korte samenvatting scheikude 4 havo hoofdstuk 1 - chemie overal

Scheikunde smv

1.1 Zuivere stof en mengsel:
 Moleculen: zijn gevormd uit combinaties van 2 of meer atomen.
 Element: bestaat uit 1 soort atomen
 Verbinding: bestaat uit 2 of meer soorten atomen.
 Zuivere stof: stof die bestaat uit 1 soort bouwstenen, moleculen of atomen. En heeft
een kook en smeltpunt, de tempratuur blijft tijdens de faseovergangen het zelfde. En
heeft daarom een rechte lijn
 Mengsel: bestaat uit meerdere soorten bouwsteenen en heeft een kook en smelt
traject doordat elke stof een eigen kook en smelt punt heeft. De tempratuur loopt
tijdens de proef langzaam op. En heeft een kromme lijn Soorten mengsel:
1. Oplossing: is een helder mengsel van 2 vloeistoffen of van een vloeistof met een
vaste stof of gas, die tot op de kleinste deeltjes zijn gemengd
2. Suspensie: is een troebel mengsel van een vaste stof en een vloeistof, waarbij
de vaste stof niet is opgelost en zakt meestal naar de bodem.
3. Emulsie: is een troebel mengsel van 2 vloeistoffen die niet goed mengbaar zijn.
Druppeltjes van de ene zweven in de ander. Door verschil in dichtheid onstaat er
een tweelagensysteem. een emulgator zorgd ervoor dat het niet ontmengt.
 Een emulgatormolecuul heeft een hydrofobe staart: met slecht met water. En een
hydrofiele kop: die goed met water mengt. Deze termen gebruik je ook voor stoffen.

1.2 Scheidingsmethode:
 Door middel van scheidingsmethodes kun je bepaalde stoffen uit een mengsel halen.
Je maakt gebruik van verschil in stofeigenschappen. De stoffen veranderen niet.
1. Filtreren: verschil in deeltjes grootte, de vloeistof gaat door het filter (filtraat).
Vaste stof die achter blijft in het filter is het residu. (Bij Suspensies)
2. Bezinken: verschil in dichtheid. de vaste stof in een suspensie zinkt.
3. Centrifugeren: het bezinken kun je hierdoor versneller. De stof met de grootste
dichtheid wordt naar de bodem geslingerd. Onstaan 2 lagen bij emulsie.
4. Indampen: verschil in kookpunt . Te gebruiken bij oplossing. De stof met het
laagste kookpunt verdampt als eerst de ander hou je dus over.
5. Destillatie: verschil in kookpunt. Oplossing kun je scheiden door de vloeistof met
het laagste kookpunt die verdampt op te vangen(destillaat). Wat niet verdampt =
residu. De kookpunten van de vloeistoffen moeten ver uit elkaar liggen.
6. Extraheren: verschil in oplosbaarheid. Aan mengsel van vaste stoffen voeg je
oplosmiddel (extractiemiddel) toe, waar sommige stoffen wel in oplossen en
andere niet. Dit kan ook met 2 vloeistoffen, hierbij voeg je nog een vloeistof toe.
7. Adsorptie: verschil in aanhechtings vermogen. Geur en smaakstoffen kunnen uit
een Oplossing verwijderd worden door een adsorptiemiddel. De moleculen van de
geur en smaakstoffen hechten zich aan het oppervlakte van deze stof.
8. Chromatografie: verschil in aanhechtingvermogen en oplosbaarheid. Hiermee
kun je van kleine hoeveelheden onderzoeken uit hoeveel stoffen het bestaat. Een
stof die goed oplost in de loopvloeistof en zich slecht hecht aan het papier komt
hoog op het chromatogram.

1.3  Fotosynthese in de natuur is een vb van een chemische reactie die energie in de
vorm van licht nodig heeft. en ontledingsreacties kenmerken chemische reacties:
- Bij chemische reactie verdwijnen beginstoffen en ontstaan reactieproducten.
- de totale massa van de beginstoffen is gelijk aan massa reactieproducten.
- Stoffen reageren en ontstaan in een vaste massaverhouding.
- Er is altijd een bepaalde min. Tempratuur nodig om de reactie te laten verlopen:
de reactietempratuur. Elke reactie geldt een andere tempratuur.
- er is een engere-effect. Soms komt er energie vrij soms is er energie nodig


1