1a1: je kent de kenmerken van agogiek:
- Het gaat om mensen in verandering
- Beïnvloeden en veranderen. Een agoog probeert altijd mensen te beïnvloeden opdat zij
veranderen.
- Het gaat om psychosociale verandering: gevoelens, houdingen, gedragingen, gedachten,
beelden, fantasieën en dergelijke van individuele mensen, communicatie in een groep,
normen en waarden van een samenleving en besluitvormingsprocessen binnen een
organisatie. psychosociaal functioneren kan dus individueel of in groepsverband.
- De beïnvloeding vindt beroepsmatig plaats (vrijwilligers ook). Iemand is pas agoog als helpen
veranderen (een deel van) zijn taak is.
- De beïnvloeding is doelgericht. Agogie betreft altijd verandering naar een situatie die men
van tevoren bedacht heeft. de verandering moet bedoelt zijn.
- De verandering werkt systematisch. De agoog maakt een plan en laat niet aan het toeval
over evenmin als dat de agoog hoopt dat het doel vanzelf bereikt wordt.
- De beïnvloeding vindt bewust plaats. De beïnvloeding vindt open en eerlijk plaats, dus niet
via bijv. manipulatie.
- De verandering wordt door de betrokkenen gewenst. De betrokkene moet de verandering
willen (dus niet zoals reclame)
- De beïnvloeding wordt vrijwillig ondergaan.
- De beïnvloeding is niet wederzijds. De beïnvloeding is eenzijdig van agoog naar cliënt gericht
en niet andersom. De agoog kan wel beïnvloed worden door de cliënt, maar dit is toevallig en
niet van tevoren bedacht.
- Het gaat om (Jong) volwassenen. Het werken met jonge kinderen valt onder pedagogie en
dus niet onder agogie.
Agogiek is dus de leer van eenzijdige, systematische, doelgerichte, beroepsmatige beïnvloeding die
gericht is op het bereiken van een meer wenselijk geachte psychosociale situatie van volwassenen
die zich van deze beïnvloeding bewust zijn en deze situatie ook nastreven.
1b1: je kent de interventieniveaus:
Microniveau: klein, individuen en kleine groepen.
Mesoniveau: middelgroot, organisaties en kleinere samenlevingsverbanden (zoals buurten,
scholen, ziekenhuizen en fabrieken).
Macroniveau: grotere samenlevingsverbanden of de maatschappij als geheel. (bijv. een
maatschappelijk probleem).
2a1: je weet wat de redenen zijn om tot verandering te komen:
- Eigen ontwikkeling
- Idealen (iets lezen over bio-industrie en vervolgens minder vlees eten).
- Innerlijke drang, verandering kan spanning teweegbrengen maar ook gevoel van vooruitgang
en groei.
- Onvrede met de bestaande situatie.
- Informatie in strijd met het gedrag (bijv. veel junkfood eten, vervolgens iets lezen over een
gezonde levensstijl en daarom gaan veranderen).
- Geheel nieuwe informatie
- Verwachtingen van anderen.
- Belangen: bijv. merken hoe je het snelst carrière kunt maken, en je hierna gaan gedragen.
- Bedreiging van buitenaf: bijv. een leraar die meer inzet van je eist.
- Plotselinge wijziging in omstandigheden (ontslag, overlijden van een naaste, etc.)