wiskunde boek:
Meten en meetkunde
Handig bij het reken en wiskunde tentamen van Pabo 2.4.
Hoofdstuk 1: Samenhang meten en meetkunde
De essentie van meten is dat een grootheid wordt afgepast met een maat.
Meetinstrumenten:
- Liniaal
- Weegschaal
- Maatbeker
Bij meetkunde draait het om het verklaren en beschrijven van de ons omringende ruimtes. Ook wel
de ruimtelijke oriëntatie genoemd.
Ruimtelijk redeneren = een meetkundige (denk)handeling verrichten om de meetvraag te
beantwoorden.
De inhoud bereken je met de volgende formule: lengte x breedte x hoogte = … in kubieke …
Stelling van Pythagoras: A2 + B2 = C2
- Dan is de driehoek met zijden van a, b en c lang, een rechthoekige driehoek. Uit
bovenstaande formule volgen ook de volgende formules:
A2 = C2 – B2
B2 = C2 – A2
De Gulde snede is de mooiste verhouding die er bestaat.
Hoofdstuk 2: Meten
Meetinterval = De afstand tussen twee getallen, waartussen het meetresultaat ligt.
- Als elementaire vorm van weten werden voorwerpen rechtstreeks met elkaar vergeleken.
1. Meten via ordenen en vergelijken (kwalitatief)
2. Meten via een natuurlijke maat
3. Meten via een afgesproken maat
4. Meten via een standaard maat
Vormen van indirect meten:
- Een tijdsduur (bijv. de morgen) als oppervlaktemaat.
- Bijvoorbeeld dagmars of uren gaans voor afstanden.
Een nadeel van natuurlijke maten is de onnauwkeurigheid.
Het imperiale systeem:
Dit systeem zie je veel in Amerika.
1
, Je hebt in de wiskunde verschillende relaties:
1. De decimale relatie = door de tientallige opzet van het stelsel zijn opeenvolgende
lengtematen steeds een factor van 10.
2. De kwadratische relatie = hetzelfde, maar dan met factor 100.
3. De kubische relatie = hetzelfde, maar dan met een factor 1000.
Snelheid = een samengestelde grootheid.
De oppervlakte van een figuur is bijvoorbeeld gelijk aan de som van de oppervlakte van de
afzonderlijke delen van het figuur. Dit noemen we de transiviteitseigenschap.
AE (astronomische eenheid) = de afstand van de aarde tot de zon. Dit is 150 miljoen kilometer.
Omtrek cirkel = 2 x Phi x r
Oppervlakte cirkel = lengte x breedte
2