Samenvatting Software Engineering 1 - Analyse - Periode 1

Software engineering
samenvatting P1
Inhoud
Wat is software engineering...................................................................................................................2
SLDC........................................................................................................................................................3
UML........................................................................................................................................................4
Software Development Processes..........................................................................................................6
Analyse data vs functioneel....................................................................................................................7
Domeinmodel.........................................................................................................................................9
Steps to create Class Diagram..............................................................................................................12
Alternative method: Zoek concepten dmv transacties.........................................................................14
Gegevensanalyse voorbeeld.................................................................................................................15
Conceptueel denken: klassen en associaties, features van een klasse.................................................16
Features van een klasse........................................................................................................................16
Objectdiagrammen...............................................................................................................................19
Multipliciteit en commerciële regels....................................................................................................21
Klassendiagrammen – verfijningen: Generalisatie................................................................................25
Klassediagrammen – verfijning: UML notatie.......................................................................................29
Klassediagrammen – verfijningen: Geschiedenis modelleren..............................................................30
Klassediagrammen – verfijningen: Associatieve klassen......................................................................32
Klassediagrammen – verfijningen: Aggregatie en compositie..............................................................35
Klassediagrammen – verfijningen: Statische attributen.......................................................................35
Class Diagram naar JavaCode...............................................................................................................37




Pagina 1 van 39

,Wat is software engineering
 = abstract en conceptueel leren denken
o Je moet uit ruwe (abstracte) info concepten halen
o Abstract
 “Houdt géén verband met de zichtbare werkelijkheid”
 <-> concreet (concreet = mijn computer <-> abstract = het concept computer
(kan muis hebben, toetsenbord, …)
 Bv. Liefde, succes democratie
o Conceptueel
 “van, gerelateerd aan of bestaande uit concepten”
o Concept
 = ”Een abstract of generiek idee dat veralgemeend werd uit specifieke
dingen
 Bv. Concept tafel
 4 poten
 Tafelblad
 Kleur
 …
 => je kan andere tafels hieruit bedenken
 Software -> structureren (orde aanbrengen)
 Software engineering
o Analyse & design
o Analyse & ontwerp
 Analyse
o Bepalen WAT een informatiesysteem moet kunnen (de vereisten zoeken)
 Informatiesysteem = programma(‘s)
o Vereisten vastleggen in modellen
 Bv. Een architect die een huis ontwerpt (wat willen de eigenaars, welke
vereisten moeten in dit huis,...)
 Ontwerp
o Bepalen HOE een informatiesysteem in elkaar zit (het systeem gaan ontwerpen via
die vereisten)
o Ontwerp vastleggen in modellen
 Architect: “Hoe gaan we dit huis opbouwen, met de vereisten in
achterhoofd" (dikte van muren, welke kamer waar, …)

Conceptueel denken = TOP-DOWN vs. Lineair denken = BOTTOM-UP
- Gaat voornamelijk via je - Gaat vooral via de linker hersenhelft
rechterhersenhelft.
- Wordt vaak beelddenken* genoemd. - Een lineair-causale manier van denken:
oorzaak-gevolg. Wat is de oorzaak van
het probleem? Goed in snelle probleem
oplossing.
- Goed in het leggen van verbanden, - Denken van klein naar groot, beginnen
creatief denken, het verzinnen van met de details en komen vervolgens
nieuwe dingen en het bedenken van vanzelf bij de oplossing.
oplossingen.


Pagina 2 van 39

, - Denken van groot naar klein. Zo hebben - Meeste mensen zijn lineaire denkers
ze eerst een oplossing voor een
probleem en gaan daarna pas naar de
details ervan kijken.
- Een andere manier van denken dan die - Eerder de norm in onze maatschappij
waarop de meerderheid van de mensen en schoolsysteem.
denkt.
o * bv. Studenten + Antwerpenaren => Antwerpse studenten
o Conceptueel denkers <-> lineair denkers
 Moeilijk om met elkaar samen te werken, begrijpen elkaar meestal niet
 Volgen allebei hun eigen logica

SLDC
 System Development Life Cycle
o = Hoe een systeem ontwerpen (maken / programmeren)
o 1) Plannen & selecteren (nadenken over iets (wat je moet) (te) realiseren)
o 2) Analyseren
o 3) Ontwerpen
o 4) Implementatie en de operatie (hoe het werkt)
o Taken
 Info verzamelen
 Organiseren en interpreteren
 Visualiseren
 Modelleren (met UML)
 Communiceren
 …
o Fasering & aanpak
 = gestructureerd -> methodologieën (= de studie van de wetenschappelijke
methoden, de procedures en werkwijzen) / tools




Pagina 3 van 39

,  Kenmerken
 Componenten = subsystemen
o Onderling gerelateerd? -> afhankelijk van elkaar
o Niet gerelateerd? -> Twee verschillende infosystemen
 Begrenzing = blackbox (omvat alle componenten)
o Bij een blackbox weet je niet hoe dat het binnenin werkt
 Doel = bestaansgrond van het systeem, waar dient het systeem voor
o Dit is er bij elk systeem!
 Omgeving = buiten de begrenzing, heeft toch nog invloed
 Interfaces = raakvlakken tussen systeem en omgeving (hier kan een
gebruiker het systeem aanspreken)
 Invoer = voedsel van buitenaf
 Uitvoer = wat het systeem teruggeeft aan de omgeving
 Beperking = van binnenuit -capaciteit, snelheid, …- of van de
omgeving)
 DOMEIN = begrenzing + omgeving
o Waarom software visueel modelleren?
 Model = helpt bij het systeem te visualiseren
 -> verzameling van diagrammen
 Specificeert structuur
 Brengt het gedrag in kaart
Van het systeem
 Geeft een template
 Documenteert de genomen beslissingen
o Hierdoor kunnen mensen het later ook nog bekijken en
snappen wat we hebben gevonden
 Voor een VOLLEDIG model
 Niets ontbreekt
 Geen duplicaten (dingen mogen niet herhaalt worden in het model)
 Elementen hebben
o Een naam
o Eenzelfde definitie, moeten hetzelfde gedefinieerd worden
zoals in elk diagram waarin ze voorkomen
 Relationships
o moeten hetzelfde gedefinieerd worden zoals in elk diagram
waarin ze voorkomen

UML
 = Unified Modeling Language (≠ Methode, ≠ Methodologie)
o Iedereen begrijpt en spreekt de (codeer)taal
 = Modelleertaal die een standaard is voor Object Oriented Analysis & Design (OOA&D)
o Notatie: Symbolen
o Regels
 Syntax: voorstellingswijze van symbolen
 Semantiek: betekenis van symbolen
 Pragmatiek: intenties van de symbolen
 Wat je wil doen met de symbolen



Pagina 4 van 39