SOCIOLOGIE
I. HOOFDSTUK 1: WAT IS SOCIOLOGIE?
A. Inleiding: Niet iedereen leeft even lang
- Vrouwen > mannen
- Hoger onderwijs > lager onderwijs
Centrale vraag voor sociologen: hoe valt deze data te verklaren?
» Verklaring: relaties tussen mensen;
Opleidingsverschillen sociale ongelijkheid = verschillen in levenskansen
Hoge opleiding stimuleert vermogen om problemen in te schatten + goed te
plannen + uitdagingen aan te kunnen impact op persoonlijkheidsvorming
Hoe hoger het diploma betere job beter loon betere buurten ver van
vervuilde/stresserende omgevingen betere gezondheid
Hoe beter job hoe meer afwisseling meer tevredenheid men voelt zich beter
in vel
CONCLUSIE: hogere opleiding materiele voordelen + persoonlijke vorming hogere
levensverwachting
BESLUIT: ondanks aanwezigheid eigen lichaam + eigen vrije wil heeft sociale omgeving
een grote invloed op ons leven!
Dus nu hebben we een antwoord op de vraag; Hebben mensen een vrije wil of niet?
» Antwoord: Ja, maar context werkt in op ons denken & handelen!
A. Voorbeeld 1: zaak van Jef Vermassen
i. Moord werd vrijgepleit doordat Vermassen zei dat dader ontoerekeningsvatbaar was
en geen controle had over zijn handelingen man handelde onder een
onweerstaanbare drang, het was niet uit vrije wil
B. De herontdekking van de hersenen
i. Implicatie we nemen beslissingen, vooraleer we er bewust van zijn, door de
werking van de hersenen centrum genot vs. pijn ‘concurreren’
C. Volgens Karl de Gucht, een liberaal
i. ‘Onze hele maatschappij is gebaseerd op het idee van de persoonlijke
verantwoordelijkheid, anders zouden we geen misdadigers kunnen veroordelen, bv.’
gaat in tegen uitspraak van Vermassen!
ii. Zegt dat de wetenschap die vrije wil steeds meer ter discussie stelt impuls om iets
te doen wordt al gegeven door onze hersenen vooraleer we het echt ‘beslissen’
1
, iii. Probleem volgens de Gucht: het fundament van onze beslissingsvrijheid dreigt
onderuitgehaald te worden wat met misdadigers?
D. Voorbeeld 2: tolerantie van 18-34jarigen voor
overspel/zelfdoding/prostitutie/homoseks/seks onder 18 ligt veel hoger in Nederland
dan in België
E. Voorbeeld 3: man-vrouwrelaties
i. Dominante vrouw & onderdanige man
ii. Dominante man & onderdanige vrouw
Basis voor eigen relatiesituatie later wordt meegegeven uit eigen
thuissituatie
F. Voorbeeld 4: werkloosheid
i. Grotere kans werkloosheid bij allochtonen maar niet uit vrije wil!
1. Oorzaken:
o Slechter statuut tijdelijk contract
o Werken vaker in sectoren die het zwaarst door crisis getroffen zijn
G. Voorbeeld 5: opleidingsniveau en levensverwachting
i. Hoogopgeleide vrouwen langer dan laagopgeleide vrouwen + vrouwen globaal
langer dan mannen
ii. beroep met langste levens: proffen
iii. beroep met kortste levens: horeca
» één oorzaak: roken in cafés
CONCLUSIE: de vrije wil/hersencentra van persoon x worden reeds beïnvloed
door vrienden/familie/buren/bedrijven/regering/… en dat heeft allemaal
gevolgen voor zijn leven
Vrije wil = fictie ?
B. De sociologische verbeelding: hoe de socioloog naar de werkelijkheid kijkt (stappenplan)
= individuele gebeurtenissen plaatsen & verklaren vanuit het geheel van sociale relaties,
die zelf een specifieke historische oorsprong hebben.
