Medisch Biologisch
Hoorcollege deel 1: Spieranatomie en energiesystemen
Week 1 blok 1.1
Doel van dit college:
- Je kent de macroscopische (met het blote oog) en microscopische anatomie (via een
microscoop) van een spier. Hoe ziet het eruit en de naamgeving.
- Je begrijpt wat er binnen in een spier gebeurt bij contractie (samentrekking).
Flexie en extensie: de Musculus Biceps Brachii en de Musculus Triceps Brachii
Een spier kan alleen trekken, maar niet duwen.
Flexie: buiging van gewricht
- Voorbeeld: Als er een flexie plaatsvindt van de elle boog, dan trekt de biceps samen en
ontspant de tricep. De biceps wordt dan korter, maar ook dikker. De pezen van een spier
hechten aan op het bot. Deze afstand wordt bij een flexie kleiner. Dit heeft een kortere en
dikkere spier als gevolg.
Extensie: strekking van een gewricht
- Voorbeeld: Als er extensie plaatsvindt in de elleboog, dan ontspant de biceps en trekt de
triceps samen. De triceps wordt dan korter, maar ook dikker. Dit komt doordat de afstand
van de aanhechting van de pezen korter wordt.
Voor flexie en extensie heb je dus twee spieren nodig, waarvan de één dient voor de flexie en de
ander voor extensie. Een spier kan namelijk niet duwen, maar wel ontspannen en trekken. Als de ene
spier ontspant, zorgt de andere spier voor extensie en andersom. Dit zorgt ervoor dat je in beide
richtingen bewegingen kan maken. Voor het maken van de bewegingen, trekken de pezen van de
spieren aan 1 van de twee kanten van het botstuk waar de spier aangehecht zit.
- Voorbeeld: Musculus Biceps Brachii & Musculus Triceps Brachii.
Biceps Buigt (dus voor flexie)
TRiceps sTRekt (dus voor extensie)
Anatomie van de spier
Plaatje boek Marieb: anatomie spier
- Tendon (engels) = pees
- Fascicle (engels) = spierbundel
- Muscle fiber (engels) = spiercel
- Epimysium (engels) = bindweefsellaag
rondom de spier
- Perimysium (engels) = bindweefsellaag
rondom de spierbundel
- Endomysium (engels) = bindweefsellaag
rondom individuele spiercel
- Blood vessel (engels) = bloedvat
, Op elk niveau zie je een nieuwe bindweefsellaag. Het bindweefsel houdt de boel bij elkaar en
beschermt de spier, zodat hij minder snel beschadigt raakt.
De spier is opgebouwd uit spierbundels (Fascicles).
De spierbundel is opgebouwd uit spiercellen (Muscle fibers).
De bloedvaten (blood vessels) zorgen ervoor dat de spier wordt voorzien van voedingsstoffen en dus
energie.
- Rode bloedvaten: de capilaire haarvaten. Deze voeren zuurstofrijk bloed naar de spier.
- Blauwe bloedvaten: Venules. Voeren zuurstofarm bloed weg van de spier.
Van stimulus naar contractie
Je hebt een impuls nodig van een neuron (zenuwcel) om een contractie van een spier te laten
plaatsvinden. Deze impuls komt vanuit de hersenen via motorische zenuwcellen in het ruggenmerg
bij de spier terecht. De motorische zenuwcellen maken daar contact met de spiercellen.
Bloedvaten en zenuwen
Plaatje motorische zenuwcel (motor neuron) die contact
maakt met meerdere spiercellen.
Wat is een motorische eenheid?
- Motorische zenuwcel (motorneuron) met de
spiervezels die worden geprikkeld door die
motorische zenuwcel. Dit noem je dus samen een
motorische eenheid (motorunit).
- Motor neuron (zenuwcel die betrokken is bij de
motoriek) die afkomstig is uit je ruggenmerg loopt
door en maakt contact met meerdere spiervezels en
dus ook met meerdere spiercellen (Muscle fibers).
De spiercellen (Muscle fibers) zijn weer opgebouwd uit myofibrillen (Myfibrils).
Plaatje spiercel met meerdere myofibrillen:
- Spiervezelmembraan (Sarcolemma): membraan om de spiercel heen.
- Om de myofibrillen lopen buisjes:
T-tubulis (T-tubule): gele buisje om het myofibril. Deze maakt contact met het Sarcolemma
(spiervezelmembraan).
Sacroplasmatisch reticulum (Tubulus of sarcoplasmic reticulum: paarse buisjes om myofibril.
