkeling
PRE-OPERATIONEEL STADIUM (Piaget)
1.1 Verworven denkcapaciteit
- Geïnterioriseerd experimenteren
- Uitgestelde imitatie van modellen
- Beginnend symbolisch denken – groei fantasie
- Denkvermogen stimuleren
- Voorstelling van het zelf – eigen wil (Ik ben twee en ik zeg nee)
- Geheugen ontwikkelen & gebruiken. Gebruik is nog niet bewust/intentioneel
1.2 Hoe verworven denkcapaciteit stimuleren?
- Kind zelfstandigheid geven
- Categoriseren (vormsorteerder)
- Geheugen stimuleren (weghaalspel)
- 2-4j : Preconceptueel denken
- 4-7j : Intuïtieve denken
- Peuter heeft nog geen abstraheringsproces. (Overgeneraliseren & overdiscrimineren)
- Denkfouten en experimenteren ZIE HOEKENWERK
- Verwarring tussen fantasie en werkelijkheid
- Pre-operationeel denken = voorbereiding op concreet operationeel denken
1.3 Verwarring tussen fantasie en werkelijkheid
1.3.1 Kleuterverwarring
- Finalisme (alles lijkt een bedoeling te hebben)
* De nacht is gemaakt om te kunnen slapen.
* De appels groeien aan de bomen om te kunnen plukken.
- Onlogisch or irrationele verbanden (het leggen van verbanden op een onlogische/irrationele wijze)
* Als ik mijn pyjama aan heb, begint TikTak.
- (Egocentrisch) magisch denken (Het kind is van mening dat het een bepaalde gebeurtenis kan
beïnvloeden (waar het normaal gezien geen vat op heeft) door een bepaalde handeling uit te voeren)
* Een kind roept in de auto “groen, groen” zodat het licht groen zou worden.
* Bij de kleuter maakt dit plaats boor sociocentrisme
Wereld wordt minder magisch.
Oog voor het geheel waarin het functioneert.
Zien van verbanden.
(Als je een kraan open doet, komt er water uit.)
1.4 Fantasie
- Doen-alsof-spel : fantasiespel
- Hunker naar sprookjes en verhalen.
* Gemakkelijk begrijpbaar
* Verwerking hevige emoties bevrijdbaar
* Levenskennis = moraliseren
1.5 Besef van tijd ontwikkelt bij de kleuter
- Kan zich beheersen en geduld hebben
- Heel even ergens op wachten
- Onderscheid maken tussen verleden, heden en toekomst
, 2. De lichamelijke ontwikkeling
- Eerder synchrone groei
- Gemiddelde groei : 20 cm en 8 kilo
- Geringe verschillen tussen jongens en meisjes
3. De morele ontwikkeling
3.1 De morele ontwikkeling volgens Kohlberg
3.1.1 Pre-conventioneel niveau
- Gericht op het krijgen van beloning en vermijden van straf.
* Goed = wat je niet doet omdat je anders straf krijgt.
* Goed = wat prettig is. (beloning, eigen voordeel)
3.1.2 Conventioneel niveau
- Individuen moeten tegemoet komen aan sociale regels en wetten.
* Goed = wat binnen je directe omgeving als norm geldt.
* Goed = wat binnen ruimere sociale systemen als norm geldt.
3.1.3 Postconventioneel niveau
- Idealen en morele principes
* Goed = gebaseerd op abstracte morele principes.
* Goed : gebaseerd op persoonlijke verantwoordelijkheid en prioriteit.
3.2 Kohlberg VS onderzoek van morele dilemma’s
“Heinz’ vrouw is dodelijk ziek. Er is maar één medicijn dat haar kan genezen, maar dat medicijn wordt
maar door één apotheker verkocht. Die apotheker maakt van zijn positie misbruik en vraagt enorm
veel geld voor het medicijn. Heinz kan dit onmogelijk betalen, maar de apotheker weigert het voor
minder geld te geven. Mag Heinz het medicijn stelen?”
Kritiek op Kohlberg
-rechtlijnige opeenvolging: eerder afhankelijk van de situatie
-onderzoek vnl. bij jongens
(stuk in handboek over psychologe Gilligan SCHRAPPEN)
- Verinnerlijking van de geboden en verboden van de ouders.
* “eigen” geweten = SPIEGELgeweten
* nog geen begrip van het waarom