Onderzoek en behandeling: Palpatie WERVELKOLOM
Bot- en bandstructuren
Processus spinosi:
Uitgangspositie: Patiënt zit neer en jij kan ernaast zitten. Terwijl je de cervicale wervels palpeert
kan ze zijn hoofd vasthouden. Al zijn de processus spinosi van C2, C3 en C4 maar goed te paleren
indien de nekspieren ontspannen zijn. Hiervoor is buiklig de beste uitgangshouding.
Indien je de processus spinosi niet goed kan zien kan je de patiënt vragen om in zit voorover te
buigen, daardoor worden deze beter zichtbaar.
Begin vanaf het ligamentum nuchae, deze hecht aan op het occiput en loopt helemaal loodrecht
naar onder. Onder het occiput voel je eerst een kuiltje: C1 (atlas) heeft geen processus spinosus
dus die kan je niet voelen, je begint vanaf C2 (axis). C7 is de laatste nekwervel en normaal steekt
deze het meeste uit naar dorsaal.
Zet telkens een streepje ter hoogte van de tussenruimtes, de disci vertebralis, niet ter hoogte
van de processus spinosi. Zet je vinger op de lijn en palpeer naar boven ter controle.
Differentiatie C6/C7: extensietest: C6 zal naar binnen schieten terwijl C7 blijft steken.
Differentiatie C7/T1: rotatietest: C7 zal meebewegen, T1 blijft steken.
Je hebt 12 thoracale wervels en 5 lumbale wervels. Daarnaast heb je het os sacrum met 5
sacrale wervels die aan elkaar vasthangen. Daaronder heb je 3 vertebra coccygealis, deze kan je
niet palperen. Je hebt in totaal 24 afzonderlijke wervels.
Differentiatie L5/S1-S2: ante- en retroversie bekken: S1-S2 zullen niet afzonderlijk bewegen
want dit is 1 geheel.
Herkenningspunten (deze gelden in rechtopstaande positie):
T3/T4: spina scapulae
T7: angulus inferior scapulae
L4/L5: christa illiaca
S2: SIPS
Processus transversi:
Alleen de processus transversus van C1 is rechtstreeks palpabel: tussen de mandibula en de
processus mastoideus in de diepte palperen, pijnlijk punt. C2 bevindt zich 1cm onder de
processus mastoideus. De processus transversi van C2-C6 zijn indirect te palperen doorheen M.
Sternocleidomastoideus. Je moet wel voor de M. Trapezius blijven. De processus transversi
worden meer prominent bij homolaterale flexie van het hoofd.
Ook processus articularis van de nekwervels moet je kunnen palperen, lateraal van de
processus spinosi.
1
Onderzoek en behandeling: Palpatie WERVELKOLOM
Bot- en bandstructuren
Processus spinosi:
Uitgangspositie: Patiënt zit neer en jij kan ernaast zitten. Terwijl je de cervicale wervels palpeert
kan ze zijn hoofd vasthouden. Al zijn de processus spinosi van C2, C3 en C4 maar goed te paleren
indien de nekspieren ontspannen zijn. Hiervoor is buiklig de beste uitgangshouding.
Indien je de processus spinosi niet goed kan zien kan je de patiënt vragen om in zit voorover te
buigen, daardoor worden deze beter zichtbaar.
Begin vanaf het ligamentum nuchae, deze hecht aan op het occiput en loopt helemaal loodrecht
naar onder. Onder het occiput voel je eerst een kuiltje: C1 (atlas) heeft geen processus spinosus
dus die kan je niet voelen, je begint vanaf C2 (axis). C7 is de laatste nekwervel en normaal steekt
deze het meeste uit naar dorsaal.
Zet telkens een streepje ter hoogte van de tussenruimtes, de disci vertebralis, niet ter hoogte
van de processus spinosi. Zet je vinger op de lijn en palpeer naar boven ter controle.
Differentiatie C6/C7: extensietest: C6 zal naar binnen schieten terwijl C7 blijft steken.
Differentiatie C7/T1: rotatietest: C7 zal meebewegen, T1 blijft steken.
Je hebt 12 thoracale wervels en 5 lumbale wervels. Daarnaast heb je het os sacrum met 5
sacrale wervels die aan elkaar vasthangen. Daaronder heb je 3 vertebra coccygealis, deze kan je
niet palperen. Je hebt in totaal 24 afzonderlijke wervels.
Differentiatie L5/S1-S2: ante- en retroversie bekken: S1-S2 zullen niet afzonderlijk bewegen
want dit is 1 geheel.
Herkenningspunten (deze gelden in rechtopstaande positie):
T3/T4: spina scapulae
T7: angulus inferior scapulae
L4/L5: christa illiaca
S2: SIPS
Processus transversi:
Alleen de processus transversus van C1 is rechtstreeks palpabel: tussen de mandibula en de
processus mastoideus in de diepte palperen, pijnlijk punt. C2 bevindt zich 1cm onder de
processus mastoideus. De processus transversi van C2-C6 zijn indirect te palperen doorheen M.
Sternocleidomastoideus. Je moet wel voor de M. Trapezius blijven. De processus transversi
worden meer prominent bij homolaterale flexie van het hoofd.
Ook processus articularis van de nekwervels moet je kunnen palperen, lateraal van de
processus spinosi.
1
Onderzoek en behandeling: Palpatie WERVELKOLOM