Belangrijke termen Gordon:
Hoofdstuk 4 + hoofdstuk 6:
Intermenselijke communicatie: De zender voelt iets (een probleem), hij/zij moet een codeer proces
kiezen waardoor de ontvanger hier hoogte van krijgt. De ontvanger decodeert het proces en raadt
wat er in de zender omgaat. Als INDRUK = UITDRUKKING geldt, is het een effectieve/voltooide
communicatie.
Leider moet de medewerker helpen door probleemoplossing door te lopen:
- Het probleem als zodanig herkennen en definiëren (intermenselijke communicatie)
- Alternatieve oplossingen bedenken
- De alternatieve oplossingen evalueren
- Besluitvorming
- Het besluit uitvoeren
- Nagaan of de oplossing voldoet
Je kan als luisteraar het makkelijker maken voor de zender om het probleem te vertellen door:
- De deur openzetten; dwz vragen wat er aan de hand is etc. ‘Wil je erover praten?’
- Passief luisteren(zwijgen); men blijft zo doorpraten omdat er geen reactie komt.
- Instemmende reacties; ‘ik snap je’, ‘knikken/mm-hmm’
- Actief luisteren na deze 3 ^ om te zorgen dat indruk = uitdrukking.
Er zijn 2 dingen noodzakelijk: empathie en acceptatie. Zo’n sfeer is bevorderlijk voor degene z’n
ontplooiing (Maslov).
Communicatieblokkades (12):
1. Bevelen, aanwijzingen geven, commanderen dat mag niet.
2. Waarschuwen, vermanen, bedreigen Als je dit niet doet, dan….
3. Moraliseren, preken, smeken Je zou dit moeten doen.
4. Adviseren, suggesties of oplossingen aandragen Het beste kun je…
5. Met logische argumenten overtuigen, de les lezen, omver redeneren Besef je wel dat…
6. Oordelen, bekritiseren, afkeuren, beschuldigen je doet dom.
7. Prijzen, goedkeuren, positief waarderen, vleien je bent intelligent genoeg.
8. Schelden, belachelijk maken, beschamen je werkt slordig.
9. Interpreteren, analyseren, diagnosticeren je bent jaloers.
10. Geruststellen, meeleven, troosten, steunen het wordt wel weer beter.
11. Ondervragen, vragen, verhoren waarom heb je dat gedaan?
12. Afleiden, er niet op ingaan, voor de gek houden problemen hebben we allemaal!
Ze bevatten allemaal een jij-component. Hierdoor gaat de medewerker zich niet beter
gedragen. Men vindt het namelijk niet fijn als ze wordt verteld wat ze moeten doen (of
fout doen, dus de schuldige zijn), ze zetten liever zelf veranderingen in gang.
Stuur daarom een ik-boodschap: ‘als ik veel tijd verdoe met het zoeken naar een boek
raak ik geïrriteerd.’ Zo realiseert degene waar je het tegen verteld dat dit door hem/haar
komt en wil er zo iets aan doen.
Opbouw van een ik-boodschap:
Je oprechte gevoelens, duidelijk merkbare en concrete effect wat het gedrag op je heeft.
(het gevolg)
GEDRAG + GEVOEL + GEVOLG
Hoofdstuk 4 + hoofdstuk 6:
Intermenselijke communicatie: De zender voelt iets (een probleem), hij/zij moet een codeer proces
kiezen waardoor de ontvanger hier hoogte van krijgt. De ontvanger decodeert het proces en raadt
wat er in de zender omgaat. Als INDRUK = UITDRUKKING geldt, is het een effectieve/voltooide
communicatie.
Leider moet de medewerker helpen door probleemoplossing door te lopen:
- Het probleem als zodanig herkennen en definiëren (intermenselijke communicatie)
- Alternatieve oplossingen bedenken
- De alternatieve oplossingen evalueren
- Besluitvorming
- Het besluit uitvoeren
- Nagaan of de oplossing voldoet
Je kan als luisteraar het makkelijker maken voor de zender om het probleem te vertellen door:
- De deur openzetten; dwz vragen wat er aan de hand is etc. ‘Wil je erover praten?’
- Passief luisteren(zwijgen); men blijft zo doorpraten omdat er geen reactie komt.
- Instemmende reacties; ‘ik snap je’, ‘knikken/mm-hmm’
- Actief luisteren na deze 3 ^ om te zorgen dat indruk = uitdrukking.
Er zijn 2 dingen noodzakelijk: empathie en acceptatie. Zo’n sfeer is bevorderlijk voor degene z’n
ontplooiing (Maslov).
Communicatieblokkades (12):
1. Bevelen, aanwijzingen geven, commanderen dat mag niet.
2. Waarschuwen, vermanen, bedreigen Als je dit niet doet, dan….
3. Moraliseren, preken, smeken Je zou dit moeten doen.
4. Adviseren, suggesties of oplossingen aandragen Het beste kun je…
5. Met logische argumenten overtuigen, de les lezen, omver redeneren Besef je wel dat…
6. Oordelen, bekritiseren, afkeuren, beschuldigen je doet dom.
7. Prijzen, goedkeuren, positief waarderen, vleien je bent intelligent genoeg.
8. Schelden, belachelijk maken, beschamen je werkt slordig.
9. Interpreteren, analyseren, diagnosticeren je bent jaloers.
10. Geruststellen, meeleven, troosten, steunen het wordt wel weer beter.
11. Ondervragen, vragen, verhoren waarom heb je dat gedaan?
12. Afleiden, er niet op ingaan, voor de gek houden problemen hebben we allemaal!
Ze bevatten allemaal een jij-component. Hierdoor gaat de medewerker zich niet beter
gedragen. Men vindt het namelijk niet fijn als ze wordt verteld wat ze moeten doen (of
fout doen, dus de schuldige zijn), ze zetten liever zelf veranderingen in gang.
Stuur daarom een ik-boodschap: ‘als ik veel tijd verdoe met het zoeken naar een boek
raak ik geïrriteerd.’ Zo realiseert degene waar je het tegen verteld dat dit door hem/haar
komt en wil er zo iets aan doen.
Opbouw van een ik-boodschap:
Je oprechte gevoelens, duidelijk merkbare en concrete effect wat het gedrag op je heeft.
(het gevolg)
GEDRAG + GEVOEL + GEVOLG
