Stappenplannen Goederenrecht
Algemene belangrijke regels
- Vernietiging heeft terugwerkende kracht (art. 3:53 lid 1 BW)
- Door faillietverklaring wordt iemand beschikkingsonbevoegd (art. 23 Fw) een goed valt
dan in de faillissementsboedel (art. 35 lid 2 Fw).
- Voor meerdere zekerheidsrechten op een goed geldt als uitgangspunt de prioriteitsregel. Een
ouder goederenrechtelijke aanspraak (eerder in tijd gevestigd recht) voorgaat boven een
jongere goederenrechtelijke aanspraak (later in tijd gevestigd recht).
- Voor een na faillietverklaring ontstane vordering is de boedel in beginsel niet aansprakelijk,
dus het kan niet op de boedel worden verhaald (art. 24 Fw).
Eigendom via natrekking (art. 5:3 BW)
De vraag is of een goed onderdeel/bestanddeel is geworden van de hoofdzaak: bestanddeelvorming
(art. 3:4 lid 1 en 2 BW).
- Lid 1 (ideële bestanddeelvorming): een zaak is een bestanddeel als het volgens
maatschappelijke opvattingen onderdeel is van de hoofdzaak.
HR Depex/curatoren Bergel: afstemmingscriterium (kleinere zaak/bestanddeel speciaal
afgestemd op de grotere zaak/hoofdzaak) en voltooiingscriterium (is de grotere zaak
incompleet zonder de kleinere zaak).
- Lid 2 (fysieke verbondenheid bestanddeel en hoofdzaak): EERST TOETSEN
HR Glencore II: beschadiging is van betekenis wanneer een zaak van de hoofdzaak wordt
gescheiden OF het kost onevenredig veel moeite of inspanning om de zaken van elkaar los te
maken.
Roerende zaken: art. 5:14 lid 3 BW: relatieve waarde van de zaken is van belang om te bepalen wat de
hoofdzaak is.
Verjaring (art. 3:99 & 3:105 BW)
Bij beide vormen eerst bezit uitwerken
Bezit (art. 3:107 jo 3:108 BW): uiterlijke verschijningsvorm en/of verkeersopvattingen
Bezitverkrijging (3:112 BW): door inbezitneming feitelijke macht verkrijgen (art. 3:113 BW)
- Verkrijgende verjaring (art. 3:99 BW): bezitter te goeder trouw, roerende zaken geen
registergoederen (3 jaar) en alle andere goederen (10 jaar) in onafgebroken bezit.
- Bevrijdende verjaring (art. 3:105 jo 3:306 jo 3:314 lid 2 BW): goede trouw is niet vereist en
onafgebroken bezit ook niet. Bezitter wordt eigenaar enkel door het gebruik van het goed (20
jaar).
HR Landjepik: verkeersopvattingen en uiterlijke verschijningsvorm is een objectieve maatstaf. Het is
niet vereist dat rechthebbende daadwerkelijk kennis heeft van de bezitsdaden, voldoende dat het naar
buiten toe kenbaar is. Indien eigendom is verkrijgen door bezitter te kwader trouw en geen
goederenrechtelijke actie mogelijk is kan het wel mogelijk zijn om via een verbintenisrechtelijke
onrechtmatige daadsactie een schadevergoeding te vorderen binnen 5 jaar (art. 3:310 lid 1 BW).
Eigendom
Eigenaar van een zaak kan die zaak revindiceren (art. 5:2 BW)
3 stappen
- Art. 3:107 jo. 3:108 BW: bezit is het houden van een goed voor jezelf. Kijken naar de
uiterlijke feiten wat wordt beoordeeld aan de hand van algemene maatschappelijke
opvattingen.
- Art. 3:109 BW: wettelijk bewijsvermoeden. Er wordt vermoed dat de houder van een goed
ook bezitter is van een goed.
- Art. 3:119 lid 1 BW: tweede wettelijk bewijsvermoeden. De bezitter wordt vermoed de
eigenaar te zijn.
Overdracht roerende zaken en niet-registergoederen (art. 3:84 lid 1 BW)
- Geldige titel: overeenkomst + (beding of lastgevingscomponent van consignatieovereenkomst)
, - Leveringshandeling: bezitsverschaffing door feitelijk overdragen (art. 3:90 lid 1 jo 3:114/115
BW). Bezitverschaffing door een houder dan art. 3:114 analoog toepassen,
Toekomstige zaak (art. 3:97 lid 1): bij voorbaat leveren. Leveringshandelingen worden al
verricht, maar hebben pas effect als de zaak in het vermogen van vervreemder komt.
