Rode loper Diabetes type 2

Opdracht 1

Werk via de rode loper het ziektebeeld Diabetes Mellitus type 2 uit en lever dit in via opdrachten.

 1. Begripsbepaling
 Om welke ziekte gaat het?
 Diabetes Mellitus type 2

 2. Epidemiologie
 Hoe vaak komt de ziekte voor?
 9 op de 10 mensen met diabetes hebben diabetes type 2, van de mensen tussen 45
jaar en ouder krijgt ongeveer naar verwachting 1 op de 3 mensen in de toekomst
diabetes type 2.

 3. Anatomie / fysiologie
 Welke anatomie en welke fysiologie is bij dit ziektebeeld betrokken?
 Bij diabetes Mellitus type 2 maakt de alvleesklier eerst nog wel insuline aan, maar het
lichaam reageert niet meer zo goed op insuline. Gewichtsafname kan de gevoeligheid in
de weefsels voor insuline laten terugkomen.

 4. Etiologie
 Welke oorzaken (inwendige en/of uitwendige) zijn er?
 Een uitwendige oorzaak is dat je last kan hebben van overgewicht en je kan last
hebben van te veel buikvet. Andere oorzaken zijn ouder worden, ongezonde voeding,
weinig lichaamsbeweging en roken. Inwendig reageert het lichaam niet meer op insuline
en het is erfelijk dus andere familieleden of nakomelingen kunnen het ook krijgen.

 5. Symptomen
 Welke verschijnselen komen voor bij dit ziektebeeld?
 Meestal zijn de klachten vaak veel dorst en veel plassen, vaak vermoeid zijn, last van de
ogen zoals rode en branderige ogen, wazig zien, dubbelzien of slecht zien. Ook kan je last
hebben van slecht genezende wondjes, kortademigheid, pijn in de benen bij het lopen of
infecties die vaak terugkomen, zoals blaasontsteking.

 6. Diagnose
 Welke onderzoeken zijn nodig om tot een diagnose te komen?
 Het onderzoek bestaat uit een gesprek met de huisarts/arts, lichamelijk onderzoek, bloed- en
urineonderzoek en de ogen worden onderzocht.

 7. Therapie
 Welke behandelingen kunnen worden toegepast?
 De behandelingen zijn gezond eten, genoeg bewegen, niet roken, medicijnen nemen en
insuline, meestal krijg je naast medicijnen ook voedings- en bewegingsadviezen mee.
Meestal is gezond eten en bewegen belangrijker dan een pilletje.

 8. Prognose
 Hoe zal de ziekte vermoedelijk verlopen en wat is de kans op beterschap?