Leerdoelen week 1:
De student
• kent de begrippen orofaciale en orofaryngeale sensomotoriek, welke hersenzenuwen hierbij
betrokken zijn en hoe de aansturing van het hoofd-halsgebied verloopt.
• beschrijft welke hersenzenuwen motorische functies en welke sensibele functies hebben in
mond / keel en welk gebied ze innerveren.
• beschrijft de fases van het normale slikproces.
• kent de definitie van dysfagie.
• kan het voelen van de larynx tijdens de slikbeweging adequaat uitvoeren.
Hoorcollege week 1
Wat is dysfagie?
= Moeite om voedsel van mond naar maag te verplaatsen (slikstoornis).
- Het geheel van gedrags- , sensorische- e motorische handelingen ter voorbereiding
op en uitvoering van de slikbeweging.
- Inclusief cognitieve bewustwording van de eetsituatie, visuele herkenning, en
fysiologische reacties op de geur en aanwezigheid van voedsel (dat je dus snapt dat
je aan het eten bent en het herkent).
Je moet kennis hebben van de neurologische achtergrond als logopedist: omdat alles wat je
nodig hebt om te kunnen eten en drinken worden aangestuurd door de zenuwen.
Wij als logopedist moeten kunnen kijken naar de orofaciale motoriek (gezicht en mond) en
de sensibiliteit.
Wij hebben weinig instrumenten om dit gebied te kunnen onderzoeken en te bekijken
(eigenlijk alleen een tongspatel, wattenstaafje en een lampje).
- Van het gezicht: faciaal of extra-oraal
- In de mondholte: intra-oraal
- Alles wat te zien is in de keelholte (orofarynx of orofaryngeaal)
Dit kunnen wij allemaal onderzoeken, dus moeten wij ook wat afweten van neurologische
aspecten.
Innervatie:
Vanuit de hersenschors = centraal motorisch neuron (cmn) (tot hersenstam/ruggenmerg)
naar het perifeer motorisch neuron (PMN) naar de spier.
Dus vanuit de hersenschors naar de hersenstam toe.
Wanneer er een cva plaats vind noemen we dit: corticobulbair
Naar de hersenstam toe noemen we dit: bulbair.