Geanticipeerde cp levering (art. 3:97 jo. art. 3:90 lid 1 jo 3:115a BW)
2 keer overdracht bij voorbaat (art. 3:97 lid 2): geldig, maar kan je niet tegenwerpen tegen
iemand die de zaak eerder bij voorbaat geleverd heeft gekregen.
- Beschikkingsbevoegdheid: eigenaar
Mesdag II: bij een consignatieovereenkomst kan een middellijk vertegenwoordiger
beschikkingsbevoegdheid ontlenen aan consignatieovereenkomst opgenomen opdracht. Op die
beschikkingsbevoegdheid kunnen in de consignatieovereenkomst opgenomen clausuleringen
die bevoegdheid tot verkoop van middellijk vertegenwoordiger begrenzen rechtsreeks invloed
hebben. Door overschrijding van die grenzen schiet de middellijk vertegenwoordiger niet
alleen tekort jegens de achterman, maar ook dat hij geen beschikkingsbevoegdheid uit de
overeenkomst kan ontlenen en dus beschikkingsonbevoegd is en het eigendom niet kan
overdragen.
Derdenbescherming (art. 3:86 lid 1)
- Levering van een roerende zaak of niet-registergoed
- De levering geschiedt via art. 3:90, 3:91 of 3:93 BW
Relativering cp levering (art. 3:115 onder a jo. art. 3:90): de zaak blijft na levering in handen
van de vervreemder. In art. 3:90 lid 2 staat dat totdat de zaak in handen van de verkrijger is
gekomen, dergelijke levering geen werking heeft tegenover een derde die een ouder recht op
deze zaak heeft. Dit werkt alleen in de verhouding tussen de eigenaar en de derde. De
vervreemder kan zich tegenover de hele wereld op zijn eigendomsrecht beroepen met
uitzondering van degene die een ouder recht heeft (tussen welke verhouding wordt een beroep
op derdenbescherming gedaan?).
- De levering is anders dan om niet
- De verkrijger is ten tijde van de levering te goeder trouw (art. 3:11 BW): de
beschikkingsonbevoegdheid niet kende of behoorde te kennen.
- Er is een geldige titel en geldige levering. Probleem is alleen de beschikkingsonbevoegdheid
van de vervreemder.
Relatieve beperkende/blokkerende werking van verhaalbeslag (art. 453a lid 1 Rv)
Executoriaal beslag niet-registergoederen (art. 439 rv)
- HR Ontvanger/de Jong: beslag leidt niet tot beschikkingsonbevoegdheid van de schuldenaar.
Schuldenaar kan de beslagen zaak overdragen aan een derde, maar de beslaglegger kan zijn
rechten op de in beslag genomen zaak blijven uitoefenen en zich verhalen op de opbrengst,
zelfs als de zaak na het beslag niet meer tot het vermogen van de schuldenaar behoort.
Derdenbescherming (art. 453a lid 2):
- Het eigendomsrecht moet anders dan om niet verkregen zijn
- De zaak moet in de handen van de derde-verkrijger gekomen zijn
- De derde is op het moment van ten handen krijgen te goeder trouw
Faillissement derde verkrijger HR Ontvanger/De Jong: art. 33 lid 2 fw, zodra het faillissement
wordt uitgesproken vervalt het beslag. De beslaglegger kan de zaak niet meer zelfstandig executeren
op grond van art. 453a lid 1 rv, maar houdt wel het ontleende verhaalsrecht. Kan hierna alleen nog via
de curator opkomen voor zijn vordering (verhaalsrecht). Geen separatist (art. 57 Fw), dus wachten op
uitdelingslijst, als niet-schuldeiser.
Overdracht vorderingsrechten (art. 3:6 BW)
1. Overdraagbaarheid: in principe overdraagbaar (art. 3:83 lid 1 BW) tenzij uitsloten door een beding
tussen schuldeiser en schuldenaar (art. 3:83 lid 2 BW).
HR Coface/Intergamma: uitgangspunt is uitsluitend verbintenisrechtelijke werking, tenzij uit de naar
objectieve maatstaven (haviltex-maatstaf) uit te leggen formulering (in het beding met een
cessieverbod) blijkt dat goederenrechtelijke werking zoals in art. 3:83 lid 2 is beoogd.