Stap 1: de biografie = alles wat mensen ervaren
- Levensloop van een individu;
Kiezen van school, jeugdbeweging, werk vinden/verliezen, trouwen of
kinderen, rusthuis?
» Verklaringen: waarom gaat men wel of niet in een jeugdbeweging?
Stap 2: levensloop gelinkt aan sociale omgeving*
- Onze *samenleving = geheel van sociale relaties waarvan we deel uitmaken
2
, Bv. Jeugdbeweging: vrienden/vriendinnen gaan erheen, ouders willen even alleen
zijn … toch niet helemaal vrije wil
Stap 3: sociale omgeving = resultaat van historische ontwikkeling
Bv. Samenleving nu bepaald door gebeurtenissen 19 e & 20e eeuw, nl. de
Industrialisatie + urbanisatie kinderarbeid = afgeschaft daardoor is het
mogelijk om bv naar jeugdbeweging te gaan
het historisch verloop bepaalt het uitzicht van een specifieke samenleving
Voorbeeld 1: tegenwoordig meer jongeren die naar universiteit gaan
Stappenplan:
- Biografie: studiekeuze = Universiteit
- Sociale omgeving: Samenleving (bedrijven) vragen hooggeschoolden
- Historisch proces: Kennissamenleving resultaat van industrialisatie;
o Na WOII: stijging jongens en vooral stijging meisjes in onderwijs
Oorzaken:
o Democratisering onderwijs
o Vrouwenemancipatie
Voorbeeld 2: de huisman
- Biografie: huishoudelijke taakverdeling
- Sociale omgeving: gender-egalitaire samenleving
- Historisch proces: resultaat van modernisatie in de 20 e eeuw
Voorbeeld 3: criminaliteit
- Biografie: criminele levensloop
- Sociale omgeving: binnen etnisch-gestratificeerde samenleving
- Historisch proces: resultaat van migratie, concentratie, discriminatie in 20 e eeuw
o Akkoorden met Turkije om mannen die in de mijnen wouden werken,
naar België te brengen
o Laatste 50 jaar
Actua voorbeeld: dierenmishandeling in slachthuizen oefening
Voorbeeld 5: nieuwe telefoon kopen
1. Biografie: kopen telefoon
1. Sociale omgeving: bedrijven bieden aan, jeugd heeft zakgeld, vrienden met
bepaalde GSM
2. Historisch proces: resultaat van hoogtechnologische ontwikkeling, toename
levensstandaard
3
, CONCLUSIE: Moraalfilosoof Jan Verplaetse
- Vrije wil = het vermogen om zelf, oorzaakloos, te beslissen wat je doet en hoe je het doet.
- MAAR:
o Beslissingen zitten vast in een causaal netwerk
o Brein = geleider van sociale & politieke oorzaken
o Bewust of min of meer onbewust
- DUS: We handelen zelf, maar op basis van context!
C. Van gedrag tot samenleving
volgende vraag: hoe is de samenleving opgebouwd?
bouwstenen samenleving;
= Interactie; sociaal handelen, handelen & gedrag
i. Gedrag (lichamelijke beweging, verbale uiting, subjectieve gewaarwording)
= elke actie of reactie van een individu objectief én subjectief
waarneembare dimensie;
objectief waarneembare/externe componenten van gedrag
= aspecten die door min. 2 individuen – ego & alter – kunnen worden
waargenomen.
subjectief waarneembare/interne componenten
= door 1 waarnemer waarneembaar, nl. ego
Motivationele component = ultieme drijfveer vh handelen bv.
erkenning, winstbejag, controle, lust, ‘need to belong’ = connectie
willen met anderen
Emotionele component = innerlijke gevoelens (cognitief: beelden
die we vd werkelijkheid vormen + reflexief: beelden die we van
onszelf vormen)
ii. Handelen & Sociaal handelen
= Gedrag met bepaald doel handelen krijgt een betekenis
Betekenis: doelgerichtheid = projectie van de voltooide handeling;
o Mentale voorbereiding
o Vaak ‘onproblematisch’ bijgevolg: zonder bewuste projectie
4