Working Words At Work: Chapter 10

Working Words At Work: Knowing and Understanding

10.1. Knowing

Weten To know
 … something
 … that
 … wh-
 … somebody as something
 … to be
Op de hoogte zijn To be aware/conscious
Van iets weten To know of something
Van iets op de hoogte zijn dat maar een paar To be in the know
mensen weten  Knowing


10.2. Knowing well

Vertrouwd zijn met To be familiar/acquainted with
= to be no stranger to
Ergens veel over weten To be at home in something
Erg bekend zijn met een plaats, of de To know one’s way around
handeling van een bepaald voorwerp
Er wel iets over weten To know a thing or two about
Weten waar je over praat To know one’s stuff
Van buiten kennen To know inside out
= to know backwards
= to know like the back of one’s hand
Meer weten dan iemand anders To know better
Alwetend Omniscient
Goed geïnformeerd Well-informed
Iemand die veel weet uit boeken Learned
= -read (well-, widely-)
Bekwaam Proficient
 Kennis door training en ervaring  Proficiency
= skilled in/at
 Skilful
 To skill at
Goed geoefend zijn To expert
 Expertise
= know-how
Practised


10.3. Knowing nothing or next to nothing

Niks weten over To not know the first thing about