Samenvatting logistiek

1 Stelling: In de logistiek gaat het uitsluitend om de goederenstroom. A. Juist B. Onjuist

Antwoord: B. Onjuist

Stelling I: Logistiek is gericht op het verhogen van de kwaliteit (klanttevredenheid) en het beheersen van de bijbehorende kosten. Stelling II: Logistiek is gericht op het logisch inrichten van een bedrijf. A. Beide stellingen zijn juist. B. Stelling I is juist en stelling II is onjuist. C. Stelling I is onjuist en stelling II is juist. D. Beide stellingen zijn onjuist.

Antwoord: B. Stelling I is juist en stelling II is onjuist.

Logistiek houdt zich met betrekking tot de goederenstroom bezig met de A. reclame van de goederen B. besturing van de goederenstroom C. verkoop van de goederen D. technische samenstelling van de goederen

Antwoord: B. besturing van de goederenstroom

Een dienst 'kan niet op jouw voet vallen'. We noemen dit A. heterogeniteit B. vergankelijkheid C. ontastbaarheid D. interactieve consumptie

Antwoord: C. ontastbaarheid

Stelling: Bij de laagste kosten realiseert logistiek een optimale kwaliteit. A. Juist B. Onjuist

Antwoord: B. Onjuist

Windows 8 lijkt goed te gaan verkopen. Een winkelier besluit gevoelsmatig om extra voorraad in te kopen. Van welke vorm van vraagvoorspelling is dit een voorbeeld? a. intuïtieve vraagvoorspelling b. causale vraagvoorspelling c. kwalitatieve vraagvoorspelling d. voorspelling op basis van een tijdreeksmodel

Antwoord: a. intuïtieve vraagvoorspelling

Stelling: Wanneer een leverancier zijn producten zonder tussenkomst van een winkel aan de consument levert, is sprake van een indirecte levering. A. Juist B. Onjuist

Antwoord: B. Onjuist

Stelling: We spreken over een pullstrategie als goederen door de producent op voorraad worden gemaakt om aan winkelbedrijven te leveren. A. Juist B. Onjuist

Antwoord: B. Onjuist

Een meubelfabrikant heeft zijn logistiek proces ingericht op basis van een pullstrategie. Wat betekent dit? A. Het klantenorderontkoppelpunt ligt vlak bij de klant aan het eind van de logistieke keten. B. De fabrikant levert de meubelen op voorraad aan de winkels, waar de klant zijn meubelen kan kopen en direct meenemen. C. De fabrikant zal de meubelen pas gaan produceren zodra de bestelling van de klant is ontvangen. D. In het traject van de fabrikant naar de consument op verschillende plaatsen voorraden gereed product zijn opgebouwd.

Antwoord: C. De fabrikant zal de meubelen pas gaan produceren zodra de bestelling van de klant is ontvangen.

Welk risico is het gevolg van een pullstrategie? A. dat een vraagvoorspelling niet nodig is B. dat het marketinginstrument promotie geen rol speelt C. dat ondernemers zeker zijn van de verkoop van hun producten D. dat ondernemers een groter risico lopen op niet verkochte voorraden

Antwoord: D. dat ondernemers een groter risico lopen op niet verkochte voorraden

Waarom wordt tegenwoordig vaak over ‘van zand tot zand’ gesproken i.p.v. over ‘van zand tot klant’? A. Logistiek gaat steeds meer over niet-tastbare producten B. De klant is minder belangrijk geworden. C. De gehele kringloop inclusief retourlogistiek (reverse logistics) moet in beschouwing genomen worden. D. De gehele kringloop inclusief fysieke distributie (physical distribution) moet in beschouwing genomen worden.

Antwoord: C. De gehele kringloop inclusief retourlogistiek (reverse logistics) moet in beschouwing genomen worden.

Wat maakt GEEN deel uit van het fysieke distributiesysteem? A. Voorraadbeheer gereed product B .Voorraadbeheer grondstoffen/hulpstoffen C. Magazijnen en depots D. Transport

Antwoord: B .Voorraadbeheer grondstoffen/hulpstoffen

Wat is logistiek gezien het grootste verschil tussen een stoffelijk product, bijvoorbeeld een laptop, en een dienst, bijvoorbeeld een knipbeurt bij de kapper? A. De prijs van een laptop ligt over het algemeen hoger dan een knipbeurt bij de kapper B. Het is lastiger om een dienst van de juiste kwaliteit te leveren dan om een goede laptop te leveren. C. Een dienst hoeft niet op tijd geleverd te worden en een stoffelijk product wel. D. Een dienst kun je niet op voorraad maken en een stoffelijk product wel.

Antwoord: D. Een dienst kun je niet op voorraad maken en een stoffelijk product wel.

In welke situatie ligt het KOOP het meest stroomopwaarts? A. Een klant pakt een voorverpakte, diepvries pizza uit het vriesvak in de supermarkt. B. Een klant bestelt een pizzapunt die wordt opgewarmd en daarna aan hem gegeven. C. Smit havensleepdiensten bestelt een 2e serie van 5 sleepboten. D. Shell bestelt een olieplatform bij een scheepswerf.

Antwoord: D. Shell bestelt een olieplatform bij een scheepswerf.

Welke van de volgende uitspraken is waar? A. Naarmate het KOOP meer stroomopwaarts ligt, nemen de risicokosten van de vaste activa en de voorraden af. B. Naarmate het KOOP meer stroomopwaarts ligt, nemen de risicokosten van de vaste activa en de voorraden toe. C. Naarmate het KOOP meer stroomopwaarts ligt nemen de risicokosten van de voorraden toe en van de vaste activa af. D. Naarmate het KOOP meer stroomopwaarts ligt nemen de risicokosten van de voorraden af en van de vaste activa toe.

Antwoord: D. Naarmate het KOOP meer stroomopwaarts ligt nemen de risicokosten van de voorraden af en van de vaste activa toe.