Werken in het basisonderwijs
3.3
Onderwijskundige stromingen:
- Programmagericht onderwijs.
- Ontwikkelingsgericht onderwijs.
- Ervaringsgericht onderwijs.
- Adaptief onderwijs.
- Het nieuwe leren.
Programmagericht onderwijs. (traditionele onderwijskundige visie)
Kenmerken:
- Werken met methoden.
- De leerstof voor de onderbouw is, net als in de bovenbouw,
systematisch geordend en gebaseerd op een programma waarin
vastligt welke doelen de school wil bereiken.
- In groep 1 en 2 worden de activiteiten speels aangeboden rond een
thema.
- De interactie tussen de leerling en de leerkracht vindt meestal
klassikaal plaats.
Uitgangspunten:
- De leerlingen leren het beste als je de leerstof systematisch
aanbiedt en je naar de vastgestelde leerdoelen toewerkt.
Rol van de leerkracht:
Het initiatief ligt bij de leerkracht. Rol is meer leidend dan begeleidend.
Ontwikkelingsgericht onderwijs. (OGO)
Het concept van OGO werd ontwikkeld door de Projectgroep Onderbouw
van het APS =Algemeen Pedagogisch Studiecentrum o.l.v.
onderwijspedagoog Frea Janssen-Vos. In 1990 werd OGO geïntroduceerd
bij de invoering van de Wet op het basisonderwijs. (Toen de kleuterschool
en de lagere school samengingen)
Kenmerken:
- Kinderen zijn opvoedbaar en onderwijsbaar. Leerkrachten hebben
een sturende rol.
- Het ontwikkelings- en leerproces vindt vooral plaats vanuit de zone
van de naaste ontwikkeling = wat een kind presteert op een test
met hulp. (Lev Vygotsky)
- De nadruk bij OGO ligt op ontwikkeling en niet op leren.
- Kinderen hebben een innerlijke behoefte om deel te nemen aan de
sociaal-culturele werkelijkheid. Kinderen leren door deelname aan de
sociaal-culturele wereld.
De sociaal-culturele omgeving wordt bij OGO de ‘context’ genoemd.
- Ontwikkeling is een proces van twee kanten: kinderen hebben een
eigen ontwikkelingskracht en ontwikkelingsdrang, en zijn
tegelijkertijd afhankelijk van de invloed van de omgeving, in het
bijzonder de volwassenen.
- Kinderen verschillen onderling in ontwikkelingsmogelijkheden,
ontwikkelingstempo’s en in de behoefte aan hulp en ondersteuning
in ontwikkelen en leren.
3.3
Onderwijskundige stromingen:
- Programmagericht onderwijs.
- Ontwikkelingsgericht onderwijs.
- Ervaringsgericht onderwijs.
- Adaptief onderwijs.
- Het nieuwe leren.
Programmagericht onderwijs. (traditionele onderwijskundige visie)
Kenmerken:
- Werken met methoden.
- De leerstof voor de onderbouw is, net als in de bovenbouw,
systematisch geordend en gebaseerd op een programma waarin
vastligt welke doelen de school wil bereiken.
- In groep 1 en 2 worden de activiteiten speels aangeboden rond een
thema.
- De interactie tussen de leerling en de leerkracht vindt meestal
klassikaal plaats.
Uitgangspunten:
- De leerlingen leren het beste als je de leerstof systematisch
aanbiedt en je naar de vastgestelde leerdoelen toewerkt.
Rol van de leerkracht:
Het initiatief ligt bij de leerkracht. Rol is meer leidend dan begeleidend.
Ontwikkelingsgericht onderwijs. (OGO)
Het concept van OGO werd ontwikkeld door de Projectgroep Onderbouw
van het APS =Algemeen Pedagogisch Studiecentrum o.l.v.
onderwijspedagoog Frea Janssen-Vos. In 1990 werd OGO geïntroduceerd
bij de invoering van de Wet op het basisonderwijs. (Toen de kleuterschool
en de lagere school samengingen)
Kenmerken:
- Kinderen zijn opvoedbaar en onderwijsbaar. Leerkrachten hebben
een sturende rol.
- Het ontwikkelings- en leerproces vindt vooral plaats vanuit de zone
van de naaste ontwikkeling = wat een kind presteert op een test
met hulp. (Lev Vygotsky)
- De nadruk bij OGO ligt op ontwikkeling en niet op leren.
- Kinderen hebben een innerlijke behoefte om deel te nemen aan de
sociaal-culturele werkelijkheid. Kinderen leren door deelname aan de
sociaal-culturele wereld.
De sociaal-culturele omgeving wordt bij OGO de ‘context’ genoemd.
- Ontwikkeling is een proces van twee kanten: kinderen hebben een
eigen ontwikkelingskracht en ontwikkelingsdrang, en zijn
tegelijkertijd afhankelijk van de invloed van de omgeving, in het
bijzonder de volwassenen.
- Kinderen verschillen onderling in ontwikkelingsmogelijkheden,
ontwikkelingstempo’s en in de behoefte aan hulp en ondersteuning
in ontwikkelen en leren.
