Privaatrecht
Hbo Rechten
Hogeschool Leiden
Toets: 13 maart
40 MC-vragen
2 open vragen
Week 1, Hoofdstuk 1 & 2
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
In het verbintenissenrecht staat de rechtsrelatie tussen personen onderling centraal. Een
huurovereenkomst is bijvoorbeeld een rechtsrelatie, of te wel verbintenis genoemd.
Naast verbintenissenrecht heb je ook goederenrecht. Er is sprake van goederenrecht
wanneer er een rechtsrelatie/rechtsverhouding is tussen persoon en goed. (Ik met mijn
scooter).
Naast deze twee rechtsgebieden heb je ook nog vermogensrecht. Dit rechtsgebied regelt de
verhoudingen die op geld waardeerbaar zijn tussen burgers onderling.
Privaatrecht: burgers onderling
Publiekrecht: relatie tussen burger en overheid.
Natuurlijk persoon: Een mens van vlees en bloed.
Rechtspersoon: Hier staat een persoon volgens de wet gelijk aan een natuurlijk persoon.
Bijvoorbeeld bedrijf of stichting.
Een verbintenis is ene rechtsrelatie tussen 2 personen waarbij de ene partij verplicht is om
een prestatie te leveren en de andere partij hier recht op heeft. Degene die iets moet leveren
of presteren wordt de schuldenaar genoemd. Degene die recht heeft op de prestatie wordt
de schuldeiser genoemd.
Rechtsfeiten:
Gewone feiten: feiten zonder dat er een rechtsgevolg ontstaat zoals een appje sturen.
Rechtsfeit: Feiten met een rechtsgevolg.
Blote rechtsfeiten: Geen handeling maar wel een rechtsgevolg. Rechtsfeiten waar geen
menselijk handelingen bij nodig zijn. Waar je niks aan kan doen, zoals overlijden of ouder
worden etc.
, Rechtens relevante handelingen
Feitelijke handelingen: handelingen die wel rechtsgevolgen hebben maar niet de bedoeling
zijn. (fietsongeluk)
Rechtshandeling: handelingen die uitdrukkelijk gericht zijn op het gerechtsgevolg.
Bij een rechtshandeling moet de handelende persoon het oogmerk (de bedoeling) hebben
om het rechtsgevolg tot stand te brengen. Naast heb hebben van het oogmerk moet de
handelende persoon ook een wilsuiting hebben. Dit houdt in dat er duidelijk moet zijn dat de
handelende persoon de wil heeft om het rechtsgevolg tot stand te brengen.
Rechtshandelingandelingen:
Bij eenzijdige rechtshandeling wordt het rechtsgevolg tot stand gebracht door 1 persoon,
bijvoorbeeld: opstellen van testament. Voor een meerzijdige rechtshandeling is het
noodzakelijk dat twee personen de wil hebben om het rechtsgevolg tot stand te brengen.
Een eenzijdige rechtshandeling kan verdeeld worden tussen persoonsgerichte handelingen
en niet-persoonlijke gerichte. Bij persoonsgerichte handelingen wordt bijvoorbeeld verstaan
het opzeggen van de huur. Dit is een eenzijdige handeling, er is sprake van een
rechtsgevolg en is persoonsgericht omdat de huur opgezegd moet worden bij een specifiek
iemand (de verhuurder).
Een geboorteaangifte is ene voorbeeld van een niet-persoonlijke gerichte handeling omdat
dit bij de gemeente moet maar niet uitmaakt welke ambtenaar dit behandeld.
Overeenkomsten
Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen een
verbintenis aangaan. Overeenkomsten kunnen onderverdeeld worden in verbintenis
scheppende of andere overeenkomsten. Art. 6:217 bw omschrijft de totstandkoming
overeenkomst;
1. iemand doet een aanbod
2. een andere aanvaardt het aanbod
als iemand een aanbod heeft gedaan, dan kan hij dit herroepen (intrekken). Wanneer er een
termijn in het aanbod is aangegeven kan het aanbod niet meer worden ingetrokken. (6:219
lid 1 bw) Als het aanbod niet binnen het termijn in aanvaart is het aanbod niet meer geldig.
Op het moment dat het aanbod is aanvaart kan er geen herroeping meer plaatsvinden,
behalve bij een vrijblijvend aanbod. Een aanbod is vrijblijvend wanneer er niet meteen een
overeenkomst tot stand komt. Denk aan “op is op”.
Naast herroeping kan een aanbod ook vervallen. (art. 6:221 bw). De enige manieren dat een
aanbod kan vervallen is na het termijn wat in het aanbod is aangegeven of als iemand nee
zegt. NIET bij overlijden of als iemand handelingsonbekwaam wordt. Art. 6 223 lid 1 BW
bepaald 3 manieren dat bij een te late aanvaarding wel een overeenkomst tot stand kan
komen.
1. op voorwaarden dat de aanbieder meteen laat weten dat hij de aanvaarding
accepteert.
