samenvatting topografie - 1e bachelor Tandheelkunde

TOPOGRAFIE
Arterie  witte buis, samendrukbaar

Zenuw  witte buis

Vene  diepe rode kleur

Axiaal  van hoofd (craniaal) naar voetzolen (caudaal)

DEEL 1: NERVI SPINALES
Inleiding
 Nervi spinales
o Origo: medulla spinalis (ruggenmerg)
o Functie: opbouw perifeer zenuwstelsel samen met craniale zenuwen
 Fila radicularia
o Fijne reeks vezels
o Origo: laterale zijde medulla spinalis
o Insertio: versmelten tot 2 wortels per nervus
 Dorsale wortel  sensibele vezels
 Ventrale wortel  motorische vezels voor gestreepte spieren
 Motorische neuronen
o Uitlopers ventrale wortels
o Liggen in ruggenmerg zelf
 Sensibele neuronen
o Liggen in spinaal ganglion
o Op dorsale wortels
 Sensibele ganglia
o Origo: christa neuralis
 Dermatoom
o Dorsale wortel van spinale zenuw verzorgt huidgebied dat bandvormig is
 Pijnvezels
o Gelegen in epidermis en dermis
o Hypodermis niet bezenuwd

Bouw en ligging
 Nervus spinales
o Verlaat canalis vertebralis via foramen intervertebrale (ventraal van processus
articularis)
o Ontstaat door incisura intervertebralis inferior en superior
o Ter hoogte sacrum

,  Foramina sacralia homoloog met foramen intervertebrale
o Samensmelting wortels + spinale ganglion
 In foramen intervertebrale
o 1 nervus spinales per wervel
 Ruggenmerg
o Één cervicaal segment meer dan cervicale wervels
o Cervicale zenuw C1
 Verlaat ruggenmerg tussen schedel en atlas
o 8ste spinale zenuw
 Verlaat canalis vertebralis tussen C7 en Th1
o 1ste thoracale zenuw
 Verlaat canalis vertebralis caudaal van Th1
o S1
 Verlaat langs eerste foramen sacrale anterior
o Spinale zenuwen liggen steeds caudaal van de wervels met hetzelfde nummer
 Medulla spinalis
o Vervelzuil groeit richting medulla spinalis  wordt dus korter
o Insertio: craniaal in medulla oblongata (verlengde merg) + hersenen
o Zit vast in de schedel
o Caudale uiteinde
 Rijkt tot aan lumbaalwerven 1-2
 Bij geboorte L3-4
o Lumbaalpunctie
 Tussen L3-4 of L4-5
 nn. Spinales
o Loopt door foramen intervertebrale
o Cauda equina (paardenstaart)
 Onderste gedeelte canalis intervertebralis veel wortels die vertikaal lopen

Perifeer verloop
 N. spinalis
o Ramus communicans
 Verbindt n. spinalis met truncus sympathicus
 Hierlangs worden autonome zenuwvezels aangevoerd die meelopen met de n.
spinalis naar de zweetklieren van de huid en naar de arteriën en de venen (mm.
Arrectores pilorum)
o Dorsale ramus
 Verzorgt zone langs wervelzuil
 Huid
 Rijkt craniaal tot op achterhoofd (n. occipitalis major uit C2)
 Rijkt caudaal tot de mediale zijde van de bil (regio glutealis)

,  Spieren
 Autochone rug- en nekspieren
 Dorsaal achter wervellichamen en ribben
 Houden wervelzuil rechtop
 Spieren in lumbale wervelzuil
 Krachtigst ontwikkeld (grootste belasting)

o Ventrale ramus
 Verzorgt groter gedeelte dorsale takken
 Anterolaterale lichaamswand
 Ledematen
 Segmenten medulla spinalis bevatten veel neuronen
 Medulla spinalis is daar dikker
 Thorax (ventrale tak)
 Nervus intercostalis
 Loopt tussen ribben
 Samen met arteria en vena intercostalis
 Helpen bij in en uit ademenen
 Mm. Intercostales
 Ademhalingsspieren
 Cervicale, lumbale en sacrale spinale zenuwen
 Ventrale takken vermengen
 Vorming van ingewikkelde plexussen
 Spier wordt door verschillende ventrale wortels verzorgd
 Pink  cervicaal wortel 8
 Ulnaire zijde arm  thoracaal 1
 Deze zones kunnen pijn van het hart voelen
o Ramus meningeus

PLEXUS CERVICALIS
 Origo: ventrale takken C1-C5
 Functie:
 Takken verzorgen sensibel de huid van de hals, oorschelp en angulus mandibulae.
 N. trigeminus (5de craniale zenuw) aangezicht sensibel bezenuwen
 N. phrenicus (C3-C5) verzorgt motorisch en sensibel het diafragma + innervatie van
pericard. Zenuw kan verlamd worden door een trauma
 Klinisch: C4 zorgt voor sensibiliteit schouder
 Aandoening galbaas kan ervaren worden als pijn aan schouder
 Ruggenmerg C4 stuk  ademen moeilijk

PLEXUS BRACHIALIS
 Origo: ventrale takken C5-Th1

,  Functie:
 Takken verzorgen de innervatie van de arm
 Truncus superior  gevormd uit C5 en C6
 Truncus medius  gevormd uit C7
 Truncus inferior  gevormd uit C9 en Th1
 De truncussen splitsen elk in een dorsale en ventrale tak
 Ventrale tak truncus superior + medius  fasciculus lateralis
 3 dorsale takken  fasciculus posterior
 Ventrale tak truncus inferior  fasciculus medialis
 Hals
 Samen met a. subclavia door de achterste scalenusspleet
 Klinisch: sensibele en motorische innervatie
 Gebruikt om arm te verdoven

PLEXUS LUMBOSACRALIS
 Hieruit ontstaat n. ischiadicus
 Dikste zenuw lichaam
 Splitst in n. tibialis en n. fibularis communis

Geïnnerveerde structuren
 Huid
 Pijn
 Temperatuur
 Tastgevoeligheid
 Spieren
 Motorisch + sensibel
 Kinetische gevoeligheid  waarneming beweging
 Proprioceptieve gevoeligheid  waarneming in lichaam
 Gewrichtsbanden
 Proprioceptief
 Klieren
 Secretomotorisch
 Autonoom zenuwstelsel
 Gladde spiercellen
 Autonome innervatie
 Diepe organen
 Uitgesproken pijngevoeligheid
 Longvlies
 Pericard
 Buikvlies
 Dura mater (harde hersenvlies)
 Beenvlies