HOORCOLLEGE 1 AANTEKENINGEN:
Afwijkend gedrag: gedrag wat niet overeenkomt met de norm en niet
passend is bij de ontwikkelingsfase van het kind.
Dit vordert tot een stoornis als:
- Het langdurig en niet situatiegebonden is
- Het ontwikkelingsfases blokkeert
- Het lijden oplevert voor kind en omgeving
- In combinaties voorkomt met andere gedragingen/symptomen
Context is belangrijk, veel individuele verschillen in gedrag.
Ontwikkelingspathologie onderzoekt de grens tussen (niet-)pathologie,
ontwikkeling van pathologie door de levensloop, het effect van een
stoornis op de ontwikkeling, etc.
Epidemiologie betreft de stoornis in de populatie:
- Prevalentie: bestaande gevallen met stoornis op bepaald moment
- Incidentie: aantal nieuwe gevallen met stoornis
- Recurrence: mensen met een terugval
- Mortality: permanente genezing of overlijden na stoornis
- Man-vrouwverhouding
- Verdeling over levensloop
- Beginleeftijd
Etiologie betreft factoren die het probleem veroorzaken:
1) Predisponerende factoren: maken je vatbaar (bijv.
hechtingsproblemen)
2) Instandhoudende factoren: houden probleem in stand (bijv.
stress)
3) Uitlokkende factoren: triggeren probleem (bijv. misbruik)
Deze bovenstaande zijn risicofactoren. Beschermende factoren
beschermen je juist tegen het probleem (goede gezondheid, sociale steun,
veerkracht, goed gezin, etc.)
We classificeren probleemgedrag door naar symptomen te kijken
(hoofd/bijsymptoom).
ook onderscheid syndroom (groep vaak voorkomende symptomen) en
stoornis.
Classificeren (kijken of iemand aan genoeg symptomen voldoet) is NIET
diagnosticeren. Daar komt ook de individuele etiologie bij kijken.
doen we met de DSM-5 (classificatiesysteem)
,Stemmingen en emoties zijn onderdeel van het mens zijn. Deze variëren
door de tijd en dit is normaal. Ook op dit gebied kan iemands gedrag
afwijkend worden en/of een stoornis ontwikkelen. depressieve of
bipolaire stoornissen bijv.
Depressie komt voor bij 4% van jongeren tussen 12-18 jaar en 7% van
jongeren tussen 16-20 jaar. Van jongvolwassenen (18-35 jaar) heeft 9% er
last van.
Vanaf 9 jaar oud kunnen kinderen betrouwbaar hun eigen interne
ervaringen rapporteren. In de adolescentie komt er meer sociale druk om
hen heen en vergelijking van zichzelf met anderen. Eind basisschool
hebben kinderen ook het besef dat de dood permanent is. Dit kan angsten
of sombere gevoelens veroorzaken.
Dergelijke stemmingsproblematiek komt vaker voor bij meisjes dan
jongens. Hoe?
- Meisjes hebben meer behoefte aan verbondenheid en zijn
kwetsbaarder voor verstoringen in vriendschappen
- Bij meisjes is er meer druk op volwassen gedrag
- Bij meisjes is er meer focus op emotionele opvoeding (dus ook meer
ruimte voor verdriet en stemming dan bij jongens)
- Meisjes zijn gewoon wat emotioneler en gevoeliger voor
interpersoonlijke sfeer en life events
,LITERATUUR: Hoofdstuk 2 Ruijssenaars (invloeden op
probleemontwikkeling)
Psychische (probleem)ontwikkeling wordt beïnvloed door persoonlijke en
omgevingsfactoren. Andere soorten factoren:
- Predisponerende factoren: maken je vatbaar
- Uitlokkende factoren: veroorzaken problemen (ookwel
risicofactoren)
- Instandhoudende factoren: houden het in stand
- Beschermende factoren: voorkomen achteruitgang
Schema met voorbeelden:
, Voorbeelden van risico/predisponerende factoren:
- Genetische factoren (persoonlijkheidskenmerken, temperament,
stoornissen als Syndroom van Down)
- Prenatale en perinatale complicaties (bloedgroep,
ondervoeding, roken, alcohol, drugs, zuurstofgebrek, craniofaciale
afwijkingen)
- Fysieke beschadigingen (hoofdletsel, astma, diabetes, kanker)
- Temperament en persoonlijkheidskenmerken (moeilijk,
makkelijk of slow to warm up temperament volgens Thomas en
Chess. Volgens Kagan teruggetrokken/inhibited of niet-
teruggetrokken/uninhibited. Ook IQ, eigenwaarde en zelfcontrole
hoort hierbij)
- Persoonlijke instandhoudende factoren (biologische
stoornissen, zelfregulatie van gevoelens wat leidt tot aangeleerde
hulpeloosheid, copingstrategieën: emotie-gefocust, probleem-
gefocust en vermijdend en ten slotte verdedigingsmechanismen:
hoogadaptief, compromisvorming, grote beeldverstoring en
actieniveau)
- Contextuele risicofactoren (hechting: veilig, angstig-ambivalent,
vermijdend, gedesorganiseerd. Opvoedstijl: permissief, autoritatief,
verwaarlozend en autoritair)
Familieproblemen (familie-systeemfactoren, ouderfactoren, sociale
netwerk-factoren) spelen ook een grote rol. Denk aan inconsequente
bekrachtiging, onveilige hechting of coërcieve interactie (patronen van
negatieve wederzijdse interactie). Maar ook overbetrokkenheid en
ouderlijke kritiek is gevaarlijk.
zorgt voor expressed emotion wat kan leiden tot psychologische
stoornis.
Te weinig betrokkenheid zorgt weer voor cognitieve achterstanden en
gedragsproblemen i.v.m. te weinig supervisie.
Triangulatie: wanneer een kind tussen twee ouders in conflict komt te
staan. 2 soorten:
1) Overt triangulatie: ouders hebben openlijk kritiek op elkaar en
vragen kind om een kant de kiezen.
2) Covert triangulatie: conflict is niet openlijk, maar angst voor
separatie zorgt voor overbescherming en inadequate opvoeding.
Wanneer ouders crimineel zijn of zelf verkeerde coping toepassen kunnen
kinderen dit overnemen, waardoor de relatie tussen kind en ouder ook
bemoeilijkt.