DOEL: de verschillende soorten mossen kunnen herkennen
➔ op het examen zal je afbeeldingen krijgen die je zo goed mogelijk moet indelen
Deel 1: Algemene kenmerken
• Oudste groep v/d landplanten
➔ beste idee van hoe het allemaal begonnen is
• Thalleus lichaam of met stengeltjes en blaadjes
• Geen echte wortels, maar vaak rhizoïden
➔ liggen als het ware gewoon op de grond, zo los te trekken
• in dichte, zachte kussens laag bij het substraat waarop ze groeien
➔ hebben nood aan water voor onder andere bevruchting (reden kussenvorm)
• Hebben sporenkapsels
• Hebben een zwak gedifferentieerd geleidingsweefsel
➔ Hydroïden: dikwandige cellen
➔ Leptoïden: dunwandige cellen
• Vegetatieve voortplanting (fragmentatie of broedknoppen)
• Fossiel bekend vanaf het Boven-Devoon
• Is een parafyletische groep die 3 monofiletische groepen bevat:
1. Levermossen
2. Hauwmossen
3. Bladmossen
thalleus vs
stengeltjes DICHOTOME
VERTAKKING
,Mossen: Poikilohydrie
* Poikilohydrie : hebben een milieu-afhankelijk watergehalte
➔ sterven niet als ze uitdrogen, ze hebben water nodig, maar ze kunnen zonder
overleven, het herleeft zodra het water krijgt
Vb.: Duinsterretjes
BEVOCHTIGT PERIODE VAN DROOGTE
Snelle overgang
Mossen als componenten in natuurlijke ecosystemen
Pioniers in verschillende milieus
➢ De toendra
➔ zone waar geen bomen en bloemplanten staan
➔ wel een goed ontwikkelde moslaag
➢ Bossen
➔ bedekken de onderkant van bomen etc (niet hoog – luchtvochtigheid)
➔ houden water vast, waardoor zwammen op die plaats hun vruchtlichaam
(paddenstoel) kunnen vormen
Epifyten
➔ kunnen tot hoog i/d kruin groeien als de luchtvochtigheid goed genoeg is
Buffers
➔ houden CO2 en water vast
Voorbeeld: Veenmossen
, Veenmossen spelen een belangrijke rol bij de vorming van venen (koude, oligotrofe
gebieden)
➔ kunnen veel water opnemen
➔ scheiden een bep. stof af, waardoor er weinig bacteriën etc. aanwezig zijn om dood
materiaal af te breken
Andere planten kunnen in de mossen wortelen ➔ vormen eilandjes die niet verankerd
zijn
* oligotrofe gebieden: voedselarme gebieden
➔ er is maar (zeer) weinig beschikbare minerale voedingsstoffen aanwezig
Bedreiging: het kan uitdrogen (klimaatverandering) en eutroficatie (teveel CO2)
➔ PROBLEEM: de Veenmossen spelen een hoofdrol in het bufferen van klimaat, maar
zijn nu aan het aftakelen, maar het is een zeer fragiel biotoop