Algemene belangrijke regels
- Vernietiging heeft terugwerkende kracht (art. 3:53 lid 1 BW)
- Door faillietverklaring wordt iemand beschikkingsonbevoegd (art. 23 Fw) een goed valt
dan in de faillissementsboedel (art. 35 lid 2 Fw).
- Voor meerdere zekerheidsrechten op een goed geldt als uitgangspunt de prioriteitsregel. Een
ouder goederenrechtelijke aanspraak (eerder in tijd gevestigd recht) voorgaat boven een
jongere goederenrechtelijke aanspraak (later in tijd gevestigd recht).
- Voor een na faillietverklaring ontstane vordering is de boedel in beginsel niet aansprakelijk,
dus het kan niet op de boedel worden verhaald (art. 24 Fw).
Eigendom via natrekking (art. 5:3 BW)
De vraag is of een goed onderdeel/bestanddeel is geworden van de hoofdzaak: bestanddeelvorming
(art. 3:4 lid 1 en 2 BW).
- Lid 1 (ideële bestanddeelvorming): een zaak is een bestanddeel als het volgens
maatschappelijke opvattingen onderdeel is van de hoofdzaak.
HR Depex/curatoren Bergel: afstemmingscriterium (kleinere zaak/bestanddeel speciaal
afgestemd op de grotere zaak/hoofdzaak) en voltooiingscriterium (is de grotere zaak
incompleet zonder de kleinere zaak).
- Lid 2 (fysieke verbondenheid bestanddeel en hoofdzaak): EERST TOETSEN
HR Glencore II: beschadiging is van betekenis wanneer een zaak van de hoofdzaak wordt
gescheiden OF het kost onevenredig veel moeite of inspanning om de zaken van elkaar los te
maken.
Roerende zaken: art. 5:14 lid 3 BW: relatieve waarde van de zaken is van belang om te bepalen wat de
hoofdzaak is.
Verjaring (art. 3:99 & 3:105 BW)
Bij beide vormen eerst bezit uitwerken
Bezit (art. 3:107 jo 3:108 BW): uiterlijke verschijningsvorm en/of verkeersopvattingen
Bezitverkrijging (3:112 BW): door inbezitneming feitelijke macht verkrijgen (art. 3:113 BW)
- Verkrijgende verjaring (art. 3:99 BW): bezitter te goeder trouw, roerende zaken geen
registergoederen (3 jaar) en alle andere goederen (10 jaar) in onafgebroken bezit.
- Bevrijdende verjaring (art. 3:105 jo 3:306 jo 3:314 lid 2 BW): goede trouw is niet vereist en
onafgebroken bezit ook niet. Bezitter wordt eigenaar enkel door het gebruik van het goed (20
jaar).
HR Landjepik: verkeersopvattingen en uiterlijke verschijningsvorm is een objectieve maatstaf. Het is
niet vereist dat rechthebbende daadwerkelijk kennis heeft van de bezitsdaden, voldoende dat het naar
buiten toe kenbaar is. Indien eigendom is verkrijgen door bezitter te kwader trouw en geen
goederenrechtelijke actie mogelijk is kan het wel mogelijk zijn om via een verbintenisrechtelijke
onrechtmatige daadsactie een schadevergoeding te vorderen binnen 5 jaar (art. 3:310 lid 1 BW).
Eigendom
Eigenaar van een zaak kan die zaak revindiceren (art. 5:2 BW)
3 stappen
- Art. 3:107 jo. 3:108 BW: bezit is het houden van een goed voor jezelf. Kijken naar de
uiterlijke feiten wat wordt beoordeeld aan de hand van algemene maatschappelijke
opvattingen.
- Art. 3:109 BW: wettelijk bewijsvermoeden. Er wordt vermoed dat de houder van een goed
ook bezitter is van een goed.
- Art. 3:119 lid 1 BW: tweede wettelijk bewijsvermoeden. De bezitter wordt vermoed de
eigenaar te zijn.
Overdracht roerende zaken en niet-registergoederen (art. 3:84 lid 1 BW)
- Geldige titel: overeenkomst + (beding of lastgevingscomponent van consignatieovereenkomst)
, - Leveringshandeling: bezitsverschaffing door feitelijk overdragen (art. 3:90 lid 1 jo 3:114/115
BW). Bezitverschaffing door een houder dan art. 3:114 analoog toepassen,
Toekomstige zaak (art. 3:97 lid 1): bij voorbaat leveren. Leveringshandelingen worden al
verricht, maar hebben pas effect als de zaak in het vermogen van vervreemder komt.
