Het bestverkochte boek ooit (met deze titel) – Hoofdstuk 1:
Cijfers kunnen levens redden
Cijfers zijn voor een aantal redenen belangrijk:
1. Standaardiseren. Een gezamenlijk cijferstelsel maakt
(internationale) afspraken mogelijk. Vroeger had men in een andere
stad een ander meetstelsel, waardoor verwarring over afspraken
kon ontstaan. Na de komst van het metriek stelsel werden
afspraken, maar daarnaast ook feiten als afstanden, duidelijk en
mogelijk gemaakt.
2. Verzamelen. Het grootschalig verzamelen van cijfers maakt beleid
makkelijker. Categorieën spelen hierbij een belangrijke rol (denk
aan lengte, gewicht, het aantal mensen met een bepaalde ziekte,
etc.)
3. Analyseren. We willen cijfers analyseren en daarbij zijn grafieken
erg belangrijk. Deze maken grote hoeveelheden cijfers inzichtelijk.
Ook het gebruik van het gemiddelde en andere termen maken het
analyseren en daarom ook het gebruiken van cijfers eenvoudiger.
Het bestverkochte boek ooit (met deze titel) – Hoofdstuk 2: De
domme discussie over IQ en huidskleur
Cijfers lijken objectief, maar achter elk cijfer gaan een serie selectieve
keuzes vooraf. Zodra je ervan uitgaat dat cijfers objectief zijn worden ze
gevaarlijk.
Keuze 1: Definitie van het begrip. Sommige dingen hebben een
concrete definitie, bijvoorbeeld de afstand in kilometers van Rotterdam
naar Amsterdam. De meeste begrippen hebben echter een abstracte
definitie, bijvoorbeeld het meten van intelligentie. Als je iets bedenkt,
vervolgens vergeet dat het is bedacht en er later vanuit gaat het objectief
en onwrikbaar is kan dat grote gevolgen hebben. Zo kan de uitslag van de
CITO toets (die is bedacht op basis van abstracte begrippen die belangrijk
worden gevonden) enorme gevolgen hebben voor de toekomst van een
kind.
Keuze 2: Welk waardeoordeel zit vast aan wat je meet? Wat je meet
is gebaseerd op een waardeoordeel, dus probeer hierover na te denken. In
het voorbeeld van de CITO toets hangt de toekomst af van de abstracte
begrippen die belangrijk worden gevonden (hierbij komt dus een
waardeoordeel kijken).
, Keuze 3: Wat ga je testen? Als je betekenis van het begrip niet
volledig aansluit bij wat je gaat meten ontstaat er verwarring: is hetgeen
wat je gemeten hebt nu hetzelfde als de definitie de je eraan gegeven
hebt?
Keuze 4: Wat laat je buiten je metingen? Wat je meet wordt
uiteindelijk in 1 getal gevangen en dus moet je bepaalde aspecten uit je
meting weglaten.
Keuze 5: Wat wil je uit je resultaten zien? Wat je meet is wat je erin
wilt zien. In het geval van de CITO toets hangt er veel af van een
momentopname. Willen docenten dat inzien of denken ze dat de
resultaten representatief zijn voor de volledige intelligentie van een kind?
Child social development in context (pagina 1-6, 10 en 11) –
Ashiabi et al.
Een lage socio-economische status van de ouders kan veel mentale
problemen met zich meebrengen vanwege stress.
Kinderen die worden opgevoed in lagere socio-economische wijken
hebben een grotere kans op negatieve uitkomsten waaronder
gedragsproblemen, mentale problemen en vertraging in hun cognitieve en
sociale ontwikkeling. De armste wijken hebben vaak de minste
hulpbronnen tot hun beschikking.
Een kind kan problemen hebben met sociale aanpassing als gevolg van
positief ouderschap of gevaarlijke buurten.
Uit de resultaten is gebleken dat er een verband zit tussen socio-
economische buurten en ouderschap-kind relaties. Daarnaast is de kans
op een negatieve invloed bij jongens groter dan bij meisjes. De omgeving
waar het kind zich direct in bevindt heeft meer invloed op de
ontwikkelingsuitkomsten.
Het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner is niet een theorie over hoe
mensen ontwikkelen, maar probeert beter te begrijpen welke situaties en
processen menselijke ontwikkeling beïnvloeden.
Uses and misuses of Bronfenbrenner’s bioecological theory of
human development – Tudge et al.
