NK3: praktijk : proprioceptieve neuromusculaire facilitatie
1. Begrippen
• Proprioceptief
- Proprioreceptoren
- Sensorische receproren info houding & beweging lichaam
➢ Spierspoel
o Snelheid
o ∆ in spierlengte
o Actuele spierlengte
➢ Golgi- apparaat
o Spanning thv spieren
➢ Gewrichtsreceptoren
o Stand gewrichten
o Waarschuwing bij extreme bewegingen
o Indeling beweging in componenten
• Neuromusculair
- Toepassingsgebied = zenuwen & spieren
• Facilitatie
- Beweging vergemakkelijken , eenvoudiger maken
• Sensorische receptoren proberen beïnvloeden voor beter motorisch antwoord te krijgen
- Antwoord NM-mechanisme verbetert, versneld , vergemakkelijkt door stimulatie proprioceptoren in
lichaam
2. Basisprincipes voor facilitatie
• Doel
- bewegingsmogelijkheden ↑/ stabiliteit verbeteren
- beweging sturen dmv. juiste handgrepen & optimale R
- Gecoördineerde bewegingen te stimuleren via aangepaste timing / volgorde van prikkeltoediening
- uithoudingsvermogen ↑& vermoeidheid uitstellen
• uitvoering PNF-technieken =steeds rekening houden met basisprincipes
• maximale respons verkrijgen = alle basisprincipes gecombineerd
- ≠geïsoleerde facilitatiemiddelen → overlappen elkaar
• Alle basisprincipes = toepassen bij P, ongeacht diagnose
- ≠ bepaalde symptomen geen contra-indicatie kunnen vormen voor # facilitatiemiddelen
- Pijn = steeds vermijden
➢ gecoördineerd bewegen remt / kan wijzen op letsel of beschadiging.
Nala Melis Pagina 1
, NK3: praktijk : proprioceptieve neuromusculaire facilitatie
• Onderstaand schema = verschillende principes
Nala Melis Pagina 2
, NK3: praktijk : proprioceptieve neuromusculaire facilitatie
2.1. optimale weerstand
• intensiteit R =afhankelijk van
- mogelijkheden P
- Doel behandeling
➢ M.a.w. wanneer je tracht coördinatie ↑= andere manier faciliteren dan probeert spierkracht ↑
• R varieert voortdurend
- bv. naargelang spasticiteit die P vertoont
- indien P niet veel kracht heeft = niet veel R geven
- genoeg R geven om facilitatie tot stand te brengen
• Doelstellingen:
- Faciliteren mogelijkheid spieren om te contraheren.
- ↑motorische controle & motorisch leren.
- Helpen om P bewuster te laten worden van beweging & bewegingsrichtingen.
- ↑spierkracht.
- Helpen om spieren beter te laten relaxeren (via reciproke inhibitie)
• Voorbeeld: stel je wilt een patiënt laten oefenen om een glas water van de tafel op te nemen en naar de
mond te brengen. Bij het oefenen stel je al meteen vast dat de meest distale beweging (namelijk het
openen van het hand) al erg moeilijk gaat waardoor je veel weerstand zal moeten geven om deze
beweging te leiden. Echter, na een tijdje oefenen gaat het openen van het hand al een heel stuk vlotter
waardoor je besluit over te gaan naar een meer proximale beweging (namelijk het strekken van de arm).
Het kan zijn dat dit erg vlot gaat waardoor je relatief weinig weerstand zal moeten geven, maar het kan
ook zijn dat dit opnieuw moeizaam gaat en je daarentegen veel weerstand zal moeten geven.
• ≠ typen spieractivatie.
- algemeen =2 groepen onderscheiden → visueel geen beweging zien
1) Isotoon:
➢ intentie om te bewegen (in een diagonaal) + beweging = tegengewerkt door andere kracht.
➢ dynamisch
➢ Voorbeeld: je bent aan het armworstelen en wilt de arm van je tegenstander naar je toe trekken,
maar door de tegenwerkende kracht van je tegenstander blijven de armen in dezelfde positie.
