1. Inleiding
De ethiek is opgedeeld in descriptieve en normatieve ethiek.
De normatieve ethiek bestaat uit 2 hoofdstromingen:
- Teleologische ethiek: (Griekse telos —> doel) => consequentialisme
Verdere moraal staat ten dienste van een hoger doel (bv meest menselijk geluk).
Morele gehalte van een daad is gemeten aan de had van de gevolgen ervan.
- Deontologische ethiek: (Griekse deon —> plicht) => niet-consequentialisme
Gedrag is ‘goed’ of ‘slecht’ onafhankelijk v/d menselijke wensen.
Ethiek = afweging van waarden in licht van argumentatiemodellen.
—> medische verheldering - re ectieproces omzetten naar praktijk.
Ethos: toets met gewoonten en zeden (handelen overeenkomstig).
Jeremy Bentham (1748-1832): grondlegger utilitarisme (act-U).
Utilitarisme (consequentialisme) = het kiezen van de actie of sociale beleid dat de beste
consequenties voor iedereen betrokken heeft => zoveel mogelijk plezier en weinig pijn.
Utiliteitsprincipe: grootste geluk voor het grootste aantal mensen.
—> kwantitatief bepalen: intensiteit, duur, zekerheid, morale balans, geld als maatstaf, …
Voordelen: prima facie (gebaseerd op eerste indruk) spoort deze argumentatietheorie met:
algemeen aanvoelen; nastreven maximum well-being; gelijkheidsbeginsel (elke burger
gelijke rechten en behandeling).
Tegenargumenten: niet te rijmen met gerechtigheid en (mensen)rechten; sluit vroegere
reden uit.
Utilitarisme vraagt teveel van de mensen en blaast persoonlijke relaties op.
Nadelen: niet in overeenstemming met mensenrechten; vraagt teveel van mensen;
iedereen zou moeten heroïsch en heilig zijn; gelijkheidsbeginsel (principe dat elke burger
gelijk is) is te onpersoonlijk.
John Stuart Mills (1806-1873): grondlegger van rule utilitarisme.
Act utilitarisme (Bentham): alleen de consequenties worden genomen als criteria voor
moreel juist handelen —> veel kritiek want bracht onacceptabele implicaties mee.
Meerderheid heeft absolute macht en minderheid wordt opgeo erd.
Rule utilitarisme (Mills): evolueerde uit act utilitarisme. Principe van het grootste geluk
maar beperkt het consequentiecriterium —> grootste geluk voor de grootste groep
bereiken via vooraf geformuleerde regels waaraan handelingen moeten voldoen. ‘Principle
of harm’ —> stelt dat handeling alleen juist kan zijn als andere mensen geen leed wordt
aangedaan, zelfs niet als het geluk van groep maximaliseert.
Vinden oorsprong in utilitarisme:
Quality-adjusted life year (QALY): een extra levensjaar in goede gezondheid.
1
fl ff
, Disability-adjusted life years (DALY): levensjaren gecorrigeerd poor beperkingen; maat
voor de totale last die ontstaat door ziektes.
Immanuel Kant (1724-1804): autonomie / zelfwetgeving —> mens kan door de rede zelf
bepalen wat moreel goed is => een handeling is moreel goed als deze voorkomt uit plicht.
Categorisch imperatief: gebod met algemene, universele geldigheid —> gebod waarvan
iedereen zou wensen dat anderen zich eraan houden.
Categorisch: norm niet afhankelijk van tijd en plaats, gelt onvoorwaardelijk.
Imperatief: handelingsvoorschrift of verplichte regel.
2 vormen:
- Universaliseringsbeginsel: handel alleen via de maxime waarvan je tegelijkertijd zou
willen dat ze een algemene wet wordt.
- Wederkkerigheidsbeginsel: handel zodat je de mensheid, zowel in je eigen persoon als
in de persoon van ieder ander, tegelijkertijd altijd ook als doel en nooit enkel als middel
gebruikt —> wat je niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet.
Kritiek op kant: vormen alle weten volgens de categorische imperatief een eenduidig en
consistent stelsel van normen? Blijft te rigide vasthouden aan bepaalde morele regels,
zonder oog te hebben voor negatieve gevolgen van een handeling.
Virtue theory / deugdethiek (teleologisch): focust niet op consequenties noch morale
regels —> wel op karakter en motivatie; wat maakt een mens deugdelijk => handelen met
als doel om jijzelf en de mensen om je heen gelukkig te maken.
Voordelen: meer persoonlijk; ondersteunt goed-doen, vriendschap, eerlijkheid, liefde;
adaptief, niet-regelgebonden.
Nadelen: niet universeel karakter van ‘deugden’ (= positieve persoonlijke kwaliteiten).
Bio-ethiek = tak van moraalwetenschap die zich bezighoudt met de ethische aspecten
van menselijke ingrepen in het menselijk leven.
Medische ethiek = nadenken over een zo goed mogelijke uitvoering van de geneeskunde,
en waarbij ethische vragen gesteld worden.
Principlisme: Tom Beauchamp en James Childress (eind 1970); klinische benadering voor
het maken van ethische beslissingen op basis van de 4 morale principes.
4 principes:
- Autonomy: keuze aanbieden, maken en doorzetten onafhankelijk van anderen =>
zelfbeschikkingsrecht: het kunnen en mogen maken van eigen keuzes.
- Bene cience: goed doen
- Non-male cience: primum non nocre ( rst, do no harm); niet voorziene gevolgen,
voorziene gevolgen (gewilde en ongewilde).
- Justice: faire behandeling (gelijkheid, noodzaak, verdienste en wensen).
Verhouding bene cience en non-mali cience:
Je mag geen schade doen > je moet schade voorkomen (preventie) > je moet schade
wegnemen > je moet goed doen.
2
fi fi fi fifi