Oefentoets hoofdstuk 1
1. Noem de definitie van Human Resource management?
HRM betreft alle activiteiten die in een organisatie ondernomen worden om die arbeidsrelaties zo te
reguleren dat ze productief zijn, voor beide partijen in evenwicht zijn en voldoen aan de
maatschappelijke normen en overtuigingen.
2. Welke drie doelen zijn van belang bij HRM?
- Arbeidsrelaties moeten productief zijn: iets opleveren voor de organisatie.
- Arbeidsrelaties moeten maatschappelijk acceptabel zijn.
- Arbeidsrelaties moeten voor beide partijen een zeker evenwicht vertonen: beloning voor arbeid.
3. Welke wijze wordt een arbeidsrelatie vorm gegeven?
Een arbeidsrelatie is een ruilrelatie en kent ook een samenwerkingsdimensie en een gezag dimensie
4. Noem de definitie van een ruilrelatie, samenwerkingsrelatie en gezag relatie?
1) Ruilrelatie: werknemer stelt zichzelf ter beschikking in ruil voor een rechtvaardige financiële
beloning.
2) Samenwerkingsrelatie: de werknemer wordt geacht samen te werken met anderen.
3) Gezag relatie: de werknemer stelt zich onder het gezag van de werkgever.
5. Wat beschrijft de HR-cyclus?
In de HR-cyclus van Fombrun et al. (1984) wordt de samenhang van deze operationele activiteiten
schematisch weergegeven.
6. Uit welke onderdelen bestaat de RH-cyclus?
Selectie Prestatie Beoordeling beloning of ontwikkeling.
7. Wat betekent Human Capital management en wie heeft dit bedacht?
Human Capital management (Boxall en Purcell, 2008): het optimaliseren van en investeren in
menselijk kapitaal.
8. Noem verschillende kenmerken van Strategisch personeelsmanagement?
De focus ligt op de richting van de organisatie. Het tijdsperspectief bestrijkt de lange termijn. Het
hoofddoel is levensvatbaarheid en aanpassingsvermogen en de dominante criteria zijn continuïteit en
legitimiteit.
9. Noem verschillende kenmerken van Organisatorisch personeelsmanagement?
De focus ligt op de inrichting van de organisatie. Het tijdsperspectief bekijkt de middellange termijn en
het hoofddoel is voordelen creëren door processen en arbeid slim in te richten. De dominante criteria
zijn efficiëntie en evenwicht in belangen individuen en organisatie.
10. Noem verschillende kenmerken van Operationeel management?
De focus ligt op de organisatie van de verrichtingen. Het tijdsperspectief gaat over de korte termijn.
Het hoofddoel is aantrekken en optimaliseren van benodigd menselijk kapitaal en de dominante
criteria zijn zorgvuldigheid en procedures en evenwichtige afweging belangen.
11. Noem nog een vorm van regulering van arbeidsrelaties?
Maatschappelijke of institutionele niveau van regulering.
12. Hoe ontstaat een collectieve arbeidsovereenkomst cao?
Vakbonden en werkgevers overleggen eens per jaar over de ruildimensie van de arbeidsrelatie en dat
mondt dan uit in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao).
13. Wat is het stelsel van arbeidsverhoudingen?
Het geheel van instituties dat vooral de voorwaarden bepaalt waaronder arbeidsrelaties tot stand
mogen komen.
14. Welke vier perspectieven worden regelmatig gebruikt bij het kijken naar een goed HR-beleid?
Bedrijfseconomisch, sociaalpsychologisch, politiek en maatschappelijk.
15. Noem per perspectief dominante criteria en welke sector van belang is?
Bedrijfseconomisch: effectiviteit en efficiëntie werkgevers en management
1. Noem de definitie van Human Resource management?
HRM betreft alle activiteiten die in een organisatie ondernomen worden om die arbeidsrelaties zo te
reguleren dat ze productief zijn, voor beide partijen in evenwicht zijn en voldoen aan de
maatschappelijke normen en overtuigingen.
2. Welke drie doelen zijn van belang bij HRM?
- Arbeidsrelaties moeten productief zijn: iets opleveren voor de organisatie.
- Arbeidsrelaties moeten maatschappelijk acceptabel zijn.
- Arbeidsrelaties moeten voor beide partijen een zeker evenwicht vertonen: beloning voor arbeid.
3. Welke wijze wordt een arbeidsrelatie vorm gegeven?
Een arbeidsrelatie is een ruilrelatie en kent ook een samenwerkingsdimensie en een gezag dimensie
4. Noem de definitie van een ruilrelatie, samenwerkingsrelatie en gezag relatie?
1) Ruilrelatie: werknemer stelt zichzelf ter beschikking in ruil voor een rechtvaardige financiële
beloning.
2) Samenwerkingsrelatie: de werknemer wordt geacht samen te werken met anderen.
3) Gezag relatie: de werknemer stelt zich onder het gezag van de werkgever.
5. Wat beschrijft de HR-cyclus?
In de HR-cyclus van Fombrun et al. (1984) wordt de samenhang van deze operationele activiteiten
schematisch weergegeven.
6. Uit welke onderdelen bestaat de RH-cyclus?
Selectie Prestatie Beoordeling beloning of ontwikkeling.
7. Wat betekent Human Capital management en wie heeft dit bedacht?
Human Capital management (Boxall en Purcell, 2008): het optimaliseren van en investeren in
menselijk kapitaal.
8. Noem verschillende kenmerken van Strategisch personeelsmanagement?
De focus ligt op de richting van de organisatie. Het tijdsperspectief bestrijkt de lange termijn. Het
hoofddoel is levensvatbaarheid en aanpassingsvermogen en de dominante criteria zijn continuïteit en
legitimiteit.
9. Noem verschillende kenmerken van Organisatorisch personeelsmanagement?
De focus ligt op de inrichting van de organisatie. Het tijdsperspectief bekijkt de middellange termijn en
het hoofddoel is voordelen creëren door processen en arbeid slim in te richten. De dominante criteria
zijn efficiëntie en evenwicht in belangen individuen en organisatie.
10. Noem verschillende kenmerken van Operationeel management?
De focus ligt op de organisatie van de verrichtingen. Het tijdsperspectief gaat over de korte termijn.
Het hoofddoel is aantrekken en optimaliseren van benodigd menselijk kapitaal en de dominante
criteria zijn zorgvuldigheid en procedures en evenwichtige afweging belangen.
11. Noem nog een vorm van regulering van arbeidsrelaties?
Maatschappelijke of institutionele niveau van regulering.
12. Hoe ontstaat een collectieve arbeidsovereenkomst cao?
Vakbonden en werkgevers overleggen eens per jaar over de ruildimensie van de arbeidsrelatie en dat
mondt dan uit in een collectieve arbeidsovereenkomst (cao).
13. Wat is het stelsel van arbeidsverhoudingen?
Het geheel van instituties dat vooral de voorwaarden bepaalt waaronder arbeidsrelaties tot stand
mogen komen.
14. Welke vier perspectieven worden regelmatig gebruikt bij het kijken naar een goed HR-beleid?
Bedrijfseconomisch, sociaalpsychologisch, politiek en maatschappelijk.
15. Noem per perspectief dominante criteria en welke sector van belang is?
Bedrijfseconomisch: effectiviteit en efficiëntie werkgevers en management