2) Isometrisch:
➢ ≠intentie om te bewegen
➢ statisch = houding handhaven
➢ agonist & antagonist werken synergetisch samen
- ‘isotoon’ = verder kunnen onderverdelen in subgroepen:
1) Concentrisch:
➢ gecontroleerde verkorting agonist
➢ beweging door spierverkorting
2) Eccentrisch:
➢ gecontroleerde verlenging agonist = beweging afremmen
➢ uitwendige kracht (Fz;R) zorgt voor beweging
3) Stabiliserend isotoon:
➢ contractie agonist OF antagonist → werken niet synergetisch samen
➢ intentie P = bewegen = voorkomen door externe kracht (vnl. R)
→vragen traag te bewegen
Nala Melis Pagina 3
, NK3: praktijk : proprioceptieve neuromusculaire facilitatie
2.2. Manueel contact
• tactiele stimulus (feedback) aan P
- huidreceptoren
- andere drukgevoelige receptoren
➢ pacinni
➢ merkel
➢ meisner
➢ rufinni
➢ zenuw uiteinde
- distale partikel
- via huid (exterpceptieve stimulus)
- info over juiste bewegingsrichting
➢ T = steeds bewegingsrichting aangeven
→R geven in tegengestelde richting
• steeds beide handen
• steeds aan 1 zijde van lidmaat tegelijkertijd geplaatst
• belangrijkste doel = R (druk in richting tegengesteld aan beweging) geven aan beweging
- zorgen dat beweging in juiste richting verloopt = geleid
• Alle Doelstellingen:
- Geven druk op spier ter bevordering van mogelijkheid spieren om te contraheren (*)
- P veilig gevoel & vertrouwen geven
- Faciliteren tactiel-kinesthetische perceptie (*).
- Druk geven in richting tegengesteld aan bewegingsrichting → reinforcement synergistische spieren
stimuleren
- Geven druk op romp →stabiliteit romp ↑+ indirect beweging ledematen
➢ proximale stabiliteit = nodig voor distale mobiliteit
• comfortabel & steeds pijnloos
- zacht, tactiel, zonder pijn uit te lokken
Nala Melis Pagina 4
1. Begrippen
• Proprioceptief
- Proprioreceptoren
- Sensorische receproren info houding & beweging lichaam
➢ Spierspoel
o Snelheid
o ∆ in spierlengte
o Actuele spierlengte
➢ Golgi- apparaat
o Spanning thv spieren
➢ Gewrichtsreceptoren
o Stand gewrichten
o Waarschuwing bij extreme bewegingen
o Indeling beweging in componenten
• Neuromusculair
- Toepassingsgebied = zenuwen & spieren
• Facilitatie
- Beweging vergemakkelijken , eenvoudiger maken
• Sensorische receptoren proberen beïnvloeden voor beter motorisch antwoord te krijgen
- Antwoord NM-mechanisme verbetert, versneld , vergemakkelijkt door stimulatie proprioceptoren in
lichaam
2. Basisprincipes voor facilitatie
• Doel
- bewegingsmogelijkheden ↑/ stabiliteit verbeteren
- beweging sturen dmv. juiste handgrepen & optimale R
- Gecoördineerde bewegingen te stimuleren via aangepaste timing / volgorde van prikkeltoediening
- uithoudingsvermogen ↑& vermoeidheid uitstellen
• uitvoering PNF-technieken =steeds rekening houden met basisprincipes
• maximale respons verkrijgen = alle basisprincipes gecombineerd
- ≠geïsoleerde facilitatiemiddelen → overlappen elkaar
• Alle basisprincipes = toepassen bij P, ongeacht diagnose
- ≠ bepaalde symptomen geen contra-indicatie kunnen vormen voor # facilitatiemiddelen
- Pijn = steeds vermijden
➢ gecoördineerd bewegen remt / kan wijzen op letsel of beschadiging.
