Samenvatting Blok 2.6 Anxiety & Stress - probleem 2

Blok 2.6 - Anxiety & Stress Probleem 2
Artikelen: Koster & Vanden Bogaerde, Milad & Rosenbaum & Simon, Scheveneels
& Boddez & Hermans

1) Attentional Bias
 Cognitieve gedragsverslagen van anxiety hebben vaak geïntegreerde
gedragsmechanisme die afgeleid zijn van leertheorie en cognitieve processen op
het niveau van aandacht, interpretatie en geheugen.
 Onderzoek in het anxiety-domein werd in het begin sterk beïnvloed door het
cognitieve model van Beck en het associatieve netwerk van Bower.
 Beck’s cognitieve model van anxiety stelt dat, gebaseerd op eerdere
ervaringen, individuen cognitieve schema’s ontwikkelen. Dit zijn representaties
van situaties in relatie met de zelf en emoties in het geheugen. Gebaseerd op
bedreigingen, kunnen mensen zogenaamde gevaarschema’s ontwikkelen, die
informatieverwerking sturen. Beck kwam met het idee dat angstige personen
gekarakteriseerd worden door overactieve gevaarschema’s. Door de invloed van
deze schema’s, wordt de aandacht van deze personen vooral gericht op
informatie die congruent is met hun schema, wat dus leidt tot het bevestigen van
de bestaande negatieve geloven (angsten).
 Bower ontwikkelde een associatief netwerk model van geheugen en hiermee
stelt hij dat door het proces van co-activatie bepaalde concepten meer
geassocieerd worden in het geheugen met specifieke concepten die opgeslagen
worden als knooppunten. Binnen dit kader wordt het duidelijk dat wanneer
emoties actief worden, het verwerken van informatie afhankelijk is van de
emotionele stemming en vaak ook congruent is met deze stemming.
 Meting Attentional Bias
 Emotionele Strooptaak
 Deze taak is gebaseerd op de traditionele Strooptaak waarin individuen de
afgedrukte kleuren van woorden moeten benoemen terwijl zij hun semantische
context moeten negeren. In de emotionele versie van deze taak worden de
reactietijden van het noemen van de kleur van dreigende tegenover niet-
dreigende woorden met elkaar vergeleken om te kijken wat de mate is waarmee
een dreigend woord zorgt voor belemmering van de taak. Het patroon dat vaak
gevonden wordt is dat personen met hoge anxiety of een anxiety disorder
meer tijd nodig hebben om de kleur van een dreigend woord te noemen in
vergelijking met personen met lage anxiety.
 De Strooptaak wordt vaak gebruikt, maar hij is niet perfect voor het meten van
attentional bias. Critici benoemen dat de kleur-benoeming belemmering die
geobserveerd is voor dreigende woorden ook te wijden kan zijn aan niet-
attentional verwerking, zoals gedragsbelemmering of vermijding.

,  Dichotische Luistertaak
 Onderzoekers hebben ook gebruik gemaakt van de dichotische luistertaak in
een aantal eerdere studies. In deze taak krijgen individuen auditieve informatie
te horen die zij verbaal moeten schaduwen. Af en toe krijgen zijn in het andere
oor dreigende of neutrale woorden te horen op een laag volume. In
verschillende experimenten werd gedemonstreerd dat personen met een hoge
anxiety vaker woorden met een dreigende betekenis konden identificeren in
vergelijking met de neutrale woorden.
 Problemen met deze taak moeten ook gezien worden. Een voornamelijk moeilijk
probleem is het presenteren van auditieve informatie dicht bij het bewustzijn. Het
bewustzijn wordt beïnvloed door een aantal verschillende processen waarbij het
dus moeilijk is om zeker te weten dat de stimuli niet bewust opgemerkt kan
worden.
 Dot Probe-Taak
 Een andere taak die veel gebruikt wordt, is een taak die ruimtelijke aandacht
meet, namelijk de dot probe-taak. Deze taak weergeeft twee woorden op een
computer scherm, met een woord bovenin en een woord onderin. De participant
wordt dan gevraagd om op een knop te drukken die aangeeft welk woord
vervangen is door de ‘probe’. Attentional bias kan worden afgeleid van de
verschillen in reactietijden op de probes die dreigende stimuli vervangen ten
opzichte van de reactietijd op de probes die neutrale stimuli vervangen. Als de
aandacht van een persoon direct naar een dreigende stimulus getrokken wordt,
zal de reactietijd korter zijn voor de probe die deze stimulus vervangt dan voor
de probe die de neutrale stimulus vervangt.
 Visuele Zoektaak
 De visuele zoektaak geeft ook de mogelijkheid om de ruimtelijke
aandachttoedeling te meten. Participanten worden gevraagd om een
targetstimulus op te sporen die ‘verstopt’ zit in een matrix van afleiders. Een
targetstimulus in dit geval kan het woord ‘spin’ zijn in een matrix van neutrale
woorden. Ook kan een neutraal woord ‘verstopt’ zijn tussen een matrix van spin-
gerelateerd worden. De attentional bias kan gedetecteerd worden als de
dreigende stimulus (spin) sneller gevonden in een matrix neutrale woorden dan
een neutraal woord in een matrix van andere neutrale woorden. De bias kan ook
gevonden worden als er een langzamere reactie is op de neutrale stimulus in
een matrix spin-gerelateerde woorden, ten opzichte van de reactietijd op het
vinden van een neutrale stimulus omringd door neutrale afleiders.
 Een van de belangrijkste voordelen van de visuele zoektaak ten opzichte van de
andere aandachtstaken, is dat veel stimuli tegelijkertijd gepresenteerd worden,
wat dus een actieve zoekstrategie vereist. Daarnaast geeft de snelheid van het
zoeken in relatie met het aantal afleiders een mogelijkheid tot het onderzoeken
of dreigende informatie een pop-out effect heeft.
 In het begin werd dit pop-out effect voor dreigende woorden vastgesteld,
ongeacht het aantal afleiders. Maar meer recente onderzoeken stellen dat