Geanticipeerde cp levering (art. 3:97 jo. art. 3:90 lid 1 jo 3:115a BW)
2 keer overdracht bij voorbaat (art. 3:97 lid 2): geldig, maar kan je niet tegenwerpen tegen
iemand die de zaak eerder bij voorbaat geleverd heeft gekregen.
- Beschikkingsbevoegdheid: eigenaar
Mesdag II: bij een consignatieovereenkomst kan een middellijk vertegenwoordiger
beschikkingsbevoegdheid ontlenen aan consignatieovereenkomst opgenomen opdracht. Op die
beschikkingsbevoegdheid kunnen in de consignatieovereenkomst opgenomen clausuleringen
die bevoegdheid tot verkoop van middellijk vertegenwoordiger begrenzen rechtsreeks invloed
hebben. Door overschrijding van die grenzen schiet de middellijk vertegenwoordiger niet
alleen tekort jegens de achterman, maar ook dat hij geen beschikkingsbevoegdheid uit de
overeenkomst kan ontlenen en dus beschikkingsonbevoegd is en het eigendom niet kan
overdragen.
Derdenbescherming (art. 3:86 lid 1)
- Levering van een roerende zaak of niet-registergoed
- De levering geschiedt via art. 3:90, 3:91 of 3:93 BW
Relativering cp levering (art. 3:115 onder a jo. art. 3:90): de zaak blijft na levering in handen
van de vervreemder. In art. 3:90 lid 2 staat dat totdat de zaak in handen van de verkrijger is
gekomen, dergelijke levering geen werking heeft tegenover een derde die een ouder recht op
deze zaak heeft. Dit werkt alleen in de verhouding tussen de eigenaar en de derde. De
vervreemder kan zich tegenover de hele wereld op zijn eigendomsrecht beroepen met
uitzondering van degene die een ouder recht heeft (tussen welke verhouding wordt een beroep
op derdenbescherming gedaan?).
- De levering is anders dan om niet
- De verkrijger is ten tijde van de levering te goeder trouw (art. 3:11 BW): de
beschikkingsonbevoegdheid niet kende of behoorde te kennen.
- Er is een geldige titel en geldige levering. Probleem is alleen de beschikkingsonbevoegdheid
van de vervreemder.
Relatieve beperkende/blokkerende werking van verhaalbeslag (art. 453a lid 1 Rv)
Executoriaal beslag niet-registergoederen (art. 439 rv)
- HR Ontvanger/de Jong: beslag leidt niet tot beschikkingsonbevoegdheid van de schuldenaar.
Schuldenaar kan de beslagen zaak overdragen aan een derde, maar de beslaglegger kan zijn
rechten op de in beslag genomen zaak blijven uitoefenen en zich verhalen op de opbrengst,
zelfs als de zaak na het beslag niet meer tot het vermogen van de schuldenaar behoort.
Derdenbescherming (art. 453a lid 2):
- Het eigendomsrecht moet anders dan om niet verkregen zijn
- De zaak moet in de handen van de derde-verkrijger gekomen zijn
- De derde is op het moment van ten handen krijgen te goeder trouw
Faillissement derde verkrijger HR Ontvanger/De Jong: art. 33 lid 2 fw, zodra het faillissement
wordt uitgesproken vervalt het beslag. De beslaglegger kan de zaak niet meer zelfstandig executeren
op grond van art. 453a lid 1 rv, maar houdt wel het ontleende verhaalsrecht. Kan hierna alleen nog via
de curator opkomen voor zijn vordering (verhaalsrecht). Geen separatist (art. 57 Fw), dus wachten op
uitdelingslijst, als niet-schuldeiser.
Overdracht vorderingsrechten (art. 3:6 BW)
1. Overdraagbaarheid: in principe overdraagbaar (art. 3:83 lid 1 BW) tenzij uitsloten door een beding
tussen schuldeiser en schuldenaar (art. 3:83 lid 2 BW).
HR Coface/Intergamma: uitgangspunt is uitsluitend verbintenisrechtelijke werking, tenzij uit de naar
objectieve maatstaven (haviltex-maatstaf) uit te leggen formulering (in het beding met een
cessieverbod) blijkt dat goederenrechtelijke werking zoals in art. 3:83 lid 2 is beoogd.