Hoorcollege deel 1: Spieranatomie en energiesystemen
Week 1 blok 1.1
Doel van dit college:
- Je kent de macroscopische (met het blote oog) en microscopische anatomie (via een
microscoop) van een spier. Hoe ziet het eruit en de naamgeving.
- Je begrijpt wat er binnen in een spier gebeurt bij contractie (samentrekking).
Flexie en extensie: de Musculus Biceps Brachii en de Musculus Triceps Brachii
Een spier kan alleen trekken, maar niet duwen.
Flexie: buiging van gewricht
- Voorbeeld: Als er een flexie plaatsvindt van de elle boog, dan trekt de biceps samen en
ontspant de tricep. De biceps wordt dan korter, maar ook dikker. De pezen van een spier
hechten aan op het bot. Deze afstand wordt bij een flexie kleiner. Dit heeft een kortere en
dikkere spier als gevolg.
Extensie: strekking van een gewricht
- Voorbeeld: Als er extensie plaatsvindt in de elleboog, dan ontspant de biceps en trekt de
triceps samen. De triceps wordt dan korter, maar ook dikker. Dit komt doordat de afstand
van de aanhechting van de pezen korter wordt.
Voor flexie en extensie heb je dus twee spieren nodig, waarvan de één dient voor de flexie en de
ander voor extensie. Een spier kan namelijk niet duwen, maar wel ontspannen en trekken. Als de ene
spier ontspant, zorgt de andere spier voor extensie en andersom. Dit zorgt ervoor dat je in beide
richtingen bewegingen kan maken. Voor het maken van de bewegingen, trekken de pezen van de
spieren aan 1 van de twee kanten van het botstuk waar de spier aangehecht zit.
- Voorbeeld: Musculus Biceps Brachii & Musculus Triceps Brachii.
Biceps Buigt (dus voor flexie)
TRiceps sTRekt (dus voor extensie)
Anatomie van de spier
Plaatje boek Marieb: anatomie spier
- Tendon (engels) = pees
- Fascicle (engels) = spierbundel
- Muscle fiber (engels) = spiercel
- Epimysium (engels) = bindweefsellaag
rondom de spier
- Perimysium (engels) = bindweefsellaag
rondom de spierbundel
- Endomysium (engels) = bindweefsellaag
rondom individuele spiercel
- Blood vessel (engels) = bloedvat
, Op elk niveau zie je een nieuwe bindweefsellaag. Het bindweefsel houdt de boel bij elkaar en
beschermt de spier, zodat hij minder snel beschadigt raakt.
De spier is opgebouwd uit spierbundels (Fascicles).
De spierbundel is opgebouwd uit spiercellen (Muscle fibers).
De bloedvaten (blood vessels) zorgen ervoor dat de spier wordt voorzien van voedingsstoffen en dus
energie.
- Rode bloedvaten: de capilaire haarvaten. Deze voeren zuurstofrijk bloed naar de spier.
- Blauwe bloedvaten: Venules. Voeren zuurstofarm bloed weg van de spier.
Van stimulus naar contractie
Je hebt een impuls nodig van een neuron (zenuwcel) om een contractie van een spier te laten
plaatsvinden. Deze impuls komt vanuit de hersenen via motorische zenuwcellen in het ruggenmerg
bij de spier terecht. De motorische zenuwcellen maken daar contact met de spiercellen.
Bloedvaten en zenuwen
Plaatje motorische zenuwcel (motor neuron) die contact
maakt met meerdere spiercellen.
Wat is een motorische eenheid?
- Motorische zenuwcel (motorneuron) met de
spiervezels die worden geprikkeld door die
motorische zenuwcel. Dit noem je dus samen een
motorische eenheid (motorunit).
- Motor neuron (zenuwcel die betrokken is bij de
motoriek) die afkomstig is uit je ruggenmerg loopt
door en maakt contact met meerdere spiervezels en
dus ook met meerdere spiercellen (Muscle fibers).
De spiercellen (Muscle fibers) zijn weer opgebouwd uit myofibrillen (Myfibrils).
Plaatje spiercel met meerdere myofibrillen:
- Spiervezelmembraan (Sarcolemma): membraan om de spiercel heen.
- Om de myofibrillen lopen buisjes:
T-tubulis (T-tubule): gele buisje om het myofibril. Deze maakt contact met het Sarcolemma
(spiervezelmembraan).
Sacroplasmatisch reticulum (Tubulus of sarcoplasmic reticulum: paarse buisjes om myofibril.