De focus ligt op proximale processen in Process-Person-Context-Time
model.
Voor empirisch onderzoek is het noodzakelijk om duidelijk te maken van
,wel theoretisch framework gebruik wordt gemaakt om data te verzamelen
en te analyseren. Als een empirisch onderzoek de theorie waarop het is
gebaseerd niet goed representeert is dat misleidend voor studenten en
andere onderzoekers (waardoor een onvolmaakte tool ontstaat) en
daarnaast verhindert dit een eerlijke toetsing van de theorie. De theorie in
zijn volwassen vorm:
Het gaat niet alleen om de context, maar ook om de persoon. Proximale
processen zijn de belangrijkste factor die context en aspecten van het
individu koppelt aan het resultaat van interesse: ontwikkeling.
Process
Menselijke ontwikkeling vindt plaats als een mens in interactie is met
dingen in de directe omgeving over een reguliere basis over een langere
tijdsperiode. Dit zijn proximal processes (enduring forms of interaction in
the immediate environment). Dit is de kern van ontwikkeling omdat
mensen door deze dagelijkse activiteiten erachter komen hoe de wereld
werkt en waar zij in die wereld staan. Hoe deze processen tot stand
komen hangt af van de karakteristieken van het persoon en in de
omgeving waar ze plaats vinden, net als de tijd waarin het plaats vindt.
Person
de karakteristieken van een persoon kunnen vallen in 3 categorieen:
demand (dit zijn “personal stimulus” en werken als directe stimulus voor
anderen – zoals leeftijd, seks, gender, fysiek – omdat deze initiele reacties
kunnen opleveren), resource (zijn niet meteen duidelijk en relateren deels
aan mentale en emotionele bronnen – eerdere ervaringen, vaardigheden,
intelligentie, materiele hulpbronnen als eten of liefhebbende ouders -) en
force karakteristieken (verschillen in temperament, motivatie,
doorzettingsvermogen, etc.). Hoe een persoon invloed heeft op hun
context varieert van passief – meer actief – meest actief.
Context
Ook wel omgeving. Deze bevat 4 met elkaar verbonden systemen. 1) Elke
omgeving waarin de ontwikkelende persoon een tijd met activiteiten
doorbrengt microsystem. 2) de relatie tussen microsystemen
mesosystem. 3) Omgeving waarin het individu niet direct zit maar die wel
indirect invloed hebben op de ontwikkeling exosystem. 4) Een context
waarin elk groep met leden waarden of geloofsystemen delen
macrosystem. Deze omhult alle systemen en heeft ook invloed op
allemaal, bestaande uit economische condities, materiele hulpbronnen en
kansstructuren.
Time
Bestaande uit micro-time (de tijd die plaatsvindt tijdens een specifieke
, activiteit of interactie), meso-time (de mate waarin activiteiten/interacties
met enige consistentie plaatsvinden in de omgeving van de
ontwikkelende persoon) en macro-time (het chronosysteem, want
ontwikkelingsprocessen zullen waarschijnlijk varieren afhankelijk van de
specifieke historisch gebeurtenissen die plaatsvinden op verschillende
leeftijden).
Hoorcollege 1
- Intrapersoonlijk (binnen de persoon, persoonlijke eigenschappen)
- Interpersoonlijk (tussen personen)
- Omgeving (tussen persoon en omgeving)
Sociale problemen
Het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner weet dit schematisch weer
te geven. Ieder mens zit in bepaalde microsystemen. Daarnaast zijn er
mesosystemen, waarbij microsystemen in interactie met elkaar staan).
Het exosysteem zijn contexten waar je zelf geen onderdeel van uitmaakt,
maar waar je wel door beinvloed kan worden), in deze cursus zou je dit de
omgeving noemen. Het macrosysteem zijn de kenmerken van de
samenleving (economische factoren, wetgeving, beleid, culturele normen
en waarden), dit is ook een stukje omgeving. Het laatste systeem is het
chronosysteem en heeft met tijd te maken (levensloop, historische
context). Bronfenbrenners invloed was dat hij zei dat alle systemen in
interactie met elkaar stonden. Dit systeem kan je alleen terugvinden in
longitudinaal onderzoek.
Soorten disciplinariteit:
- Monodisciplinariteit
Discipline
A
- Multidisciplinariteit
Discipline
A
Discipline
- Interdisciplinariteit
B
Discipline
A
Discipline
B - Transdisciplinariteit
Discipline A
Discipline B
Extra
perspectieven