, 2. Onduidelijk termijn (10 werkdagen- 10 kalenderdagen)
3. Als het aan de aanbieder ligt dat de aanvaarding te laat bij hem aankomt.
Wanneer iemand het aanbod wilt aanvaarden maar met aanpassingen, geldt dit als een
nieuw aanbod. Afwijkende aanvaarding, art. 6:225 BW
Voldoende bepaalbaar: het moet voldoende duidelijk zijn over de verplichtingen die de
partijen hebben door het sluiten van een overeenkomst.
Bij een verbintenisscheppende/ obligatoire overeenkomst ontstaat er een verbintenis tussen
partijen. (ik betaal collegegeld en school bied onderwijs aan). Deze verbintenis ontstaat dus
door het sluiten van een overeenkomst.
Een voorbeeld van een andere overeenkomst is het aangaan van een huwelijk. Dit is ene
overeenkomst waar geen verbintenis uit voort vloeit.
Eenzijdige overeenkomst: hierbij schept slechts voor een van beide partijen een verplichting,
bijvoorbeeld: schenkingsovereenkomst.
Meerzijdige/wederkerige overeenkomst: partijen hebben beide een verplichting tegenover
elkaar.
Rechtsgevolgen van overeenkomsten
Wanneer partijen een overeenkomst aangaan, hebben ze de bedoeling om een rechtsgevolg
tot stand te brengen. Dus moet de overeenkomst de rechtsgevolgen hebben die de partijen
zijn overeengekomen. Daarnaast moet gekeken worden naar:
1. De wet
2. Gewoonte
3. Eisen van redelijkheid en billijkheid. (= ongeschreven normen die mensen normaal en
rechtvaardig vinden)
Door onvoorziene omstandigheden kan de rechter op verzoek van 1 van de partijen de
overeenkomst wijzigen of geheel ontbinden (denk aan coronacrisis).
Handelingsbekwaamheid
volgens art. 3:32 lid 1 bw is ieder natuurlijk persoon bekwaam tot het verrichten van
rechtshandelingen, tenzij de wet anders bepaald.
Je bent handelingsonbekwaam wanneer je minderjarig bent of onder curatele staat. Art.
1:123 BW
Handelingsbevoegdheid: naast handelingsbekwaamheid heb je ook beschikkingsbevoegd.
Een voorbeeld van beschikkingsbevoegd is wanneer een eigenaar van een bedrijf zijn zaak
wilt verkopen. Je moet dus eigenaar zijn van iets om hier bevoegd te zijn. Als je een laptop
steelt en wilt verkopen ben je dus altijd beschikkingsbevoegd.
Hbo Rechten
Hogeschool Leiden
Toets: 13 maart
40 MC-vragen
2 open vragen
Week 1, Hoofdstuk 1 & 2
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
In het verbintenissenrecht staat de rechtsrelatie tussen personen onderling centraal. Een
huurovereenkomst is bijvoorbeeld een rechtsrelatie, of te wel verbintenis genoemd.
Naast verbintenissenrecht heb je ook goederenrecht. Er is sprake van goederenrecht
wanneer er een rechtsrelatie/rechtsverhouding is tussen persoon en goed. (Ik met mijn
scooter).
Naast deze twee rechtsgebieden heb je ook nog vermogensrecht. Dit rechtsgebied regelt de
verhoudingen die op geld waardeerbaar zijn tussen burgers onderling.
Privaatrecht: burgers onderling
Publiekrecht: relatie tussen burger en overheid.
Natuurlijk persoon: Een mens van vlees en bloed.
Rechtspersoon: Hier staat een persoon volgens de wet gelijk aan een natuurlijk persoon.
Bijvoorbeeld bedrijf of stichting.
Een verbintenis is ene rechtsrelatie tussen 2 personen waarbij de ene partij verplicht is om
een prestatie te leveren en de andere partij hier recht op heeft. Degene die iets moet leveren
of presteren wordt de schuldenaar genoemd. Degene die recht heeft op de prestatie wordt
de schuldeiser genoemd.
Rechtsfeiten:
Gewone feiten: feiten zonder dat er een rechtsgevolg ontstaat zoals een appje sturen.
Rechtsfeit: Feiten met een rechtsgevolg.
Blote rechtsfeiten: Geen handeling maar wel een rechtsgevolg. Rechtsfeiten waar geen
menselijk handelingen bij nodig zijn. Waar je niks aan kan doen, zoals overlijden of ouder
worden etc.
, Rechtens relevante handelingen
Feitelijke handelingen: handelingen die wel rechtsgevolgen hebben maar niet de bedoeling
zijn. (fietsongeluk)
Rechtshandeling: handelingen die uitdrukkelijk gericht zijn op het gerechtsgevolg.
Bij een rechtshandeling moet de handelende persoon het oogmerk (de bedoeling) hebben
om het rechtsgevolg tot stand te brengen. Naast heb hebben van het oogmerk moet de
handelende persoon ook een wilsuiting hebben. Dit houdt in dat er duidelijk moet zijn dat de
handelende persoon de wil heeft om het rechtsgevolg tot stand te brengen.
