Hoe vind je de persoonsvorm in een zin?
1. Verander de tijd: Ik loop naar de stad – Ik liep naar de stad
2. Verander van aantal: Ik loop naar de stad – Wij lopen naar de stad
3. Maak de zin vragend, de persoonsvorm is dan het eerste werkwoord:
Ik loop naar de stad – Loop ik naar de stad?
Je hebt ook samengestelde zinnen waarin meerdere persoonsvormen staan. Dan moet je de zinnen
scheiden.
- Ik ga naar de markt, omdat ik appels wil kopen.
- Hans eet chips, omdat hij dat lekker vindt.
- Als het goed is, wordt het boek besteld.
Tegenwoordige tijd en persoonsvorm
1. Verander de tijd: Ik loop naar de stad – Ik liep naar de stad
2. Verander van aantal: Ik loop naar de stad – Wij lopen naar de stad
3. Maak de zin vragend, de persoonsvorm is dan het eerste werkwoord:
Ik loop naar de stad – Loop ik naar de stad?
Je hebt ook samengestelde zinnen waarin meerdere persoonsvormen staan. Dan moet je de zinnen
scheiden.
- Ik ga naar de markt, omdat ik appels wil kopen.
- Hans eet chips, omdat hij dat lekker vindt.
- Als het goed is, wordt het boek besteld.
Tegenwoordige tijd en persoonsvorm