Safetymanagement
Week 1 – Safetymanagement en wet- en regelgeving
Safety = “Het voorkomen of verminderen van bedreigingen voor de onderneming, haar
medewerkers of haar omgeving als gevolg van natuurlijke risico's (zoals overstroming) en
risico's die samenhangen met de productieprocessen of logistiek.”
Verschil met security = bewuste/moedwillige handeling van iemand
Compliance = wet- en regelgeving (naleven van voorschriften)
Risicomanagement = inventariseren, evalueren en prioriteren
Certificering = jezelf kunnen vergelijken met een ander
Communicatie = voor, tijdens, na incident (informatieoverdracht)
Governance = zorg voor juiste voorwaarde (besturingsproces)
Hele structuur binnen bedrijf over rollen, taken, toezicht, veiligheid waarborgen
Veiligheidscultuur = hoe wordt er omgegaan met veiligheid in organisatie
Waarden, gewoontes, vertrouwen en verantwoording
Hiërarchie wet- en regelgeving:
Europese verordening
Nationale wet
Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) = besluit
Ministeriële Regeling
Normen + overige documenten
Week 2 – Definities en rollen t.a.v. incidenten
Ongeval = plotseling optreedt > ongewild > fysiek letsel > geen opzet
Ramp = gebeurtenis > maatschappelijke stress > sociale structuur aangetast
Crisis = kleine beslissingstijd > bedreiging van basisstructuren > vitaal belang
Interne partijen betrokken bij een incident:
- BHV
- Slachtoffers
- Leidinggevende/Medewerkers
Externe partijen betrokken bij een incident:
- GHOR, politie, brandweer, ambulance, officier van justitie
- Dienstverlening
- Veiligheidsregio, gemeente
H.25 = rampen en andere crises
Natuurrampen vs. Door mens veroorzaakte rampen
Fysiek verschijnsel vs. Sociaal verschijnsel
Zelfs als er hevige fysieke kenmerken zijn is er nog niet per se te speken van een
ramp. Als het geen gevolgen heeft voor de mens wordt er niet over gepraat.
, Dus => rampen = fysiek fenomeen + betrokkenheid van mensen (het sociale aspect)
Gebeurtenis vs. Gevolgen
Vroeger weinig aandacht voor gevolgen. Kwetsbaarheid en weerstandsvermogen
van getroffenen moet worden meegenomen in omschrijving van rampen.
Rampen met korte tijdsduur vs. Rampen met lange tijdsduur
Beginnen plotseling (flitsrampen) Langere aanloop
Iedere ramp is een crisis; niet iedere crisis is een ramp.
Klassieke rampen werden moderne crises.
- Oorsprong niet duidelijk aan te wijzen, iedereen wordt geraakt (sociale media)
Minicrisis = kortstondig, veel media-aandacht, snel ook weer uit aandacht verdwijnt
Rampmythes:
- Paniek komt eigenlijk niet veel voor tijdens rampen en crises
- Plundering valt ook mee, vaak juist toename van solidariteit
- Evacuatie en opvang, mensen verlaten hun huis niet snel
Organisationeel handelen
Structuur Taken > Regulier Niet-regulier
Bestaand (structuur Gevestigde organisatie Uitbreidend
ongewijzigd) (Type 1) (Type 2)
Bv > politie, brandweer Bv > ziekenhuis
Aangepast (structuur Expanderend Nieuw
gewijzigd) (Type 3) (Type 4)
Bv > acties, sites
Normaal (regulier) en bijzonder (crises)
Bijzonder Normaal > Geschikt Minder geschikt
Geschikt Wat normaal goed gaat, Crises geven extra klachten:
gaat ook goed in crises boven het dagelijkse
uitstijgen
Minder Geschikt Dagelijkse ervaring blijkt ’t Was niets en het wordt
geen garantie tijdens crises niets: categorie Hopeloos
Week 3 – Brandveiligheid (1/2)
Brandverloop
1. Ontsteking
Belangrijkste factoren die spelen bij een brand:
- Temperatuur = externe warmtebron of zelfopwarming (thermal runaway)
- Brandstof = is iets brandbaar en hoe makkelijk brandt het?
