Hbo- Rechten
Jaar 1
Periode 2
,Inhoudsopgave
Week 1 les 1 & 2............................................................................................................................................ 4
Elk willekeurig feit op de juiste plaats in het rechtsfeitenschema onderbrengen...............................................4
Onderscheid maken tussen de overeenkomst en de onrechtmatige (ongeluk) daad..........................................4
Benoemen of rechtshandelingen eenzijdig of meerzijdig zijn..............................................................................4
Benoemen of overeenkomsten eenzijdig of wederkerig zijn................................................................................5
Aangeven wat wilsontbreken is en dit combineren met gerechtvaardigd vertrouwen.......................................5
Aangeven wat wilsgebreken zijn en hoe in dat geval de overeenkomst te vernietigen is...................................5
Aangeven wat handelingsonbekwaamheid is en hoe in dat geval de overeenkomst te vernietigen is...............5
Aangeven wat het verschil is tussen nietigheid en vernietigbaarheid.................................................................6
De factoren benoemen die de inhoud van de overeenkomst bepalen.................................................................6
Week 2 les 1 & 2............................................................................................................................................ 7
Benoemen wat de voorwaarden van nakoming, schadevergoeding, opschorting en ontbinding zijn................7
De voorwaarden van verzuim toepassen op een casus.......................................................................................8
De vijf voorwaarden opsommen waaraan moet zijn voldaan alvorens er rechtsgevolgen voortvloeien uit een
onrechtmatige daad.............................................................................................................................................9
De drie onrechtmatigheidsgronden opsommen en toepassen............................................................................9
Het leerstuk van de causaliteit uitleggen, in het bijzonder de onderdelen ‘condicio sine qua non’ en ‘redelijke
toerekening’.........................................................................................................................................................9
Het relativiteitsbeginsel uitleggen en dit toepassen............................................................................................9
Week 3 les 1 & 2.......................................................................................................................................... 10
De basisbegrippen van het goederenrecht omschrijven....................................................................................10
Aangeven wat het verschil is tussen absolute en relatieve rechten..................................................................12
Het onderscheid tussen volledige en beperkte rechten benoemen...................................................................12
Aangeven welke beperkte rechten er zijn..........................................................................................................13
Uitleggen wat eigendom, bezit en houderschap betekenen..............................................................................13
Uitleggen wat de bevoegdheden zijn van een eigenaar....................................................................................13
De wijzen van eigendomsverkrijging benoemen................................................................................................14
De wijzen van bezitsverkrijging en bezitsverlies benoemen..............................................................................14
Aangeven wanneer er sprake is van middellijk of onmiddellijk bezit/houderschap..........................................14
Week 4 les 1 & 2.......................................................................................................................................... 15
Aangeven hoe goederen onder algemene titel en onder bijzondere titel worden verkregen...........................15
............................................................................................................................................................................15
De vereisten voor een geldige eigendomsoverdracht benoemen en toepassen...............................................15
Uitleggen hoe registergoederen geleverd worden............................................................................................16
Uitleggen hoe roerende zaken (niet-registergoederen) geleverd worden.........................................................16
Uitleggen hoe vorderingen op naam geleverd worden (cessie)........................................................................16
, De voorwaarden aangeven voor een geslaagd beroep op derde bescherming en kun je deze toepassen.......17
Benoemen wat zekerheidsrechten zijn...............................................................................................................17
Omschrijven wat een recht van hypotheek is....................................................................................................17
De vestigingseisen van het recht van hypotheek aangeven..............................................................................18
Aangeven hoe een hypotheekrecht eindigt.......................................................................................................18
Belangrijke begrippen.................................................................................................................................. 18
Belangrijke wetten....................................................................................................................................... 18
Proeftoets.................................................................................................................................................... 23
Antwoorden................................................................................................................................................ 29
, Week 1 les 1 & 2
Literatuur: praktische verbintenissenrecht
Hoofdstuk 1.
Hoofdstuk 2. 2.1 t/m par 2.1.
Hoofdstuk 2. 2.3 t/m par 2.4.
Hoofdstuk 3.
Elk willekeurig feit op de juiste plaats in het rechtsfeitenschema
onderbrengen.
Rechtfeiten
Blote rechtsfeiten Menselijke handelingen
Feitelijke handelingen Rechts- handelingen
Rechtsfeiten: het recht verbindt er gevolgen aan (feiten die rechtsgevolgen hebben).
Blote rechtsfeiten: rechtsfeiten waar geen menselijk handelen aan te pas komt (geboren
worden of komen te overleiden).
Menselijke handelingen: rechtsfeiten waar wel menselijk handelen aan te pas komt.
Feitelijke handelingen: rechtsgevolgen niet beoogd (een ongeluk). De onrechtmatige
(ongeluk) daad is een voorbeeld van een feitelijke handeling.
Rechts- handelingen: rechtsgevolgen beoogd (het kopen van een tweedehands fiets op
marktplaats.
Onderscheid maken tussen de overeenkomst en de onrechtmatige
(ongeluk) daad.
Is de rechtshandeling wel of niet bedoeld.
Overeenkomst: de rechtshandeling was wel bedoeld
Onrechtmatige (ongeluk) daad: de rechtshandeling was niet bedoeld.
Benoemen of rechtshandelingen eenzijdig of meerzijdig zijn.