1 Inleiding
1.1 gebiedsomschrijving
Sociologie bestaat ongeveer 100 jaar.
Definitie (van Gordon Allport): de wetenschappelijke studie van de manier
waarop gedachten, gevoelens en handelingen van de mens beïnvloed
worden door feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde aanwezigheid van
andere mensen.
Aspecten van de definitie:
- Een wetenschappelijke studie: gaat niet over mensen kennis maar
over iets systematisch onderzoeken. Beweringen die empirisch
getoetst kunnen worden. Men heeft 3 onderzoeksmethoden:
o Begrijpende methode: we analyseren iets specifiek,
gevalstudie, systematischer dan intuïtieve benadering, (nadeel
= subjectiviteit).
o Correlationele methode: dingen in
verband brengen maar niet manipuleren
dus er is geen oorzakelijk verband.
o Experimentele methode: maakt het
mogelijk om te onderzoeken of een
bepaalde variabele invloed heeft op een
andere, we manipuleren de
onafhankelijke variabele dus we kunnen
een causaal verband aantonen.
o => je moet onderzoeken voordat je een
hypothese een feit kan maken =
empirische cyclus.
- Gedachten, gevoelens en handelingen van mensen: sociale
psychologen houden zicht niet alleen bezig met waarneembaar
gedrag maar ook hoe mensen hun voelen.
o A-B-C model: affectieve component,
behaviour/gedragscomponent en cognitieve component.
o Context heeft invloed op alles (direct/indirect).
- Feitelijke, voorgestemde of geïmpliceerde aanwezigheid van
anderen:
o Feitelijke/directe aanwezigheid: rechtstreeks beïnvloed worden
door iemand in dezelfde ruimte (iemand in de trein kijkt je raar
aan dus je voelt je ongemakkelijk).
1.1 gebiedsomschrijving
Sociologie bestaat ongeveer 100 jaar.
Definitie (van Gordon Allport): de wetenschappelijke studie van de manier
waarop gedachten, gevoelens en handelingen van de mens beïnvloed
worden door feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde aanwezigheid van
andere mensen.
Aspecten van de definitie:
- Een wetenschappelijke studie: gaat niet over mensen kennis maar
over iets systematisch onderzoeken. Beweringen die empirisch
getoetst kunnen worden. Men heeft 3 onderzoeksmethoden:
o Begrijpende methode: we analyseren iets specifiek,
gevalstudie, systematischer dan intuïtieve benadering, (nadeel
= subjectiviteit).
o Correlationele methode: dingen in
verband brengen maar niet manipuleren
dus er is geen oorzakelijk verband.
o Experimentele methode: maakt het
mogelijk om te onderzoeken of een
bepaalde variabele invloed heeft op een
andere, we manipuleren de
onafhankelijke variabele dus we kunnen
een causaal verband aantonen.
o => je moet onderzoeken voordat je een
hypothese een feit kan maken =
empirische cyclus.
- Gedachten, gevoelens en handelingen van mensen: sociale
psychologen houden zicht niet alleen bezig met waarneembaar
gedrag maar ook hoe mensen hun voelen.
o A-B-C model: affectieve component,
behaviour/gedragscomponent en cognitieve component.
o Context heeft invloed op alles (direct/indirect).
- Feitelijke, voorgestemde of geïmpliceerde aanwezigheid van
anderen:
o Feitelijke/directe aanwezigheid: rechtstreeks beïnvloed worden
door iemand in dezelfde ruimte (iemand in de trein kijkt je raar
aan dus je voelt je ongemakkelijk).