- Zuurstof = is dat ‘voldoende’ aanwezig
Week 1 – Safetymanagement en wet- en regelgeving
Safety = “Het voorkomen of verminderen van bedreigingen voor de onderneming, haar
medewerkers of haar omgeving als gevolg van natuurlijke risico's (zoals overstroming) en
risico's die samenhangen met de productieprocessen of logistiek.”
Verschil met security = bewuste/moedwillige handeling van iemand
Compliance = wet- en regelgeving (naleven van voorschriften)
Risicomanagement = inventariseren, evalueren en prioriteren
Certificering = jezelf kunnen vergelijken met een ander
Communicatie = voor, tijdens, na incident (informatieoverdracht)
Governance = zorg voor juiste voorwaarde (besturingsproces)
Hele structuur binnen bedrijf over rollen, taken, toezicht, veiligheid waarborgen
Veiligheidscultuur = hoe wordt er omgegaan met veiligheid in organisatie
Waarden, gewoontes, vertrouwen en verantwoording
Hiërarchie wet- en regelgeving:
Europese verordening
Nationale wet
Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) = besluit
Ministeriële Regeling
Normen + overige documenten
Week 2 – Definities en rollen t.a.v. incidenten
Ongeval = plotseling optreedt > ongewild > fysiek letsel > geen opzet
Ramp = gebeurtenis > maatschappelijke stress > sociale structuur aangetast
Crisis = kleine beslissingstijd > bedreiging van basisstructuren > vitaal belang
Interne partijen betrokken bij een incident:
- BHV
- Slachtoffers
- Leidinggevende/Medewerkers
Externe partijen betrokken bij een incident:
- GHOR, politie, brandweer, ambulance, officier van justitie
- Dienstverlening
- Veiligheidsregio, gemeente
H.25 = rampen en andere crises
Natuurrampen vs. Door mens veroorzaakte rampen
Fysiek verschijnsel vs. Sociaal verschijnsel
Zelfs als er hevige fysieke kenmerken zijn is er nog niet per se te speken van een
ramp. Als het geen gevolgen heeft voor de mens wordt er niet over gepraat.
, Dus => rampen = fysiek fenomeen + betrokkenheid van mensen (het sociale aspect)
Gebeurtenis vs. Gevolgen
Vroeger weinig aandacht voor gevolgen. Kwetsbaarheid en weerstandsvermogen
van getroffenen moet worden meegenomen in omschrijving van rampen.
Rampen met korte tijdsduur vs. Rampen met lange tijdsduur
Beginnen plotseling (flitsrampen) Langere aanloop
Iedere ramp is een crisis; niet iedere crisis is een ramp.
Klassieke rampen werden moderne crises.
- Oorsprong niet duidelijk aan te wijzen, iedereen wordt geraakt (sociale media)
Minicrisis = kortstondig, veel media-aandacht, snel ook weer uit aandacht verdwijnt
Rampmythes:
- Paniek komt eigenlijk niet veel voor tijdens rampen en crises
- Plundering valt ook mee, vaak juist toename van solidariteit
- Evacuatie en opvang, mensen verlaten hun huis niet snel
Organisationeel handelen
Structuur Taken > Regulier Niet-regulier
Bestaand (structuur Gevestigde organisatie Uitbreidend
ongewijzigd) (Type 1) (Type 2)
Bv > politie, brandweer Bv > ziekenhuis
Aangepast (structuur Expanderend Nieuw
gewijzigd) (Type 3) (Type 4)
Bv > acties, sites
Normaal (regulier) en bijzonder (crises)
Bijzonder Normaal > Geschikt Minder geschikt
Geschikt Wat normaal goed gaat, Crises geven extra klachten:
gaat ook goed in crises boven het dagelijkse
uitstijgen
Minder Geschikt Dagelijkse ervaring blijkt ’t Was niets en het wordt
geen garantie tijdens crises niets: categorie Hopeloos
Week 3 – Brandveiligheid (1/2)
Brandverloop
1. Ontsteking
Belangrijkste factoren die spelen bij een brand:
- Temperatuur = externe warmtebron of zelfopwarming (thermal runaway)
- Brandstof = is iets brandbaar en hoe makkelijk brandt het?
- Zuurstof = is dat ‘voldoende’ aanwezig