onderzoek?
Hoofdstuk 1......................................................................................................................... 2
Hoofdstuk 4......................................................................................................................... 3
Hoofdstuk 6......................................................................................................................... 4
Hoofdstuk 7......................................................................................................................... 5
Hoofdstuk 8......................................................................................................................... 9
Hoofdstuk 9....................................................................................................................... 11
1
, Hoofdstuk 1
Blz 23 fundamenteel onderzoek: Onderzoek waarbij je vragen beantwoord om kennis te
ontwikkelen (kennisvragen).
Praktijkgericht onderzoek: Onderzoek waarbij je bezighoudt met praktijkvragen.
Blz 25 Kennisvraag: Een vraag waarbij de antwoorden kennis opleveren over een
onderwerp.
Praktijkvraag: Een vraag waarbij de antwoorden leiden tot het oplossen van een
praktijkprobleem.
Kwalitatief onderzoek: Onderzoek met behulp van niet cijfermatige gegevens.
Deze onderzoek gebeuren in het ‘veld’.
Kwantitatief onderzoek: Onderzoek met behulp van cijfermatige gegevens.
Hierbij gebruik je statistische technieken: technieken om kenmerken te verwerken en
verwachtingen over resultaten te toetsen.
Blz 27 Triangulatie: Een probleemstelling aanpakken met meerdere onderzoeksmethoden.
Dit wordt gebruikt om de kwaliteit van onderzoek te verhogen.
Blz 28 Mixed method benadering: Onderzoek waarbij kwalitatieve en kwantitatieve
methoden worden ingezet.
↳Dit is een vorm van Triangulatie.
Inductief onderzoek: Theorie ontwikkeld onderzoek.
Hierbij is er vantevoren nog geen theorie over bekend.
Blz 29 Deductief onderzoek: Theorie toetsend onderzoek.
Hierbij formuleer je aan de hand van (bestaande) theorieën en modellen verwachtingen, om
te controleren of deze theorieën tot standhouden.
Blz 30-32 Kenmerken van een kritische onderzoeker:
- Houding (een onafhankelijke/ objectieve, open en kritische houding).
- Kennis (Je moet zowel kennis over methodes als over het onderwerp hebben).
- Vaardigheid (Door actief met het onderzoek bezig te zijn creëer je vaardigheid).
Blz 32-35 kwaliteitscriteria voor de uitvoering en interpretatie van een onderzoek:
- Betrouwbaarheid: De mate waarin een onderzoek vrij is van toevallige fouten.
- Toetsbaarheid (het moet weerlegbaar, eenduidig, openbaar en herhaalbaar zijn).
- Informativiteit, Je moet kunnen aangeven dat:
- Over welke situatie je een uitspraak over doet.
- Binnen welke grenzen je onderzoek afspeelt.
- Welke groep betrokken is/ wordt.
- In welke periode je onderzoek afspeelt.
- Wat het domein van je onderzoek is (het gebied).
- (Interne) validiteit: De mate waarin een onderzoek vrij is van systematische fouten.
- (Externe) validiteit, hiervan zijn er 2 soorten:
2