Samenvatting module 2: anatomie- bloed

Lesdoelen bloed
 wat bloed is, waar het uit bestaat, hoeveel bloed een mens heeft en wat de functies
van het bloed zijn
 wat plasma is en wat serum is, welke eiwitten het plasma bevat en wat de
belangrijkste taken van het plasma zijn
 Hoe de bloedvorming gebeurt
 Wat de functie van glucose is in het plasma en hoe de glycemie constant wordt
gehouden
 Hoe de vetten worden getransporteerd in het bloed
 Wat de functie van de verschillende eiwitten in het bloed is
 Hoe de natriëmie en kaliëmie worden beïnvloed
 Hoe CO2 en O2 in ons lichaam wordt vervoerd
 Wat de belangrijkste buffer in ons bloed is en hoe die deze functie waarmaakt
 Wat de belangrijkste functies zijn van de organische en anorganische bestanddelen in
het bloed
 De verschillende cellen in het bloed kennen, hun aantal en hun functie
 De volgende begrippen kennen: serum, plasma, hematocriet, sedimentatie
 De zuurstof dissociatie curve en koolzuurgas dissociatie curve kunnen schetsen en
interpreteren
 De volgende begrippen kennen: Bohr effect, Haldane effect
 Hoe de erythropoëse, hemolyse, hemostase en fibrinolyse in haar werk gaat
 Hoe de bloedstolling in haar werk gaat
 Wat bloedgroepen zijn, wat het rhesusantigeen en rhesusantagonisme zijn en wat de
belangrijkste aspecten van een bloedtransfusie zijn
 Hoe het lichaam het vochtgehalte reguleert
 De volgende begrippen kennen: osmotische druk en de colloïd-osmotische druk
 Hoe het lichaam de zuurgraad en de temperatuur reguleert
 Wat de kenmerken en eigenschappen van rode en van witte bloedlichaampjes zijn
 Welke witte bloedlichaampjes worden onderscheiden en wat hun functies zijn
 Wat de kenmerken en eigenschappen van bloedplaatjes zijn
 Hoe de aanmaak van bloedlichaampjes in het beenmerg in zijn werk gaat
 Welke soorten immuniteiten er zijn en wat hun respectievelijke functie is
 Wat het mechanisme is van de aspecifieke immuniteit
 Wat het mechanisme is van de specifieke immuniteit
 Wat het mechanisme is van de aspecifieke cellulaire immuniteit
 Wat het mechanisme is van de specifieke cellulaire immuniteit
 Wat het mechanisme is van de aspecifieke humorale immuniteit
 Wat het mechanisme is van de specifieke humorale immuniteit
 De immuunglobuline bouw aanmaak, functie en praktische gebruik bij monitoring
 Wat het rhesusstelsel is en wat de toepassingsgebieden zijn
 Wat het ABO systeem is en wat zijn toepassingsgebied is
 Wat het HLA systeem is en wat zijn toepassingsgebied is
 Volgende begrippen kunnen beschrijven: complement, interferon, fagocytose,
opsonisatie, plasmacellen, CD4 cellen, staafkernige cellen, diapedesis, chemotaxis,
witte thrombus, rode thrombus, koolzuuranhydrase , MHC, Protrombine tijd (PT),
Activated partial tromboplastine tijd (aPTT), stollingstijd (INR)
 Een basis bloed analyse kunnen interpreteren

1

,  Bloedanalyse in de dagelijkse praktijk van een vroedvrouw kunnen situeren,
toepassen en interpreteren




Bloed
1. Samenstelling bloed

2

, Bloed
= vloeibaar bindweefsel met een unieke samenstelling

Functie bloed
 Transportsysteem
 Zuurstof en (voedings)stoffen aan weefsel leveren
 Afvalproducten afvoeren

Bloedvolume verschilt tussen man en vrouw (procent niet kennen)
 Man: 7-8 % van lichaamsgewicht
 Vrouw: 6,5 % van lichaamsgewicht
 dit komt doordat er gemiddeld meer vetgewicht is bij vrouwen

Samenstelling bloed
 Plasma
o Organische bestanddelen: glucose + eiwitten + vetten
o Anorganische bestanddelen: natrium, kalium, …
 Bloedcellen
o Erythrocyten (RBC)
o Leukocyten (WBC)
o Trombocyten (bloedplaatjes)

Hematocriet
= hoeveel cellen tov totale volume
 Man: 45%
 Vrouw: 40%

1.1. Serum vs plasma !!!

Bloedplasma Bloedserum
= bloed zonder cellen (RBC, WBC & bloedp) = bloed zonder cellen & fibrinogeen

Bloedserum + fibrinogeen + Ontstaat uit bloedplasma wanneer bloed
stollingsfactoren stolt




3