Nala Melis Pagina 1
, NK3: praktijk : proprioceptieve neuromusculaire facilitatie
• Onderstaand schema = verschillende principes
Nala Melis Pagina 2
, NK3: praktijk : proprioceptieve neuromusculaire facilitatie
2.1. optimale weerstand
• intensiteit R =afhankelijk van
- mogelijkheden P
- Doel behandeling
➢ M.a.w. wanneer je tracht coördinatie ↑= andere manier faciliteren dan probeert spierkracht ↑
• R varieert voortdurend
- bv. naargelang spasticiteit die P vertoont
- indien P niet veel kracht heeft = niet veel R geven
- genoeg R geven om facilitatie tot stand te brengen
• Doelstellingen:
- Faciliteren mogelijkheid spieren om te contraheren.
- ↑motorische controle & motorisch leren.
- Helpen om P bewuster te laten worden van beweging & bewegingsrichtingen.
- ↑spierkracht.
- Helpen om spieren beter te laten relaxeren (via reciproke inhibitie)
• Voorbeeld: stel je wilt een patiënt laten oefenen om een glas water van de tafel op te nemen en naar de
mond te brengen. Bij het oefenen stel je al meteen vast dat de meest distale beweging (namelijk het
openen van het hand) al erg moeilijk gaat waardoor je veel weerstand zal moeten geven om deze
beweging te leiden. Echter, na een tijdje oefenen gaat het openen van het hand al een heel stuk vlotter
waardoor je besluit over te gaan naar een meer proximale beweging (namelijk het strekken van de arm).
Het kan zijn dat dit erg vlot gaat waardoor je relatief weinig weerstand zal moeten geven, maar het kan
ook zijn dat dit opnieuw moeizaam gaat en je daarentegen veel weerstand zal moeten geven.
• ≠ typen spieractivatie.
- algemeen =2 groepen onderscheiden → visueel geen beweging zien
1) Isotoon:
➢ intentie om te bewegen (in een diagonaal) + beweging = tegengewerkt door andere kracht.
➢ dynamisch
➢ Voorbeeld: je bent aan het armworstelen en wilt de arm van je tegenstander naar je toe trekken,
maar door de tegenwerkende kracht van je tegenstander blijven de armen in dezelfde positie.
2) Isometrisch:
➢ ≠intentie om te bewegen
➢ statisch = houding handhaven
➢ agonist & antagonist werken synergetisch samen
- ‘isotoon’ = verder kunnen onderverdelen in subgroepen:
1) Concentrisch:
➢ gecontroleerde verkorting agonist
➢ beweging door spierverkorting
2) Eccentrisch:
➢ gecontroleerde verlenging agonist = beweging afremmen
➢ uitwendige kracht (Fz;R) zorgt voor beweging
3) Stabiliserend isotoon:
➢ contractie agonist OF antagonist → werken niet synergetisch samen
➢ intentie P = bewegen = voorkomen door externe kracht (vnl. R)
→vragen traag te bewegen
Nala Melis Pagina 3
, NK3: praktijk : proprioceptieve neuromusculaire facilitatie
2.2. Manueel contact
• tactiele stimulus (feedback) aan P
- huidreceptoren
- andere drukgevoelige receptoren
➢ pacinni
➢ merkel
➢ meisner
➢ rufinni
➢ zenuw uiteinde
- distale partikel
- via huid (exterpceptieve stimulus)
- info over juiste bewegingsrichting
➢ T = steeds bewegingsrichting aangeven
→R geven in tegengestelde richting
• steeds beide handen
• steeds aan 1 zijde van lidmaat tegelijkertijd geplaatst
• belangrijkste doel = R (druk in richting tegengesteld aan beweging) geven aan beweging
- zorgen dat beweging in juiste richting verloopt = geleid
• Alle Doelstellingen:
- Geven druk op spier ter bevordering van mogelijkheid spieren om te contraheren (*)
- P veilig gevoel & vertrouwen geven
- Faciliteren tactiel-kinesthetische perceptie (*).
- Druk geven in richting tegengesteld aan bewegingsrichting → reinforcement synergistische spieren
stimuleren
- Geven druk op romp →stabiliteit romp ↑+ indirect beweging ledematen
➢ proximale stabiliteit = nodig voor distale mobiliteit
• comfortabel & steeds pijnloos
- zacht, tactiel, zonder pijn uit te lokken
Nala Melis Pagina 4