De voorbereiding van het gesprek
Ik wil het met H. A. gaan hebben over haar houding in de klas. Ze is dit schooljaar een van de acht
nieuwe leerlingen in de klas. Ik wil weten hoe ze het hier op school en in de klas vindt.
Ik vertel haar de dag voor het gesprek al even waar het over gaat.
Ik bedenk vast welke vragen ik haar onder anderen wil gaan stellen:
- Hoe vind je het hier op school?
- Heb je het naar je zin in de klas?
- Wat vind je nog moeilijk?
- Waar kan ik je nog mee helpen?
Het gesprek met het kind
H. A. is rustig en behulpzaam. Ze vindt het geen probleem om met mij te praten. Ik begin het gesprek
luchtig waarbij ik met simpele vragen begin. Ik benadruk dat ze geen foute antwoorden kan geven. Ik
probeer haar zich op haar gemak te laten voelen. Alleen dan kan ze eerlijk zijn en vrijuit praten
(Beukeringen, Van Lange en Pameijer, 2009, p. 105-106). H. A. is het gewend om dit soort gesprekken
te hebben. Ze is dit jaar een aantal keer bij het Buurtteam langs geweest om over haar pestverleden
te praten.
Het gesprek vindt in het kantoortje plaats omdat het daar rustig is. Er is verder niemand bij. Ik vertel
H. A. dat het een persoonlijk gesprek is van maximaal 20 minuten en dat het niet voor straf is. Ik vind
dit belangrijk om te benadrukken omdat kinderen dat vaak wel zo ervaren (Beukeringen e.a., 2009,
p.106). Ik vertel haar nog een keer dat gesprekje is om te kijken of ik haar nog ergens mee kan
helpen.
H. A. mag zelf kiezen waar ze gaat zitten. Ik zorg wel dat ik niet recht tegenover haar zit.
De eerste vraag die ik heb gesteld was welke juf de gymles die dag had gegeven en of ze dit een
beetje goed kon. Ik heb ook gevraagd wat ze met gym hebben gedaan.
Daarna ben ik begonnen over haar eerste jaar hier op school. Ik heb gevraagd of ze het naar haar zin
heeft en of er nog dingen zijn die ze moeilijk vind. Ik stelde toen twee gesloten vragen achter elkaar
waardoor ik alleen maar ja als antwoord kreeg. Ik heb daar toen op doorgevraagd. Ze gaf aan
vrienden maken, rustig blijven en iets aan iemand vragen moeilijk te vinden.
Daarna hebben we het gehad over de situaties waarin ze problemen heeft.
Tijdens het gesprek maak ik gebruik van verschillende gespreksvaardigheden. Ik probeer zoveel
mogelijk open vragen te stellen omdat H. A. daar echt uitleg moet geven, ze kan geen ja of nee
antwoorden. Als ik meer wil weten probeer ik door te vragen. Dit kan vaak met korte vragen (en
wanneer gebeurt dat dan?). Tussendoor herhaal ik af en toe kort wat ze zegt of ik vat een aantal
zinnen samen. H. A. gaat er dan op door waardoor ze weer nieuwe dingen verteld. Als ze praat knik
in instemmend zodat ze weet dat ik luister en het met haar eens ben. Af en toe laat ik een stilte
vallen. H. A. krijgt dan de tijd even na te denken.
Na het gesprek hebben we samen nagedacht wat H. A. kan leren. Ze kwam er zelf mee dat ze dingen
zelf op wil lossen. We hebben vervolgens samen naar het format kkhp gekeken en dit samen
ingevuld.
Beukeringen, T. van, Lange, S. de, & Pameijer, N. (2009). Handelingsgericht werken: een handreiking
voor het schoolteam (5e druk). Leuven/Den Haag: Acco.