Toets KT T2

KTT 2 uitgetypte vragen.

Vraag 1:
Het pedicard is een taaie zak die het hart vrij strak omgeeft.
Stelling: De functie van het pedicard is het handhaven van de negatieve druk in de pedicardholte.

Onjuist, de functie van het pedicard is bescherming van het hart en er voor zorgen dat het hart op
zijn plaats blijft. Het verhaal van de negatieve druk is in het kader van het pedicard niet in orde. Het
zijn de pleurabladen die zorgen voor een negatieve druk in de thoraxholte waardoor de longen als
het ware open getrokken blijven. Bij een perforatie van de pleura waardoor de negatieve druk wordt
opgeheven, klapt de long dan ook in elkaar. Dit wordt de pneumothorax genoemd.

Vraag 2:
Een stervend patiënt raakt plotseling verward, onrustig (soms zelf agressief) en angstig. Goed contact
met familie en hulpverleners is niet meer mogelijk.

Wat is er waarschijnlijk met deze meneer aan de hand?

 Meneer heeft een delier
 Meneer wil zijn familie niet zien
 Meneer heeft pijn
 Meneer is benauwd

Een delier is een uiting van een acute diffuse cerebrale ontregeling, meestal multifactorieel bepaald.
Er is altijd een onderliggende somatische aandoening. Omdat ook in de palliatieve fase een of meer
van deze onderliggende aandoeningen reversibel kunnen zijn tevens hier van belang allereerst op
zoek te gaan naar de (behandelbare) oorzaak. Daarnaast is starten met haloperidol geïndiceerd.
NB : Soms wordt onrust van een delier gezien als uiting van pijn. Een verhoging van pijnmedicatie
(met name opioden) kan het delier dan juist verergeren.

Vraag 3:
Gemiddeld wordt de mens steeds ouder, maar niet alle onderdelen van het lichaam blijven even
goed functioneren.
Welke drie onderdelen van het oog veranderen tijdens het ouder worden?




Gedurende het leven worden nieuwe lensvezels aangemaakt en wordt het centrum van de lens
steeds voller en minder elastisch. De lens vergeelt daardoor en verandert het kleuren-zien
ongemerkt. Door de vergeling van de lens valt er ook minder licht op het netvlies. Dat de pupil
kleiner wordt tijdens het verouderingsproces speelt hierin ook een rol. Ook zijn er steeds minder
zintuigcellen. Vooral de zintuigcellen (staafjes) die de lichtsterkte waarnemen en zwart en wit
onderscheiden nemen af. Daardoor gaat niet alleen het lezen maar ook het waarnemen van de
omgeving bij weinig licht achteruit. Door een dunnere iris is er steeds meer strooilicht in het oog,
waardoor de beeldvorming achteruit gaat en het contrast zien minder wordt.

Vraag 4:
Mevrouw Willems heeft een longcarcinoom met botmetastasen. Ze wordt thuis verzorg door haar
kinderen. De Huisarts heeft aan de kinderen verteld dat de stervensfase is aangebroken.

, Welke signalen kunnen bij mevrouw zichtbaar zijn die wijzen op het naderend overlijden?

 Toename van pijnklachten
 Niet of nauwelijks meer eten of drinken
 Langzame zwakke pols
 Afnemende bewustzijn
 Overmatig transpireren
 Volledig bedlegerigheid.

Belangrijke signalen van de naderende dood zijn; niet of nauwelijks meer eten en drinken, ernstige
vermoeidheid en verzwakking leidend tot volledige bedlegerigheid, snelle en zwakke pols, koud
aanvoelende soms cyanotische extremiteiten of lijkvlekken, spitse neus (de huid over neus en
jukbeenderen verstrakt), verminderde bewustzijn vaak tot uiteindelijk volledig verlies van bewustzijn
enkele uren voor het overlijden, toenemende desoriëntatie soms gepaard gaand met hallucinaties en
terminale onrust, hoorbare reutelende ademhaling,onregelmatige ademhaling kort voor overlijden
(Cheyne-Strokes ademhaling).
Pijnklachten nemen vaak juist af in de laatste levensfase, en overmatig transpireren is geen typisch
kenmerk.

Vraag 5:
Schizofrenie ontstaat sluipend, voor de omgeving kan het lijken dat het er ineens in.
Stelling; In de levensloop van de zorgvrager bij wie schizofrenie is vastgesteld is altijd sprake van een
of meer life-events die bijgedragen hebben aan het ontstaan van schizofrenie.

Onjuist, Het meemaken van een of meerdere life-events is geen oorzaak voor het ontstaan van
schizofrenie, wel kan het als trigger fungeren. Schizofrenie ontstaat door een combinatie van
factoren, waarbij genetische aanleg bepalend is.

Vraag 6:
Een van de eerste typische verschijnselen van longkanker is ;
 Dyspnoe de repos
 Pijn op de borst
 Slikklachten
 Heesheid

Heesheid is vaak aanwezig bij longkanker, doordat de zenuw van de stembanden kapot gaat door de
druk van de tumor en/of lymfeklieren.

Vraag 7:
Wanneer een buisje met bloed gecentrifugeerd wordt, ontstaat in dat buisje een laag plasma. Dit
plasma bestaat voor ongeveer 90% uit water en voor de overige 10% uit componenten.
Welke van de onderstaande componenten maakt GEEN deel uit van dit plasma?

Mineralen, hormonen, trombocyten, antilichamen, eiwitten, enzymen.

Bloed bestaat uit plasma en bloedcellen. De bloedcellen worden onderscheiden in drie hoofdgroepen
; erytrocyten, leukocyten en trombocyten. Plasma bestaat voor ongeveer 90 & uit water en voor de
overige 10 % uit andere componenten, de zogenaamde colloïden. Dat zijn eiwitten, hormonen,
enzymen, antilichamen, en andere stoffen. Daartoe behoren ook voedingsstoffen. Organische
afvalstoffen en mineralen.