Module onderzoek en behandeling I (Onder)
Les1: Bekken
1. Ruit van Michaelis en trigogum sacrale
Trigogum sacrale: SIPS+ Craniale bilnaad
Ruit van Michaelis : SIPS+ Processus spinosus L5 + craniale bilnaad (→ beter zichtbaar bij vrouwen
door de lumbale lordose)
2. Referentiepunten
• L3-L4: Navel → Bij dikkere patiënt zal de navel lager liggen
• L4-L5: hoogste punt van de crista iliaca
• Processus spinosus S2: onderrand SIPS
3. Referentiepunten waarnemen
3.1 Crista iliaca
• Patiënt staat recht en therapeut gaat achter patiënt gaan zitten op hoogte van het bekken
• Bekken vast nemen, naar boven gaan tot je eraf glijdt
3.2 SIPS
• Patiënt staat voor de therapeut , therapeut zit achter de patiënt neer t.h.v. bekken
• Makkelijk te zien door kuiltjes → beter in zijlig
• Patiënt naar voor laten buigen terwijl je bekken blijft vasthouden
4. Botten en ligamenten
4.1 SIAS t.h.v. S1
• Patiënt ligt op de rug, zorg dat tafel op juiste hoogte staat
• Liesplooi naar latero-craniaal
1
, Om de onderkant van de SIAS te bepalen:
1. Zijkant duim onder SIAS
2. Vingers achter bekken
3. Naar posterieur drukken → oorsprong M. Sartorius en M. Tensor fascia lata
4. Palperen met wijsvingers
4.2 SIAI (NIET KENNEN)
• Ruimte tussen M.Sartorius en M. Tensor fascia lata
• Passieve flexie eis vaak moeilijk en pijnlijk
4.3 SIPI (NIET KENNEN)
• Bijna nooit palperen
4.4 Tuberculum pubicum
• Liesplooi naar caudo-mediaal volgen
• Geen volle blaas ! 😊
4.5 Tuber ischiadicum
Buiklig:
• Op de buik liggen
• Palpeer tuber van de andere zijde
• Palperen naar midden toe
Zijlig:
• Patiënt op zij liggen
• Benen optrekken
• Ene hand SIPS andere tuber
Op de zij makkelijker, omdat de heup dan niet wordt bedekt door M. Gluteus Maximus !
2
Les1: Bekken
1. Ruit van Michaelis en trigogum sacrale
Trigogum sacrale: SIPS+ Craniale bilnaad
Ruit van Michaelis : SIPS+ Processus spinosus L5 + craniale bilnaad (→ beter zichtbaar bij vrouwen
door de lumbale lordose)
2. Referentiepunten
• L3-L4: Navel → Bij dikkere patiënt zal de navel lager liggen
• L4-L5: hoogste punt van de crista iliaca
• Processus spinosus S2: onderrand SIPS
3. Referentiepunten waarnemen
3.1 Crista iliaca
• Patiënt staat recht en therapeut gaat achter patiënt gaan zitten op hoogte van het bekken
• Bekken vast nemen, naar boven gaan tot je eraf glijdt
3.2 SIPS
• Patiënt staat voor de therapeut , therapeut zit achter de patiënt neer t.h.v. bekken
• Makkelijk te zien door kuiltjes → beter in zijlig
• Patiënt naar voor laten buigen terwijl je bekken blijft vasthouden
4. Botten en ligamenten
4.1 SIAS t.h.v. S1
• Patiënt ligt op de rug, zorg dat tafel op juiste hoogte staat
• Liesplooi naar latero-craniaal
1
, Om de onderkant van de SIAS te bepalen:
1. Zijkant duim onder SIAS
2. Vingers achter bekken
3. Naar posterieur drukken → oorsprong M. Sartorius en M. Tensor fascia lata
4. Palperen met wijsvingers
4.2 SIAI (NIET KENNEN)
• Ruimte tussen M.Sartorius en M. Tensor fascia lata
• Passieve flexie eis vaak moeilijk en pijnlijk
4.3 SIPI (NIET KENNEN)
• Bijna nooit palperen
4.4 Tuberculum pubicum
• Liesplooi naar caudo-mediaal volgen
• Geen volle blaas ! 😊
4.5 Tuber ischiadicum
Buiklig:
• Op de buik liggen
• Palpeer tuber van de andere zijde
• Palperen naar midden toe
Zijlig:
• Patiënt op zij liggen
• Benen optrekken
• Ene hand SIPS andere tuber
Op de zij makkelijker, omdat de heup dan niet wordt bedekt door M. Gluteus Maximus !
2