Rechtshandelingandelingen:
Bij eenzijdige rechtshandeling wordt het rechtsgevolg tot stand gebracht door 1 persoon,
bijvoorbeeld: opstellen van testament. Voor een meerzijdige rechtshandeling is het
noodzakelijk dat twee personen de wil hebben om het rechtsgevolg tot stand te brengen.
Een eenzijdige rechtshandeling kan verdeeld worden tussen persoonsgerichte handelingen
en niet-persoonlijke gerichte. Bij persoonsgerichte handelingen wordt bijvoorbeeld verstaan
het opzeggen van de huur. Dit is een eenzijdige handeling, er is sprake van een
rechtsgevolg en is persoonsgericht omdat de huur opgezegd moet worden bij een specifiek
iemand (de verhuurder).
Een geboorteaangifte is ene voorbeeld van een niet-persoonlijke gerichte handeling omdat
dit bij de gemeente moet maar niet uitmaakt welke ambtenaar dit behandeld.
Overeenkomsten
Een overeenkomst is een meerzijdige rechtshandeling, waarbij een of meer partijen een
verbintenis aangaan. Overeenkomsten kunnen onderverdeeld worden in verbintenis
scheppende of andere overeenkomsten. Art. 6:217 bw omschrijft de totstandkoming
overeenkomst;
1. iemand doet een aanbod
2. een andere aanvaardt het aanbod
als iemand een aanbod heeft gedaan, dan kan hij dit herroepen (intrekken). Wanneer er een
termijn in het aanbod is aangegeven kan het aanbod niet meer worden ingetrokken. (6:219
lid 1 bw) Als het aanbod niet binnen het termijn in aanvaart is het aanbod niet meer geldig.
Op het moment dat het aanbod is aanvaart kan er geen herroeping meer plaatsvinden,
behalve bij een vrijblijvend aanbod. Een aanbod is vrijblijvend wanneer er niet meteen een
overeenkomst tot stand komt. Denk aan “op is op”.
Naast herroeping kan een aanbod ook vervallen. (art. 6:221 bw). De enige manieren dat een
aanbod kan vervallen is na het termijn wat in het aanbod is aangegeven of als iemand nee
zegt. NIET bij overlijden of als iemand handelingsonbekwaam wordt. Art. 6 223 lid 1 BW
bepaald 3 manieren dat bij een te late aanvaarding wel een overeenkomst tot stand kan
komen.
1. op voorwaarden dat de aanbieder meteen laat weten dat hij de aanvaarding
accepteert.
, 2. Onduidelijk termijn (10 werkdagen- 10 kalenderdagen)
3. Als het aan de aanbieder ligt dat de aanvaarding te laat bij hem aankomt.
Wanneer iemand het aanbod wilt aanvaarden maar met aanpassingen, geldt dit als een
nieuw aanbod. Afwijkende aanvaarding, art. 6:225 BW
Voldoende bepaalbaar: het moet voldoende duidelijk zijn over de verplichtingen die de
partijen hebben door het sluiten van een overeenkomst.
Bij een verbintenisscheppende/ obligatoire overeenkomst ontstaat er een verbintenis tussen
partijen. (ik betaal collegegeld en school bied onderwijs aan). Deze verbintenis ontstaat dus
door het sluiten van een overeenkomst.
Een voorbeeld van een andere overeenkomst is het aangaan van een huwelijk. Dit is ene
overeenkomst waar geen verbintenis uit voort vloeit.
Eenzijdige overeenkomst: hierbij schept slechts voor een van beide partijen een verplichting,
bijvoorbeeld: schenkingsovereenkomst.
Meerzijdige/wederkerige overeenkomst: partijen hebben beide een verplichting tegenover
elkaar.
Rechtsgevolgen van overeenkomsten
Wanneer partijen een overeenkomst aangaan, hebben ze de bedoeling om een rechtsgevolg
tot stand te brengen. Dus moet de overeenkomst de rechtsgevolgen hebben die de partijen
zijn overeengekomen. Daarnaast moet gekeken worden naar:
1. De wet
2. Gewoonte
3. Eisen van redelijkheid en billijkheid. (= ongeschreven normen die mensen normaal en
rechtvaardig vinden)
Door onvoorziene omstandigheden kan de rechter op verzoek van 1 van de partijen de
overeenkomst wijzigen of geheel ontbinden (denk aan coronacrisis).
Handelingsbekwaamheid
volgens art. 3:32 lid 1 bw is ieder natuurlijk persoon bekwaam tot het verrichten van
rechtshandelingen, tenzij de wet anders bepaald.
Je bent handelingsonbekwaam wanneer je minderjarig bent of onder curatele staat. Art.
1:123 BW
Handelingsbevoegdheid: naast handelingsbekwaamheid heb je ook beschikkingsbevoegd.
Een voorbeeld van beschikkingsbevoegd is wanneer een eigenaar van een bedrijf zijn zaak
wilt verkopen. Je moet dus eigenaar zijn van iets om hier bevoegd te zijn. Als je een laptop
steelt en wilt verkopen ben je dus altijd beschikkingsbevoegd.
